Een apart mensch

De deur zwaait open en een meneer in een lange, witte jas roept verheugd: ‘Mevrouw Kakelbont, daar bent u weer!’ Hij spreidt er zijn armen bij alsof ik de verloren gewaande zoon ben. Lachend loop ik naar ‘m toe.

Binnen in de spreekkamer geef ik hem een cadeau in liquide vorm.
‘Alstublieft,’ zeg ik, ‘nog van harte met uw 80ste verjaardag.’
‘Ketel 1! Hoe weet u dat dat mijn favoriete merk is?’ roept hij blij. ‘Ik ga niet zeggen dat u dat niet had hoeven doen, haha! Dank u wel, mevrouw, ik zal ‘m leegdrinken op uw gezondheid.’

Terzake.

Mijn vermoeidheid wordt veroorzaakt door een depressie. Het probleem is dat bij mij medicijnen onvoldoende werken.
‘Ongelofelijk,’ zegt de arts, ‘dat van deze hoge dosering zo weinig in uw bloed is terug te vinden. U bent een apart mens. Maar ja, hier komen alleen mensen waar de wetenschap geen raad mee weet.’

Ondertussen ben ik wel ziek van de bijwerkingen. Op verzoek som ik mijn klachten op en een mistige wolk drijft voor mijn ogen. Ik moet naarstig mijn neus snuiten, heb geen zakdoek bij me en zit aan de zoom van mijn tuniek te denken, maar de dokter is me voor.
‘Hier, neemt u mijn zakdoek maar. Die neem ik speciaal mee voor verdrietige meisjes.’ Normaal gesproken vind ik dergelijke opmerkingen denigrerend, maar van deze man kan ik het hebben. Aarzelend pak ik de schone snotlap aan. ‘Kom kind, snuit ’t eruit,’ moedigt hij me aan.

Ik ga akkoord de dosering van mijn medicijn voor de laatste keer op te schroeven, ook al wordt dat doorbijten thuis.
Tot slot mag ik nog even bloed laten prikken door een assistent. Arm in arm loopt de dokter met me mee naar het prikhok en terplaatse vleit hij me in een stoel. ‘Uw zakdoek krijgt u de volgende keer schoon terug,’ beloof ik, maar oh nee, daar wil de beste man niets van weten. ‘Geef maar terug mevrouw. Uw neus is mijn neus.’ Hij pakt de zakdoek aan, propt ‘m in zijn broekzak, en verzekert me dat alles goed komt. Ik geloof hem nog ook.
Buiten schijnt de zon. Daar ga ik om te beginnen maar eens een voorbeeld aan nemen.

Aangereden hond

Nou, ik ga maar gewoon verder bij waar ik gebleven was: de vakantie.

De eerste nacht in den vreemde schoot ik rechtovereind in bed. Buiten – ergens dichtbij – hoorde ik een hevig gekerm. Het klonk als een jammerend dier. Het kon niet anders zijn dan het gehuil van een aangereden hond. Niet dat ik een dergelijk geluid eerder heb gehoord, maar zo zou een aangereden hond ongetwijfeld klinken.

Het gejank klonk hartverscheurend en sneed door mijn merg en mijn been. Arm, arm beest… Zou zich iemand om hem bekommeren? Ik was in staat het vakantiehuis te verlaten, de dorpsbewoners te mobiliseren en het nummer van de plaatselijke dierenambulance te bellen, maar aangezien ik daar geen hond kende, en minimaal Frans spreek, sloeg dat nergens op. Gedesillusioneerd bleef ik zitten in bed.

Onverwacht ging het gejank over in een raspend gereutel en zware hoestgeluiden, die me deden denken aan oude mannetjes. Ik vond het allemaal een beetje ingewikkeld worden in mijn slaaphoofd. Totdat een zware rochel gevolgd werd door een luid en duidelijk: iii-aaa! iiiI-aaa! iii-aaa!
Was dat niet…? Ja, dat was het geluid van een ezel. Het gebalk hield aan, en een tweede ezel zette in, als ware het een canon.

Nom de dinges! Had ik me in de luren laten leggen door dat stelletje prehistorische rendieren van de buren. Hadden die ezels ’s nachts niets beters te doen? Slapen of zo? De korstjes brood konden ze wat mij betreft op hun harige buik schrijven.
Ik liet mezelf weer achterover vallen. Gerustgesteld, maar vooral klaarwakker…

Tourpakket

 

Zeg nou zelf: wat is geld op de bank als je er fijne dingen mee kunt kopen? Gisteren viel met een gelukzalige BONK! het Tourpakket op de mat.
Ik stop met schrijven, want ik moet lezen.

Hemelsbreed verschil

Schrijfuitdaging WE-300 van Plato met als thema: lezen.

Met de broekspijpen avontuurlijk opgerold, stappen zijn voeten over het schelpenpaadje. Af en toe maakt het pad een flauwe bocht. Dan pakt zijn kleine broertje zijn hand vast en wriemelt zijn zusje haar hand in de zijne, waarbij het emmertje in zijn hand onhandig tegen hun benen bonkt.

Hij heeft kriebels in zijn buik want papa heeft hem een verrassing beloofd. Een verrassing die hij gisteren bij toeval op het strand ontdekte. Hij kan ‘m niet meenemen naar huis, maar zal hem wel iets leren over de baan van de aarde om de zon. Alles wat met planeten te maken heeft, vindt hij super, helemaal omdat deze maand ’s nachts in Zweden de zon blijft schijnen. Hij zou dat zó graag eens willen zien! Het liefst zou hij hard gaan hollen.

Het pad gaat over in rul zand. Helmgras kietelt tegen zijn benen. ‘Kom,’ moedigt papa hem aan, ‘je bent er bijna!’
Opgetogen pakt zijn vader zijn handen vast en legt ze tegen een warme, ruwe rots. ‘Dit is een rotstekening van het zonnestelsel in het jaar 2000, en hier in het midden – waar je een bobbel voelt – is de zon.’

Terwijl hij nog hijgt van de inspanning, volgen zijn vingertoppen aandachtig de zon en de groeven in de rots. Zijn hart gaat er sneller van kloppen. Deze groeven maken voor hem een hemelsbreed verschil. Niet alleen leren ze hem iets over de baan van de planeten om de zon, maar ze leren hem ook iets over hemzelf.

Van opluchting slaakt hij een diepe zucht. Met zijn hoofd omhoog naar de warmte van de zon, en de zoute zeelucht in zijn neus, lacht hij een stralende lach. Ineens ziet hij niet meer op tegen zijn nieuwe school met dat hele moeilijke vak. Nee, hij kan alleen nog maar uitkijken naar de lessen in dat o zo ingewikkelde geheimschrift dat braille heet.

Spuuglelijk

Wat een rot bord! En nog spuuglelijk ook. Wacht, ik laat het Vriendin meteen even weten. Ik pak mijn telefoon en sms:” …k.utbord…” Kort maar krachtig, want eerlijk = heerlijk. Zo, en kijk eens aan, ik krijg ogenblikkelijk antwoord terug: haar Lief informeert of het wellicht verstandig is om mijn sleutel van hun huis terug te vragen. Tsss, die heb ik helemaal niet nodig.

Als er kijkers komen, stook ik mijn huisgenoten op en gaan wij ons van onze meest slechte kant laten zien. We zetten de stereo op tien en gaan in ganzenpas klossend de trap op- en aflopen. Het geblaf dat ik tegen die tijd van buufhond Billie heb opgenomen, spelen we in versneld tempo af, we blazen op de vuvuzela tot de ruiten ervan trillen, en gooien eieren stuk tegen het keukenraam. Laat dat maar aan ons over! Nieuwe buren onder ons twee-onder-een-kap-dak? Liever niet.

Onverwacht krijg ik zo’n goed idee, ik sta wederom versteld van mezelf. Zodra Vriendin haar hielen naar haar strandhuis licht, pak ik een groot wit laken uit de kast, hang het buiten over het bord van de makelaar, en sjor het aan de onderkant vast. Hoopvol gestemd loop ik naar Vriendins Moeder. Mevrouw S.uze is volledig te porren voor mijn plan en belooft in het dorp het praatje rond te strooien, dat wij de meest vreselijke buren zijn om naast te wonen. Dat zal belangstellende nieuwe eigenaren toch wel afschrikken…?

…want ik wil niet dat Vriendin weggaat. Ze is mijn langste en liefste Vriendin ooit, boehoehoe! Maar vooruit, als zij denkt gelukkig te worden van wonen in Frankrijk dan is het haar van harte gegund. In de tussentijd troost ik mezelf met de gedachte dat ik vast kan wennen aan het idee, want het is een héél ongunstige tijd om een huis te verkopen 🙂