Schroeven

Zie je die schroeven? Wat zijn ze lang, hè? Wel tien centimeter.
Ze komen uit de heup van mijn moeder.

Tijdens kerstnacht is Oma Kakelbont zich een breuk gevallen, en sinds die tijd heeft het alleen maar tegengezeten. Na vijf dagen ziekenhuis moest ze naar een revalidatiecentrum. Op internet wordt dat omschreven als een lustoord: “Op een unieke locatie aan een prachtige oude polderweg, verblijft u in een monumentale boerderij, die past in de ambiance van de omgeving.” Amen. Vervolgens sommen ze op wat zich voor moois op loopafstand bevindt. Op lóópafstand! Stelletje valse nichten. M’n moeder kon van pijn niet eens rechtop staan.

Om naar huis te mogen, moest Oma trappen kunnen lopen. De fysio liet haar tweemaal per dag zware arbeid verrichten en joeg haar elke beschikbare trap op. Mijn moeder wilde koppig zijn, en zette haar beste beentje voor – in dit geval haar rechter – maar die pijn! En de wond wilde niet dicht…

Thuis begon de ellende pas goed: er zat een luchtje aan de wond. Zowel in het ziekenhuis als het lustoord was over de infectie heen gekeken. De wond was zo diep, je hele middelvinger paste erin. Tweemaal daags spoelde verpleegkundige Tanja van de Thuiszorg de wond schoon, en mijn moeder vond het een lekker gevoel… als de pijn wegtrok.

De wond werd groter en de pijn nog erger. Tanja belde de huisarts, die de chirurg belde. “Ga eerst zelf maar kijken,” zei de chirurg. De huisarts stuurde een knechtje met fototoestel, en het antwoord van het ziekenhuis luidde: “We kijken het nog even aan, en ach ja, pijn hoort bij het proces.”

Tanja vertrouwde het nog steeds niet en belde rechtstreeks de chirurg. Hij was pissed. Met Gods gratie mocht mijn moeder naar het ziekenhuis komen. Pas bij het volgende ziekenhuisbezoek besloot de chirurg verder te kijken dan zijn stethoscoop lang was, en liet  een foto van de heup maken. Wat bleek? De schroeven hielden de breuk niet. Het zaakje was aan het verzakken.
Mijn vader belde de fysio van het lustoord af.
“Heeft uw vrouw misschien een lage pijndrempel?” informeerde deze belangstellend.
Zachtjes binnensmonds grommend, legde mijn vader uit dat Oma zich niet mocht bewegen en opnieuw geopereerd moest worden.

Afgelopen maandag heeft m’n moeder een kunstheup gekregen, en gisteren is ze vertrokken naar het lustoord. Ze kan nog niet huppelen, maar er zit nu al letterlijk en figuurlijk vooruitgang in!

Post!

Zij en ik kennen elkaar nog maar kort in Blogland. Ongetwijfeld denkt zij dat ik een aardig mens ben, en is ze zich niet bewust dat er in mij – zoals Tagrijn eens in een reactie schreef – een mens met een sadistisch trekje schuilt.

Op haar blog stond een tijdje terug een foto van een gezellig postpakketje. “Sow,” reageerde ik, “voor zo’n pakje in mijn brievenbus doe ik een moord.” Ze antwoordde dat ik geen moord hoefde te plegen; ze wilde me zelfs best met iets leuks verrassen. Inhalige hebberd die ik ben, wist ik niet hoe snel ik moest reageren. Vanaf het moment dat ik wist dat er aan gewerkt werd, stalkte ik de postbode.

Toen ik PLOP! op de mat hoorde, wist ik dat het zover was, en trok ik een sprint naar de voordeur. En ik bleef uitpakken! De gulle geefster heeft er werk van gemaakt en er iets ingestoken wat een mens tegenwoordig bijna niet meer heeft: tijd. Ze heeft er zelfs een beetje geluk voor me ingestopt. Zie je het zitten? Ik wel!
Debby, mijn dank is hartstikke groot 😀

Hallelujah!

Het is volbracht: Kinds ProfielWerkStuk is af! Dat het ooit zo ver zou komen hadden haar vader en ik niet durven dromen. Het begon vorig jaar in de vijfde klas al met het kiezen van het onderwerp. Twee dagen voor ze dat samen met de te beantwoorden hoofdvragen op school moest indienen, had Roos nog geen idee waar zij een bouwlamp op wilde richten. Lief en ik googleden dat het een aard had, maar ze reageerde lauw op elk voorstel.

‘Wat vind je interessant?’ vroeg haar vader.
‘Nou, helemaal niks,’ antwoordde Kind gemotiveerd.
‘Houd het over de ouderenzorg,’ spoorde Lief haar aan, ‘Actueel en veel informatie over te vinden.’ Meelevend bedacht ik een titel: “Hebben ouderen een toekomst?” Nou, wat Roos betreft de jeugd in elk geval niet. Tezamen met een no future-achtige blik, leek er een geestelijke afwezigheid over haar te komen.

Bij gebrek aan beter diende ze het onderwerp toch in, waarna haar gewortelde afkeer van dwingelarij geen weerga kende. Degene die het schriftelijke strafwerk van 120 uur kinderarbeid  bedacht had, wenste ze dagelijks toe dat zijn boterham met de besmeerde kant op zijn haar terecht mocht komen.

Regelmatig hielden Lief en ik een aansteker onder Roos’ billen, zodat struikelend de volgende deadline werd gehaald. In de tussentijd deed ze zoveel mogelijk haar best niet aan haar PWS te denken, en klampte ze zich met chronisch optimisme vast aan elk hoogtepunt in haar leven.

Ergens kwam het toch nog goed.
Alles komt in het werkstuk aan bod: liefdadigheidshofjes, vadertje Drees, de pensioenen, het kangoeroehuis, verzekeringen, e-Health, de onstabiele economie… Roos ging vorig jaar naar een speciaal congres, en kreeg het kortgeleden voor elkaar een hoogleraar van het Erasmus te interviewen.

Ik mocht het werkstuk lezen corrigeren, haar vader alles printen, en nu het af is, voelen we ons dertig kilo lichter. We zijn benieuwd welk cijfer we Roos ervoor krijgt en leunen verlekkerd achterover. Even maar, want de volgende hobbel dient zich alweer aan: het derde tentamen. Voorlopig maakt Kind zich meer druk om haar afbladderende nagellak dan haar eindexamen.

Een pissige groene man

Het haasje

 

Van top tot teen in het groen gestoken, en met modder op zijn laarzen tot halverwege de schachten, kijkt hij een tikkeltje nors voor zich uit. Of zou het gewoon de kou zijn? Ik waag het erop. ‘Nog wat geschoten vandaag?’ Een ogenblijk kijkt hij me taxerend aan, dan worden we afgeleid door een vlucht ganzen die in een perfecte V de rivier over vliegen. Boven het motorgeronk van de pont uit horen we hun gegak.

‘Ik vraag me altijd af waar ze het over hebben,’ zegt de groene man.
‘Over grazige weiden en hun GPS,’ spreek ik hardop mijn gedachten uit. We kijken de ganzen na tot ze uit het zich verdwenen zijn.

Als hij me weer aankijkt, is de kou uit de lucht, pakt de man zijn camera, en houdt een afbeelding voor mijn neus. Ik zie een kauwtje dat brutaal opkijkt tijdens het snoepen van een paardenvijg. “Had je wat?” zeggen zijn kralerige oogjes? Ik lach om de bravoure van het beestje.

‘Over schieten gesproken…,’ begint de groene man, ‘vorige week kwam ik een jager tegen die twee hazen had geschoten.’ Mijn bloeddruk stijgt in de wetenschap dat dat maar mag tot en met 31 december mag.
‘Dat is verboden, dan is het rammeltijd,’ kan ik niet nalaten te zeggen.
Precies! Hij was dan ook flink pissig geweest, en had zin in een conflict. “U bent in overtreding,” had hij gezegd. De jager had hem met grenzeloze zelfingenomenheid uitgelachen. Hij had de hazen op eigen grond geschoten, niemand die ‘m iets kon maken, en als hij  een foto van hem zou proberen te maken, zou hij z’n camera mollen. Daarna had de jager de hazen achteloos in de kofferbak van zijn auto gegooid, en was hij de polder weer ingelopen.

De groene man geeft toe dat hij met plezier een ruitenwisser van ’s mans auto had willen breken, maar dan was hij een vandaal geweest. Toch wilde hij wel iets doen, maar waar zijn de rotte eieren als je ze nodig hebt? Er restte hem maar een ding. Zijn gezicht is een mengelmoes van schaamte en trots. Het was wel iets lulligs, geeft hij toe, maar de oplossing diende zich vanzelf aan, omdat hij heel nodig moest, en met veel voldoening had hij over het portier van de jagersauto staan piesen.
‘Droeg de jager handschoenen?’ wil ik weten.
‘Nee,’ zegt de groene man. Met een gna-gna-grijns lopen we de pont af.

Hoe alles toch nog goed kwam

Het wachten op de reparatie van m’n laptop duurde treiterend lang.
Na twee weken liep ik rond met verwachtingsvolle tintelingen: het kon nu niet lang meer duren. Van mijn comateuze apparaatje moest een simpel onderdeeltje vervangen worden, en daarna zou ik weer naar hartenlust kunnen bloggen.

Toen ik thuiskwam na het doen van een boodschap (geen grote), wachtte Roos me bij binnenkomst bovenaan de trap op, en riep luidkeels: ‘Slecht nieuws! Je laptop kan niet meer gemaakt worden, het moederbord is kapot! Vervangen kost 300 euro dus je kan beter een nieuwe kopen.”

De betekenis van haar woorden gingen mijn gevoelstemperatuur te boven. Ik kreeg een tijdelijke bewustzijnsvernauwing, en was bijna van de stress overleden als Roos niet tijdig had geroepen: ‘Als je een externe harde schijf brengt, zetten ze alle foto’s en documenten over.’

Lief stelde me gerust: ik mocht zo lang als ik wilde zijn laptop lenen, maar ik ben in mijn diepste wezen een hebberd en wilde een klapdoos helemaal allenig voor me ègge. Mijn man is te goed om waar te zijn en vervulde mijn wens. Ik ben weer een hysterisch opgetogen vrouw en kan eindelijk mijn blogneuroses weer loslaten op mijn digitale vrienden.