Laptobben

Als de cv aanstond en een Kakelbontje onder de warme douche ging staan, begon de ketel te blazen alsof ie elk moment als een op hol geslagen vuurpijl van de muur kon opstijgen. Een installateur op klossende bergschoenen had een daglang werk aan een nieuwe, en die brandt nu als een tierelier.

Toen de wasautomaat. Het wasgoed kwam er vuiler uit dan het erin ging. ‘Heb je weer zitten kwijlen?’ vroeg Lief aan mij, terwijl hij een shirt met zwarte vlekken omhoog hield. ‘Op jouw 7-mijls onderbroek zeker,’ wierp ik tegen, de lap textiel als een rokje voor mijn lijf houdend, ‘je weet wel beter, schat.’
We hebben het apparaat nog een keer op 90 graden met een flinke berg soda laten draaien, maar vuil bleef-ie. Ach, hij was ook al zo oud, het was beter dat we afscheid namen.

Dingen komen altijd in drieen, en die derde bleek mijn laptop te zijn. Vóór het avondeten zat ik er nog lekker op te roffelen, en na het eten lag-ie ineens in coma. Ik streek ‘m liefdevol over zijn bovenkantje wat ik misschien beter over zijn onderkantje had kunnen doen, sprak ‘m venijnig toe, joeg 220 volt door ‘m heen, haalde zijn accu eruit/erin/eruit/erin, maar hij vertikte het. Zo dood als de Scheveningse Pier. En ik was net van plan om de volgende dag mijn nieuwe verhalen op de externe harde schijf te (laten) zetten. Welgeteld één dag te laat…

Twee jaar lang vertrouwde ik hem mijn diepste geheimen toe, toonde hem mijn foto’s en zeldzame selfies, en wat kreeg ik ervoor terug? De smerige verrader! Mijn liefde sloeg ogenblikkelijk om in haat.
Ik keek mijn huisgenoten lief aan. Ik moest wel. 
‘Tentamens,’ mompelde Kind.
‘Werk,’ zei Man.
‘En ikke dan?’murmelde ik. Ze trokken alleen hun wenkbrauwen op. Echte rotsen in de branding! Maar zodra een van hen de hielen licht, klim ik achter hun dekselse apparaat.

Lief heeft mijn dooie doos naar de reparateur gebracht, maar die heeft het “erg druk. Het kan gerust twee weken duren.” Twéé weken! Vind je het gek dat de wereld verloederd? Heb geduld lieve blogvrienden, dan heb ik het ook (NIET.)

Plassen in de bieb

In de krappe dorpsbieb is het een drukte vanjewelste, en dat komt vooral door een partij stuiterende snotneuzen die ieders zenuwen weten te prikkelen. Met name die van één bibliothecaresse – een vreselijk beroep – wiens verhitte wangen verraden dat ze haar kookpunt nadert. Haar behulpzame bazin maant de kwajongens tevergeefs tot kalmte, en zegt verzoenend tegen haar kokende collega: ‘Nog even, dan is de onweersbui overgedreven en hollen ze weer naar buiten.’ In een adem erachteraan vraagt ze aan drie meisjes aan de leestafel: ‘Hebben jullie zin in een kleurplaat?’ De meisjes – zusjes met vlechtjes – nemen de potloden en kleurplaat gretig in ontvangst, en gaan aan de slag met het kleuren van hun dag.
‘Ze zitten hier elke dag,’ bromt Kookpunt geirriteerd, ‘alsof wij de naschoolse opvang zijn.’
‘Ze vinden het hier gezelliger dan thuis, dat is een compliment,’ weerspreekt de bazin. 

‘Heb je de wc doorgetrokken?’ vraagt het oudste zusje aan de jongste die terugkomt van een toiletbezoek.
‘Nee, vergeten,’ antwoordt ze toonloos.
‘Het hóórt wel,’ zegt de oudste bazig, maar spoort de jongste niet aan tot verdere actie. 

Een schel geluid vult de ruimte.
‘U loopt te dicht met uw boeken langs het poortje, mevrouw,’ vermaant Kookpunt.  Ene mevrouw Kakelbont – met haar boeken al onderweg naar het uitleenpunt – maakt rechtsomkeert en kijkt voldaan als de schellen een tweede maal rinkelen.
‘Ook dat nog…’ somt Kookpunt op in verzuchting, ‘provocerende volwassenen.

Ze kijkt naar de klok. ‘Theetijd,’ zegt ze resoluut, en laat er hardop op volgen: ‘Eerst maar even naar het toilet.’
Een kort moment is het stil, dan roept het jongste zusje op gebiedende toon: ‘En niet vergeten door te trekken, hè!’ 

 

Nieuwjaarswens

Alle lezers bedankt voor jullie reacties op mijn blog. Soms per mail, soms per kaart… Altijd fijn te weten dat mensen meeleven. Ik wens jullie allemaal een prachtig nieuw jaar toe met veel liefde, geluk en een goede gezondheid…Proost!

 

Schuiven

Zo heb je niets en zo heb je iets. Danste mijn moeder vorige week nog met mijn vader de tango,  uitgerekend in kerstnacht maakte ze thuis een slippertje. Ze kon niet meer op of neer van de pijn, maar wilde van geen dokter weten. “Laten we het nog even aankijken,” hield ze mijn vader voor, “misschien wordt de pijn straks minder.” Na een uur vond m’n vader het welletjes, belde de HAP en anderhalf uur later werd m’n moeder – voorzien van een dosis lachgas- in een ambulance geschoven. 

In het ziekenhuis werd een foto gemaakt en concludeerden ernstig kijkende mannen dat ze haar heup gebroken had. Nog dezelfde dag werd ze geopereerd. Ze heeft geboft: de dijbeenkop is niet afgebroken zodat er  “alleen maar” twee schroeven in haar bovenbeen gedraaid hoefden te worden.

Vers uit de verkoeverkamer en groggy van de pijnbestrijding, lag ze afgepeigerd in het ziekenhuisbed. Wat zag ze er broos uit. Haar gezicht zo wit als de deken waar ze onder lag.
‘Hoe gaat het?’ vroeg ik.
‘Niet zo lekker, hoor,’ zei mijn vader.
Het mensje is ook zo’n ongeluksvogel. Ze hoeft maar ergens naar te kijken of het springt in haar oog.

Meteen de volgende dag werd ze al uit bed geplukt om oefeningen te doen. Achter een looprek schuifelt ze voetje voor voetje een stukje over de ziekenhuisgang. Ze houdt zich kranig, maar de pijn slurpt al haar natuurlijke vrolijkheid op.

Heel de familie Kakelbont duimt dat ze snel weer naar huis mag, en niet naar een revalidatiecentrum hoeft. Het jaar struikelt zich naar een einde en mijn moeder kan de oliebollen thuis bij wijze van spreken al ruiken… Gelukkig is ze niet het typje dat lang het hoofd laat hangen. Haar glas is altijd halfvol, en is het eens een keertje wat leger, dan giet ze het over in een kleiner glaasje. Laat haar maar schuiven! De tijd moet er alleen nog een beetje overheen… Lieve mam, zet je beste beentje voor!

Vallen en opstaan

Regendruppels roffelen tegen het keukenraam. Buiten ziet het er mistroostig uit. Al weken ligt de straat open, en is de buurt veranderd in een bouwplaats met bergen zand, puin, bielzen, stoeptegels, pallets, borden, hekwerk, dixies en vorkheftrucks. Het beetje verkeer slalomt stapvoets tussen het laatste stukje overgebleven ruimte door.

In huis hangt ook een lagedrukgebied. De drukte buiten zit ook in mijn hoofd dat aanvoelt als een draaikolk. Ik kan best lekker zwemmen, maar hoe hard ik ook zwem: ik kom geen meter voor- of achteruit, en heb het gevoel alsof ik ieder moment kopje onder kan gaan.

Gelukkig heb ik Bella. Als ik wenend in de keuken theedrink, ontpopt mevrouw Konijn zich als de A-team in haar eentje. Met haar ouwe lijf komt ze in een bewonderenswaardig tempo vanuit de woonkamer de keuken in gegaloppeerd en trekt daar in een vloeiende beweging eerst de theedoek en daarna de handdoek van het handdoekenrekje. Vervolgens holt ze brommend een rondje om mijn voeten, hapt in mijn broekspijpen, en als dat niet het gewenste resultaat oplevert, bijt ze in m’n sok om even later zachtjes in een teen te knabbelen. Uiteindelijk schiet ik altijd weer in de lach. Dat komt goed uit, want van meneer Gupta moet ik veel lachen.

Zijn programma zit goed in elkaar. De berg dvd’s staat vol uitleg en technieken om van mijn vermoeidheid af te komen, en ik ben nog niets tegengekomen waar ik niet achtersta of me niet in kan vinden, maar resultaat laat helaas nog op zich wachten. Soms lijkt het even te gloren in de verte, of om vast in de kerststemming te komen: dan “daget het in het Oosten,” maar het licht schijnt duidelijk nog niet overal. Maar ik houd vol, want ik heb veel te winnen.

Ik begin weer met bloggen, want daar heb ik zin in. Verhalen kruipen waar ze niet gaan kunnen, en ik wil ze gewoon kwijt. Laat ik nou van meneer Gupta vooral veel léuke dingen “moeten! Dus maak je veiligheidsriem maar vast, want ik steek weer van wal.

Bedankt voor jullie lieve reacties, sms’jes, en kaarten. Ik koester ze stuk voor stuk!

Liefs Kakel