De zuipschuit

Keek op de week (143)

Uit de categorie: #RarePlaatsnamen

Reed op fietspad. Echtpaar stond aan kant, en man gebaarde mij te stoppen. ‘Mevrouw, wij zijn verdwaald.’
Daar hoeft hij mij toch niet mee lastig te vallen?
‘Waar wilt u naar toe?’
‘Naar de Meije.’
‘U fietst rechtdoor, neemt de tweede weg rechts, en aan het eind gaat u weer rechts. En dan fietst u tegen de Meije aan.’
Man keek alsof ik leugendetector had bedrogen. Alsof Meije links lag en ik hem verkeerde kant opstuurde, net zoals Rotterdammers in vorige eeuw dat met Duitse toeristen deden.
‘Hoe veel kilometers is het?’ wilde man weten.
‘Sorry meneer, dat weet ik niet.’ Woon daar maar 60 km vandaan, hè?
‘Hendrik, laat gaan! We weten nu hoe we moeten fietsen,’ riep zijn verstandige vrouw.
‘Waar komen we precies uit?’ hield kerel vol.
‘Als u op de Meije paar honderd meter naar links rijdt bij eetcafé de Halve Maan. En dáár – wees ik naar rechts – staat Pietje Potlood (watertoren van Meije.)’
Opluchting droop van kerels gezicht.

Droeg vanwege tropische temperaturen nieuw luchtig zomerjurkje. Ging koken en vis bakken.
Doe schort voor, zei ik tegen mezelf. Niet luisteren, natuurlijk.
Daar had je het gelazer. Vis was klaar, prikte deze aan vork. Blijkbaar leefde vis nog en spartelde terug in pan naast soortgenoot. Vetspetters all over the place: op kookplaat, tegels, en vloer. En op zomerjurkje. Raar maar waar. Riep hard drieletterwoord.
Terwijl ik vlekken van vloer depte, kwam Man aangesneld en riep: ‘Wat nou weer?’
Joris aanschouwde vlekkeninvasie. ‘Het is ook altijd dezelfde, hè?’ wreef hij erin.
‘Jij bakt alleen kreukelfriet.’
Onaangedaan riep Joris: ‘En oliebollen!’
Daar had hij een punt.

Pakte tang uit schap, greep er broodje mee vast en stopte dat in wasbare zakje. Broodje nummer twee viel voor mijn voeten op de grond. Raapte broodje op en legde het op broodbalie.
Zei: ‘Heb deze per ongeluk op grond laten vallen.’
Jongeman – lang, bleek, acné – keek verveeld.
Snap dat puber er opwinding niet van afzag.
Hij graaide broodje weg en smeet het richting afvalbak. Naast! Keek weifelend naar mij.
‘Geef jezelf nog een kans!’ moedigde ik hem aan.
Raak!

Opende keukenla en daarna blauw doosje: leeg. Staarde in shock naar leegte. Mijn nachtbeugel pleite. Oh mijn godin! Heb vaak nachtelijke ruzie met onding. Droom dan dat ik mond vol drop heb en/of niet kan praten. Word ik ’s ochtends wakker, ligt beugel onder kussen of op de grond. Heb er ’s nachts eens opgestaan maar hondenreflex redde me: voel ik iets onder mijn voet, véér ik omhoog omdat ik denk dat het poot van Rosa is. Hond ligt aldoor achter me. Zou bijna denken dat het liefde is.
Rende naar boven. Voelde in donker onder kussen, tastte matras af. Voelde onder bed en nachtkastje.
‘Wat ís er?’ vroeg Joris op ergerlijke toon. Hij lag reeds op een oor.
‘Ben mijn beugel kwijt.’
‘Niet joh! Die ligt in een kopje in schoonmaakazijn op het aanrecht. O, vrouwtjes!’ zuchtte hij
op tóón.
Waarom was ik daar zelf niet opgekomen? Kopje op aanrecht stond nota bene voor mijn neus.

Ben tot ontdekking gekomen dat ik zuipschuit ben. Fietste in bloedhitte 120 km. Prima te doen, zolang je niet stopt. Goddank had ik op terugweg tegenwind, anders was ik gesmolten. Heb onderweg 2 ¾ liter alcoholvrij vocht gedronken. Nul keer gepiest. En thuis direct aan het kraanwater. Koel, delicaat kraanwater.

Arme koeien

Er zaten zeven kikkertjes…

KodW.142

De polder

Zijn naam is Oleg en hij komt uit Noorwegen.
Hij zag me bidon vullen bij Fort Everdingen en stopte. Een glimlach met pretogen en ongeschoren baard. Was op slag verliefd. Op zijn fiets: een knalblauwe Pinarello F5 105. Hij keek naar mijn eveneens Italiaanse racepaard, en zei: ‘We are family.’
Zo snel gaat dat niet, vriend.
Hij had afgelopen tien dagen 1400 km gefietst, maar “no hurry” en is onderweg naar Zuid-Frankrijk. Twee fietstassen achter (met tent, slaapzak en kookspullen.) Dat was alles. Mijdt steden en doorgaande wegen. Jaloersmakend.
No gps?’ vroeg ik hem.
You neither,’ lachte hij.
Zei dat ik daar te eigenwijs voor ben.
‘Me too. Planning is boring. I want to feel free.’
Een geestverwant!
Gesprek ging als pingpongballen alle kanten op. Fietsen, vakanties, allebei een dochter met rood haar, breedte fietsbanden, boeken, wel/geen schijfremmen, tandwielen, zelfde bouwjaar, muziek. Zijn moeder en grootouders waren Nederlands en “iek ken kienderliedjes.” Zo kwam het dat wij tijdens passeren van sluizen bij Hagestein ‘Er zaten zeven kikkertjes al in een boerensloot zongen.’ Eerst beschroomd, later uit volle borsten want wie deed ons wat?
Over de Viaanse brug aten we wat op bankje.
Wat ik onder mijn helm droeg?
‘Een boerenzakdoek.’
‘When i was a kid my granddad used to have one.’
Toverde schoon exemplaar uit zakje wielershirt en gaf het hem.
Helm af, boerenzakdoek om zijn hoofd. Helm op. Niets meer aan doen.
Toch een beetje familie.

Ging naar Erasmus voor longfunctieonderzoeken. Moest cowboylaarsjes uitdoen en op weegschaal gaan staan: 65 kg. Daarna langs meetlat: 181 cm. Stapte naar voren, riep: ‘Au!’ en bukte.
‘Heeft u zich pijn gedaan?’ informeerde verpleegkundige.
‘Ja, mijn sok,’ zei ik bloedserieus, en riep ontsteld: ‘Er zit een gat in mijn David Bowie-sok!’
Draag ze zelden want vind dat zonde en nu zit er een gat in. Had ik vanochtend nou maar paar van Joris’ sokken aangetrokken.
Heb sok gehecht maar blijft litteken.

Klant voor me deed diepgravend onderzoek. Helft van wijsvinger verdween in haar reukorgaan, waarna opbrengst met aandacht werd bekeken.
Drogistmedewerkster Corry wisselde blik van afgrijzen met mij. Ze herstelde zich snel. ‘Wilt u een tissue?’ vroeg ze aan klant en haalde doos onder toonbank vandaan.
‘Nee, ik wil pinnen,’ zei klant op zeurtoon.
Aldus geschiedde.
Simultaan keken wij klant na.
‘Wat een smeerkezerij! Mensen schamen zich tegenwoordig nergens meer voor,’ zei Corry rillend. ‘Ik heb niets aangeraakt maar neem toch een druppel. U ook?’ Ze pakte flacon desinfecterend middel, deelde druppel uit en wij wreven ons in de handen.
Corry kon de neuspeuterende klant niet verwerken.
‘Neem een Valdispert van jezelf,’ wees ik naar haar eigen voorraad. ‘Het is niet te hopen dat ze je met die vinger een kaartje stuurt als ze boven is.’
Corry – slap van de lach – hield zich met twee handen vast aan toonbank.
‘Zal ik je de rollator brengen (een show-model, red.) dan kun je er bij gaan zitten?’
‘Hoeft niet,’ schaterde ze, ‘lachen is het beste medicijn. En leve de uitvinder van het contactloos pinnen!’
Daar namen we nog een druppel op.

Joris heeft korte vakantie.
‘Ga je doen?’ informeerde ik.
‘Heel de dag achter mijn vrouw aanlopen.’
‘Koop dan maar een scooter, want ik ga fietsen.’

Erasmus MC

Mevrouw Van Dale wacht op antwoord

Foto: Pixabay.com

‘s Avonds tijdens het tandenpoetsen, kijk ik door het keukenraam. Op hetzelfde moment komt een scooter aanrijden. De bestuurder springt ervan af, gooit zijn hoody over zijn hoofd, rent een stuk naast de scooter mee, en parkeert het ding tegenover ons huis op de stoep. Op een holletje gaat de berijder ervan door.

De volgende ochtend staat de scooter er nog.
Zelfs nog aan het eind van de middag. Vreemd. Zo’n apparaat haal je toch zo snel mogelijk op?
Buiten tref ik de buurman. Hij heeft er reeds een deskundig kijkje op genomen, want hij zegt: ‘Hij staat op het stuurslot. Het verbaast me dat-ie er nog staat. In Rotterdam moet je ‘m zo niet neerzetten want binnen een uur staat de politie op de stoep.
Maar ja, wij wonen in een rivierdorp.

De volgende ochtend zijn het windscherm en zadelsteun van de scooter verwijderd.
Ik maak een foto van het blauwe nummerplaatje en bel de streekpolitie. Met wat mazzel staat iemand me in een andere provincie vandaag nog te woord.
Jawel, ik tref het! Een bureau op slechts 35 km afstand.
‘Politie Den-Haag. Zegt u het maar.’
‘Er staat een scooter voor mijn deur. Kunt u kijken of deze is gestolen?’ vraag ik, en geef het nummerbord door.
‘Een ogenblik, mevrouw.’
Ik hoor geratel op een toetsenbord en een klik.
‘Hij staat niet als gestolen geregistreerd,’ zegt de agent.
Ik zeg dat ik het ding best in mijn garage wil stallen als de politie contact opneemt met de eigenaar.
Nee, dat kan niet. Logsich. Drukdrukdruk. Ik moet contact opnemen met de handhaving in mijn gemeente.
Een mevrouw bij de gemeente (vijftien kilometer verderop in een ander dorp, want wij zijn verplicht samengevoegd) staat me te woord. Helaas, helaas, ze kan me niet doorverbinden met de handhaving. Die is alleen per e-mail bereikbaar.
Het woord achterlijk komt in me op.
‘Wat wanneer ik oud, ziek, behoeftig, kinderloos en slecht ter been ben, en geen internet en vrienden heb?’
Haar antwoord is even briljant als toonloos: ‘U kunt het opsturen met de post.’
Ik snap het. Binnenkort wordt met de bouw van het nieuwe gemeentehuis gestart en dat kost 32,5 miljoen euro. Er moet ergens op worden bespaard.

Niet afdwalen, ik had het over de scooter.

Drie werkdagen later krijg ik antwoord op mijn mail van de handhaving omtrent de scooter. “Helaas kunnen wij u niet helpen. Wij verzoeken u vriendelijk contact op te nemen met de politie.”
Een gevalletje kluit en riet.
Het hóeft niet meer.
De wielen, het zadel en de standaard zijn ook al verwijderd. Wat rest is een karkas op de stoep. Er is ongetwijfeld nog wel ergens een dorpsgenoot die dat voor een habbekrats naar de oud-ijzerboer wil brengen. Probleem opgelost.

Een fortuin

KodW (141)

Kaart Postcrossing

Bij een laag toerental maakte mijn auto een knarsend en ratelend geluid. Alsof je met je nagels over een schoolbord ging, maar dan harder. Leverde veel bekijks op in dorp. Gaf ik op provinciale weg gas op plank, hoorde je haar niet.
Man reed rondje door buurt. ‘Ik hoor niks.’
Roos stapte in, en zei toen ze terugkwam: ‘Nou Pati, laat je gehoor maar nakijken. Niet normaal. Iedereen keek om. Bij elk dotje gas dat je geeft, krijst die auto het uit.’
Man zei praktisch: ‘Over maand is APK.’
Riep ontsteld: ‘Straks valt mijn auto onder het rijden uit elkaar!’
Joris lachte zo hard, moest zich staande houden aan deurpost om niet om te vallen.

At en sliep vorige eeuw regelmatig bij collega/vriendin in Rotterdam. Zij 30, ik 25.
Keek naar haar tweepersoonsbed.
Ze schaterde: ‘Heb je nog nooit zwart satijnen beddengoed gezien?’
Stapten in bed. En maar kletsen. Zeiden uiteindelijk welterusten.
Peggy liet scheet.
Zei: ‘Snap wel waarom jij voor zwart hebt gekozen.’
Allebei slappe lach. Vertelden moppen. Weer welterusten. Stilte.
Vroeg – fluisterend – na kwartier: ‘Slaap jij al?’
‘Nee, natuurlijk niet. Hé Mir, weet jij of Arie (van de boekhouding, red.) een vrijgezelle broer heeft? Dan wil ik die een keer proberen.’
Proestte het uit.
Enthousiast: ‘Als ze Arie overplaatsen naar onze afdeling, hebben we ’s ochtends iets om naar uit te kijken!’
Kwam niet meer bij.
Waren klaarwakker. Eruit. Weer aan de drank.
Zei: ‘Straks zitten we lazarus op de zaak.’
Peg: ‘Aan jou merken ze het verschil niet. Jij doet altijd raar.’
‘Als jij niet weet wat je moet aantrekken, kan je altijd nog je dekbedhoes omslaan.’
‘Dat ding glijdt bij het opstaan steeds omlaag.’
‘Blijf je zitten. Jij bent toch te lui om koffie te halen.’
‘Ik ben wel je collega, hè?’
‘Alleen onder werktijd. Daarbuiten praat ik niet tegen je.’
Hingen gillend van lach tegen elkaar aan op de bank.
Terug naar bed. Omstreeks half vijf sliepen we. Werden vijf uur gewekt door aanhoudend getoeter van VW-busje.
‘Die buurman aan de overkant kan nooit uit zijn nest komen. Ik hang nog eens een ont-nieter aan zijn bovenlip.’ Geïrriteerd sprong Peggy uit bed. ‘Ik open het raam en scheld hem verrot.’
‘Niet doen! Denk aan je reputatie!’ riep ik. Daarna: ‘Ach, laat maar, het is al te laat.’
Twee uur later zaten we in de tram. Peg: ‘Knap dat die bestuurder rechtuit kan rijden, ik zou het niet kunnen.’
Liepen gearmd en licht zwalkend over straat naar Engelse bank aan Veerhaven.
Koffie drinken. Hadden tijdens werk bij overboeken van bedragen moeite met tellen van aantal nullen. Elke nieuwe telex werd met argwaan onthaald.
We hadden een fortuin maar beseften het niet.

Om mij plezier te doen vervroegde Joris APK. Geluid bleek storm in een plas water.
Monteur zei: ‘Fluitje van cent. Het lag aan het hitteschild. Dat lag los.’
Zei stralend tegen Joris: ‘Dacht dat alleen raketten hitteschild hadden maar nu blijk ik er ook mee rond te rijden.’
Man barstte van het lachen uit zijn voegen.
Overhandigde hem rekening en zei: ‘Jammer, hoor. Had willen zeggen: Ben je eeuwig dankbaar, maar vind bij nader inzien één keer thee zetten wel genoeg.’

Veerhaven – Rotterdam

Poepen op een bankje

Keek op de week (140)

Hart van Dien

Het behaagde Tante Post envelop van Dien te bezorgen. Zaten schoonheden van aquarellen in, zoals een haas. En ik houd zo van hazen! Alleen…alleen…ik was ontzéttend dom. Er zat een opgevouwen servet in met rondom touwtje en briefje gewikkeld: “Vouw me voorzichtig open.” Durf bijna niet te vertellen wat gebeurde. Maakte cadeautje héél voorzichtig open. Echt waar. Dacht dat het vlaggetjes waren. Eenmaal opgeslagen, was het ineens een servet. Had Diens kunstwerk geruïneerd. Tuurde hoe terug te vouwen in originele vorm. Kansloze missie.
Appte verontschuldigingen.
‘Weet je wel hoe ik daar op heb zitten zwoegen, hè?’ reageerde Dien.
‘Sorry, sorry. Wat moest het worden?’
‘Een hart.’ Dien appte foto (zie boven.)
Had ik mijn hersens gebruikt, had ik het kunnen weten, want net zoals Rietepietz Blogqueen is, is Dien Hartenvrouw.
Oh oh, hoe kon ik het goedmaken? Nou, Roos was thuis (-: Zij loerde op Pinterest, pakte servet. Ik een vel keukenpapier en aapte Kind na. Appte eindresultaat naar Dien.
Zijn nog vriendinnen.

Was in Hema op zoek naar soepkommen. Wit. Zonder tiere en zonder lantijnen. Vond ze voor 4,99 per stuk. Draaide kom om: made in China. Zette kom terug. Heb nieuw principe: zo min mogelijk uit China, want meest vervuilende land ter wereld. Man lacht zich gans kapot. Ikea. Leve Ikea! Daar verkopen ze witte degelijke kommen. Riep triomfantelijk naar Man: ‘1,99 per stuk, made in Sweden!’ Does it spark joy? Yes, yes, yes!

Tot voor kort hadden wij een beeldbuis: tv met daarachter bult van minstens 50 cm diep. ‘Die heeft niemand meer,’ sprak Man zuchtend.
Ik was daar trots op.
Joris bestelde grootbeeldscherm met soundbar en kreeg daarbij twee afstandsbedieningen.
Door onvoorstelbare samenloop van omstandigheden stopte na enkele weken de soundbar. Ergo: tv produceerde ook geen geluid.
Joris drukte op diverse knoppen, startte wifi opnieuw, hanneste met verlengsnoeren en prutste aan kabels.
Nul resultaat.
‘Vroeger,’ wreef ik erin, ‘hadden we een tv, je drukte op een knop en alles deed het.’
Joris bromde onverstaanbare lettergrepen.
‘Heb je de stekker al eens uit en weer in het stopcontact gedaan?’ vroeg ik. Tot zover rijkt mijn apparatenkennis.
Man zuchtte en rukte geïrriteerd stekker er uit.
Dat was dat. Want daarna deed hij stekker er weer in en knalde geluid uit soundbar.
Voor nog meer tips van huishoudelijke aard: volg deze blog.

Kwam thuis na fietstocht. Zweet gutste langs mijn wenkbrauwen na lange, warme zomerdag. Dacht na natste julimaand dat dergelijke dagen waren uitgestorven.
Trof Man aan bij voordeur. Zijn blik straalde mij tegemoet. Hij gaf bijna licht. Zo blij had ik hem in jaren niet gezien. Wat bofte ik toch!
Vreugde duurde kort. Wat bleek? Joris dacht huissleutels in broekzak te hebben gestopt, maar dat waren autosleutels. Hij stond net te overpeinzen wat te doen, doch er was slechts één optie: lijdzaam wachten. Stond amper vijf minuten te wachten.
Had ik nou maar extra lusje van 25 km gefietst.
Is grapje!

Waar gaat het naar toe in deze wereld als je hond niet eens meer mag poepen op een bankje?