Appeltje-eitje

Keek op de week (139)

Huis langs de Linge

Stopte in Bleksensgraaf om achteruit inparkerende vrachtwagen voorrang te verlenen.
Opzij stond bord met tekst: “Informatieavond belangstellende.” Zonder meervouds-n.
Geen avond voor doelgroep.
Staarde gefascineerd naar bord. Was iets met tekst.
Zowat een uur later – fietste in Hoornaar richting de Linge – floepte het ineens in mijn hoofd: bel-angst-ellende.

‘Ik ben tegen vloeken,’ zei man met streng gezicht en gereformeerde kleding. Hij presenteerde ongevraagd folder voor mijn aangezicht en liet die in mijn winkelmand in AH vallen.
Zie ik er uit als de oud-papierdoos?
‘Ik ben tegen discriminatie,’ zei ik beleefd, ‘met name binnen de kerk.’ Pakte folder en flikkerde gooide die in zijn karretje.
Ik heb óók zendingsdrang.

Uit de categorie: Don’t try this @ home.
Had van restjes groente soep gekookt. Warmde na twee dagen restant in soepkom op in magnetron. Na minuut: BAM! Klonk alsof magnetron op eigen houtje naar buiten wilde wandelen. Keek erin. Waar was helft van soep gebleven? Wel, die droop van alle wanden. Deur open. Broccoli, ui, champignons, peen, courgette, boontjes…alles droop naar beneden. Wat restte in kop was slechts bouillon. Echt genóten.

Roos – die samenwoont in verre Brabantia – appte dat ze naar huis kwam. Meestal zijn wij slechts B & B Huize Kakelbont maar ditmaal goed nieuws.
‘Ik breng toetje mee!’ appte ze. ‘Je lievelings.’
Danste door keuken vanwege hemelse toetje: zelfgemaakte hangop met uitgeperste aalbessensap.
‘Dirk vindt het sap smerig, want zuur,’ appte Kind.
Appte terug: ‘Geeft niks. Hebben wij meer!’

Man kwam thuis met gezicht als oorwurm. Schudde envelop leeg op eettafel met zakjes Earl grey thee, gevouwen vogels en een A4 vel vol vouwinstructies.
‘Ideetje van collega om het onderling contact te verbeteren,’ schamperde Joris. ‘En nou moet ik – zijn hand grabbelde tussen berg spullen op tafel en haalde vierkant blaadje tevoorschijn – van dít velletje, van…van… – nijdig opende hij la, pakte liniaal – en zei: ‘van 9 bij 9 cm een kráánvogel vouwen. Tijdens het nuttigen van een kop thee.’
Had instant medelijden met Man, maar als ik dat toonde mocht ik vogel vouwen.
‘Lekker relaxed toch? Ontspanning zal je goed doen. Wanneer moet het af?’ vroeg ik.
‘Zet. Es. Em. Ik ben de laatste. Niks relaxed! En iedereen moet noteren wat-ie ervan vond. ‘Hier.’ Man bladerde door notitieblokje. Frank schrijft: It took me four times. En hij zit regelmatig te kleien en vouwen met zijn kleindochter.’
‘Doe nou maar rustig,’ suste ik, ‘vanavond komt Roos naar huis, en ze blijft tot morgenavond na het eten.’
Plots scheen zon op Joris’ gelaat.
‘Ze neemt een toetje mee.’
Joris zweefde nu door kamer: alles kwam goed met nog iets lekkers toe.
Volgende ochtend was kraanvogel af.
‘Wat vond je van het vouwen?’ informeerde Man.
‘Piece of cake,’ vond Roos.
‘Dat heeft Maarten al geschreven.
‘Eitje,’ zei Roos.
‘Dat snappen die Engelsen niet!’
‘Littele apple, little egg,’ hielp ik Man.
Joris grijnsde, maakte aantekening en zei: ‘Vrouwen zijn soms best handig.’
Roos’ en mijn hand ploften plat op kraanvogel.
‘Het is mijn velletje!’ riep Joris.
‘Wie heeft het gevouwen?’ vroeg Roos liefjes. ‘En je hebt nog twee velletjes, dus twee kansen.’
Vol ongeloof keek Man van Kind naar mij, slikte, en zei: ‘Eh…ik…eh…heb zo veel gemak van jullie.’
Tilden onze handen op, Joris griste kraanvogel en envelop van tafel, rende woonkamer uit, en riep: ‘…wanneer jullie niet thuiszijn!’
Roos en ik riepen in koor: ‘Geen toetje!’

Hemels toetje

kRamperen in een hut

Keek op de week (138)

Vorig najaar gingen keuken en douche eruit. Wij ook. Bivakkeerden veertien dagen elders in stacaravan. Wat je noemt kRamperen. Zelfs Rosa wilde naar huis.
Noemden caravan hut. Hut had geen gordijn voor keukenraam. Joris had oude papieren waszak van hotel bewaard. Ik knipte zak open en propte die tussen raam en hor.
Vocht in hut droop van ramen en wanden wegens gebrek aan ventilatie. Omgekeerde emmer diende als nachtkast voor wekker. Koffietafel was zo laag, leek zitplaats voor dwergen. Hadden gespikkelde verlichting dankzij dode vliegen in plafonnieres. (Wellicht idee voor industrieel ontwerper?)
Internet lag er tijdelijk uit. Tijdelijk bleek rekbaar begrip van twee weken.
Had een dag onderzoeken in Erasmus MC. Keek er zowaar naar uit want: wifi.
Roos kwam middagje op bezoek. ‘Zou hier gillend gek worden,’ rilde ze.
Eindresultaat thuis is prachtig geworden!

Pakte telefoon uit mijn wielershirt, en wachtte tot open koets met bruidspaar door poort reed. Wilde foto van kasteelpoort van Haarzuilen maken.
‘U mot hier komme!’ hoorde ik vrouwenstem in plat Amsterdams roepen.
Hoorde voetstappen door grind dichterbij komen. Bleek vrouw het tegen mij te hebben.
Helaas, met zinnen in gebiedende wijs doe ik niets.
Vrouw riep: ‘Hé, hé, hé,’ en wilde haar geverfde vingernagel in zadel van mijn racefiets duwen. Was ze door ratten besnuffeld?
Wapperde met mijn hand dat ze moest opzouten. ‘Mevrouw, u mag alleen kijken, hoor.’
‘Wat issut for merruk?’ snerpte haar stem. Schichtig wees ze naar zadel.
Moeite met begrijpend lezen? Ah…daar kwam het.
’S e l l e I t a l I a. Wat betekent: L d y?’ vroeg ze.
Wilde zeggen: gentleman.
‘Hoe zit-ie?’ snerpte vrouw verder.
‘Ge-wel-dig.’
‘Dan moet ik die hebben,’ besloot ze.
Succes, dacht ik, daar zijn maar honderd soorten van. Zei uiteindelijk: ‘Maak maar even een foto.’ Stel ik me eens vriendelijk op, wilde ze selfie met mij maken. ‘Alléén van het zadel!’

Droomde dat ik examen moest doen. Probeerde me koortsachtig te herinneren voor welk vak. Sterker nog: zelfs studie was me onbekend. En ik zat in het vierde jaar! Vroeg het aan studiegenoot. Kreeg zowat beroerte: verpléégkunde. Wil dat patiënten niet aandoen. Zakken leek me beste optie. Nog beter was: wakker worden.

‘Er is een koper voor je auto,’ zei Man toen ik uit bed kwam.
Wat je noemt een indrukwekkende mededeling, doch ik zei: ‘Geen belangstelling.’
Joris stuiterde door het huis als een kleuter na consumptie van te veel E-nummers. ‘Wil je niet weten wie belangstelling heeft?’ vroeg hij.
‘Nee, want ze staat niet te koop.’
Hij móest het kwijt: ‘De bezorger van de krant. Hahaha. Vanochtend sprak hij me aan toen ik Rosa uitliet. Zijn zoon is geslaagd voor zijn rij-hij-hij-bewijs.’ Joris rolde over grond van de lach en schaterde: ‘Kan hij zeggen dat de auto van een…hahaha…oud vrouwtje is gewee-hee-heest.’ Hij snikte nu.
‘Wanneer ik zin heb zal ik er een keer om lachen,’ beloofde ik. Morgen. Of volgend jaar vrijdag.’

Haalde op de fiets kudde elektrische scooters in. Gehuurd bij dezelfde uitbater. Allemaal jonge meiden met kroontjes op het hoofd. Zag eruit als vrijgezellenfeest. Eén droeg zwart/wit gevlekt pak, nephorens en een pluchen bel. De aanstaande bruid was gekleed als koe! Het arme schaap.

Vampiers en een luistervink

Keek op de week (137)

Waar ik de afgelopen twee jaar zat? Voornamelijk in mijn hoofd en op een smal racezadel.
Ben tevens draaideurpatiënt geworden in het Erasmus MC. Geweldig gebouw als je van zoektochten houdt en graag overdekt 10.000 stappen zet. Zijn daar gek op bloedprikken. Net vampiers. Zei laatst tegen bloedprikster: ‘Hoop dat er nog wat in zit.’
‘Bent u bang voor bloedprikken?’ vroeg ze.
‘Nee hoor.’ Zenuwen in mijn linkerarm zijn onderhand dood.

Het was fijn. Mieters. Jottem. Ging vorig jaar november met Roos in Ahoy Rotterdam naar David Bowie-concert. (Na twee jaar wachten vanwege dat cut-virus.)
Victor Bijlo praatte muziek aan elkaar. Zo schreef Bowie Life On Mars. Een fantastisch nummer. ‘Barbra Streisand heeft één keer Life On Mars gezongen,’ vertelde Bijlo. ‘Als er al leven op Mars was…dan daarna niet meer.’

Roos en vriendin Suus bespraken samenwoonperikelen. Zij aan zij op de driezitsbank; ik zat met laptop aan eettafel. Kunst is doen of je afwezig bent.
Suus zei: ‘Ik vroeg Rick of hij was wilde ophangen. Wat deed-ie? Pakte T-shirt – verfrommeld als bal – uit automaat en legde die zo op droogrek. Snap jij dat nou? Toen ik zei: je moet dat shirt eerst uitslaan en aan knijpers ophangen, zei hij: als je het zelf beter kan, doe je het voortaan zelf.’
Roos produceerde meelevende geluiden. ‘Weet je wat Dirk doet?’ klaagde ze. ’s Ochtends na het douchen gooit hij zijn gebruikte handdoek op de grond en laat ‘m liggen. Ik vroeg waarom. Hij zei: Vanavond na het douchen gebruik ik ‘m weer. Ik vroeg: is het dan niet handig als-ie droog is? Misschien wel, zei hij.’
‘Ongelofelijk. Rick trekt zijn sokken uit en als opgerolde ballen gooit hij ze in de wasmand. Die worden zo toch niet schoon? Hij haalde zijn schouders op.’
Ben blij dat ze dit leed samen kunnen delen.

‘Wat is er?’ mompelde ik. Sliep ik eens, deed Man het licht aan.
‘Een mug!’ riep hij getergd. ‘Hij vliegt constant bij mijn hoofd.’
‘ZIJ. Alleen vrouwtjesmuggen zijn bloedzuigers,’ verbeterde ik hem.
Joris had wel wat anders aan zijn hoofd dan biologische correctie. Wapperde met gordijnen. Tuurde muren af. Zonder bril, zonder resultaat. Stapte weer in sponde. ‘Dat kreng komt weer zodra ik lig,’ gromde hij.
Ideaal, zo’n bliksemafleider in bed. Muggen vinden hem een lekker ding.

Doe vaak spelletjes met Rosa. Hond lag boven op overloop vlak bij trap. Ik stond op trap, op ooghoogte met hond. Drukte op neus en maakte toetergeluid. Kriebelde onder haar kin. Pakte om de beurt haar poten “af.”
Staart maakte overuren. Stopte ineens met kloppen, hond sloot ogen en nieste vol in mijn gezicht. Iemand die lieve bruine hond wil? Onlangs APK-gekeurd. Garantie tot het tuinhek.

Las in blad van NTFU (Nederlandse Toer Fiets Unie) over Bunker 599. Onderdeel van Nieuwe Hollanse Waterlinie. “Een uniek doormidden gezaagd exemplaar dat aan voet van eeuwenoude dijk tussen Everdingen (Lek) en Leerdam (Linge) staat. Een diamantzaag had vier weken nodig om door metersdikke beton te komen.”
Dáár wilde ik naartoe. Maakte fietsroute, voer over naar Kinderdijk en fietste richting Culemborg. Kneep ter hoogte van snelweg A2 in mijn remmen en nam kijkje. Fascinerend.

Pillen, pech en geluk

Keek op de week (136)

Knuffelbijen zzijn ontwaakt uit winterzzzlaap. Zmullen van vergeet-mij-nietjez, hondzdraf, en zchoenlapperzplanten in tuin. Vliegen beladen met stuifmeel hotelkamer in, vegen voorkant lijf “schoon” met pootjes. Komen weer tevoorschijn en vliegen met achterlijf zelfde hotelkamer in, waarna achterlijf schoonmaakbeurt krijgt. En door! Druk, druk, druk…

Apotheek: de Bermudadriehoek van je gevoel voor humor.
Meldde me opnieuw met klacht over vervangend medicijn. Legde doosjes met afgekeurde pillen op balie.
Assistente uit overgangsklasse zei zelfverzekerd: ‘Dat is zonde. U heeft nog medicijnen voor drie weken.’
‘Als uw collega mij de vorige keer serieus had genomen, had ze dit voorkomen.’ Kleng, daar ging haar eerste commentaar.
‘Misschien dat u de bijsluiters op werkzame stoffen van oude en nieuwe medicijnen kunt vergelijken?’ suggereerde ze.
‘Nee, want deze werken niet. Wanneer worden originele geleverd?’
Met tegenzin rammelde ze op toetsenbord computer, en bromde: ‘Eind augustus.’
‘Hebben jullie pilletjes met geduld?’
‘Nee, dan zou ik die zelf ook slikken.’ Ze keek me veelbetekenend aan.
Het deed me weinig. ‘Ik wil een vervangend middel.’
Bespeurde een en al onhebbelijkheid, maar ze ging kijken.
Tegen sluitingstijd kwam assistente terug met pillen van ander fabricaat. Schoof doosje naar me toe, en zei: ‘Het zijn heus dezelfde als deze,’ waarbij haar vinger nijdig op afgekeurde doosje tikte.
Peuterde nieuwe open, keek erin en trok strip omhoog. ‘Deze zijn rood,’ zei ik, ‘en die…’
Assistente blies zwaar zuchtend door mondkapje.
Pakte strip uit ingeleverd doosje en hield die naast verse exemplaar. ‘Nou?’ drong ik aan.
‘Geel,’ zei ze kortaf.
Prijsde me gelukkig dat ze niet kleurenblind was.

Koffie gemaakt; melkschuim erop. Die eerste slokken…onverslaanbaar. Zette mok links van toverdoos; pakte iets en – klababber – koffie om. Pure drankverspilling.
Gooide met zwaai verlengsnoer opzij en rende naar keuken voor theedoeken. Zogen alles op, evenals joekel van notitieblok. Koffie droop van tafel op parketvloer, Rosa lebberde het  op. Hoeft daar eerste maanden geen dweil over.
Mijn riante schrift was zwaarst getroffen: vies bruin gegolfd. Scheurde natste bladeren er uit en legde blok te drogen op radiator.
Alles opgeruimd, niets meer van ongeluk te zien.
Joris kwam beneden, wierp één blik in rondte, en vroeg: ‘Bommetje ontploft?’
‘Komt in beste families voor,’ zei ik nonchalant.
‘Dat blijkt,’ zei Man sportief. Voegde er gniffelend aan toe: ‘Maar de grootste knoeier overkomt het als eerst.’

Vroeg: ‘Wilt u alstublieft uw portieren dichtdoen, dan kan ik erlangs.’
Man zweeg; zijn houding sprak boekdelen: hij stond hier prima. Midden op weg met vier deuren wijd open. Rara. Gunde hem een trekker die als een Leopardtank over z’n vehikel reed.
Wilde er met fiets aan linkerkant langs, tot…ik zag, ik zag, wat bestuurder niet zag. Het was oranje/wit, reed op twee wielen en is zeldzaam in deze contreien. Een motoragent!
‘U bent de bestuurder van dit voertuig?’ informeerde diender.
Bestuurder knikte.
‘Heeft u pech?’
Dat had hij niet maar intussen dus wél.
‘Laat die dame erdoor,’ sommeerde agent. (Hahaha: dame!) ‘Daarna kunt u in de berm parkeren. U krijgt een bekeuring.’
Wilde politieman vragen: Wilt u dat van die bekeuring nog eens herhalen? Wilde ook graag smoes horen van automobilist. (‘Kom net bij m’n schoonmoeder vandaan, man, man. Ze ligt gekneveld te dampen op de achterbank. Ze lust gras, dus stond ik te dubben of ik linker- of rechterweiland zou kopen.’)
Raadsel zal onopgelost blijven. Maar, met mij kun je alle kanten op. In dit geval zelfs rechtdoor.

Post! Kreeg dit lieve kaartje van Dorothé (KLIK.)

Een veldslag

Keek op de week (135)

Had afgelopen week dip. Alsof mijn gemoed was verkruimeld. Voelde me zo lamlendig, Rosa lustte er geen brood van. Kraaienpoten hingen op m’n knieën. Een eendagsvlieg die haar dag niet had, maar dan hele week. ‘s Ochtends – in voorbijgaan langs spiegel – dacht ik: minder lachen, Kakel, minder lachen. Komt aantal rimpels ten goede. Eitje!

Bijna in trance volgden Joris en ik nerveuze vliegbewegingen van pimpelmeesjes.
Nestkatje hangt uitnodigend aan schutting, weldra omzoomd door bloeiende klimhortensia van buren. Aan alle ophangeisen voldaan. Check, check, check!
Een meesje vloog door opening, koppie bewoog schichtig heen en weer. Snaveltje inspecteerde vliegopening. Partner erin. Samen vlogen ze er weer uit.
Het derde kieskeurig stel. Terwijl Man en ik hunkeren naar huurders die willen hokken.

Ging naar apotheek. Medicijnen waren vervangen door die van andere fabrikant en deden niet waar ik ze voor slik. Apothekersassistente luisterde naar relaas, en zei: ‘Mevrouw, dat kan niet. Er zitten dezelfde stoffen in. Het zit tussen uw oren.’
Had het voor iedereen kunnen opnemen maar niet voor mezelf. Maakte rechtsomkeert en liep moedeloos apotheek uit.

Roos en Dirk hebben nieuw gezinslid. Via familieapp werd Henk met filmpje geïntroduceerd.  Blijkt heuse familie-aanwinst! Hij werkt zich slag in de rondte want hij dweilt en zuigt. ‘Zelfs hoeken en randjes,’ vertelde Roos via telefoon. ‘De eerste dag moest hij wennen – hij verdwaalde telkens – maar nu kent hij de weg. Als-ie klaar is, zegt-ie: Your house is clean. Daarna rolt-ie terug naar z’n holletje – het oplaadstation – en zegt-ie: Now charging.’
Gezellig,’ zei ik. ‘Ben je alleen thuis, praat er toch iemand tegen je. Zuigt-ie ook hondenhaar? Rosa verliest haar wintervacht…’
‘Ongetwijfeld. Iedere dag zit-ie vol met dikke pruik van mij,’ vertelde Roos opgewekt.
Ik. Wil. Ook. Een. Henk!

Postcrossing:
Ontving kaart met afbeelding van koelbox van Anthony uit Australië.
Thougt you might want to know this because everyone here takes it to a picnic, to keep food and drinks cold, and when the lid is on – you can sit on it!”
Really, hebben jullie die, Anthony?
Ik ga er liever met m’n hoofd in zitten. Is warmer dan in buitenlucht. Het was pas leuk geweest als afzender had geschreven: “…you can sHit on it.”
Pardon me.
Lekkerste bewaarde hij voor het laatst: I love speculaas.
Dát is pas nieuws.

Vechtend tegen gure voorjaarswind fietste ik naar Haastrecht.
Aan overzijde polder stond vrachtauto geparkeerd. Passeerde cabine. Wit bestelbusje reed me tegemoet en dacht: recht van de sterkste, hup, de sloot in met je racefiets.
Krijg de asfaltering, dacht ik vals. In plaats van naar rechts uit te wijken, reed ik stoïcijns rechtdoor en stak m’n elleboog uit.
Begaan met het lot van zijn buitenspiegel, stopte automobilist pal naast me.
Brutaal trok ik z’n deur op kier. Zag een man van mijn leeftijd, baard van een week en ogen zo groot als schoteltjes. Op gedecideerde toon sprak ik: ‘Beleefd is anders, meneer.’
Overdonderd door mijn actie (toegegeven: zelfs ik was van mezelf onder indruk) sputterde kerel: ‘Ja maar…’
Smeet deur dicht en als een generaal die een veldslag had gewonnen, fietste ik voort.
Denk dat ik binnenkort wel weer naar apotheek kan.

Don Quichot – Krimpen a/d IJssel.