Keek op de week (134)
Eén april, kikker in je bil!
Joris en ik konden het nauwelijks bevatten: Roos een kwarteeuw oud. Leek eergisteren dat ons roodharig bruistabletje op houten klompjes naar peuterspeelzaal stapte.
Hoe kunnen jaren zo rap voorbij gaan?
Jarige zelf dartelde in ons met slingers versierde huis rond.
‘Wat is ze mooi tot bloei gekomen, hè?’ zuchtte ik tegen man.
Hij knikte instemmend.
‘Weet je nog,’ herinnerde ik hem, ‘dat jij na één dag pa al moe was? Terwijl je haar niet eens had hoeven baren en voeden?’
Joris – tot dat moment in opperbest humeur – schonk zich nog een glas bubbels in.
Fietste weer langs ooievaars in Cabauw. In lange broek want het was weer herfst.
Riep naar boven: ‘Houden jullie de eitjes warm? Binnenkort hagel en sneeuw.’
Vogels gaapten. Of deden ze bek open om drommen muggen naar binnen te laten vliegen?
‘Wil je m’n nieuwe rijbewijs zien?’ vroeg ik Corrie van drogist?
‘Eh…waarom zou ik dat willen zien?’ giechelde ze.
‘Omdat de bij jullie gemaakte pasfoto erop staat.’
Ze schaterde en knikte.
Hield rijbewijs tegen spatscherm; zei bij voorbaat: ‘Zeg maar niks.’
Het was weer zo ver: we gierden het uit.
‘Er zit een geplastificeerd gaatje in,’ wees Corrie.
‘Is dat om de prijs te drukken of te verhogen?’
‘Ik zet steeds meer vraagtekens bij de overheid.’
Breek ons de bek niet open. In wat voor politieke soap zijn we na verkiezingen terechtgekomen?
Oude dame stond naast fiets bij lantaarnpaal. Ze leek ertegenaan te willen leunen. Voorband van fiets was breed en nagenoeg plat. Haar fiets was zwart; zij zelf geheel in zwart gekleed. De vraag: zou haar ondergoed ook zwart zijn? drong zich op. Nou, nou, nou! Oprisping van mijn losbandige kant. Terwijl ik nul interesse heb voor welk en ongeacht wiens ondergoed.
‘Mevrouw, wilt u iemand bellen die u kan komen ophalen?’
‘Dan moet ik m’n fiets achterlaten,’ zei ze. ‘Ik ben naar m’n zuster in Gouda geweest. Mijn zwager probeerde band op te pompen maar die liep alleen leger…’
‘Waar moet u naartoe?’
‘Stolwijk.’
Minstens twee kilometer; flinke tippel voor dame op leeftijd. ‘Dat is een vreemd ventiel,’ zei ik, kijkend naar voorband. ‘Vindt u het goed als ik mijn fiets tegen de lantaarnpaal zet?’
Vrouw knikte en liep twee meter naar voren.
Bukte naast voorwiel. ‘Er zit een Frans ventiel in,’ zei ik.
‘Watblief?’
‘Er zit een verkeerde binnenband in. Deze wordt gebruikt voor racefietsen en mountainbikes. Buitenband is nieuw. Wie heeft dit gedaan?’
‘Kleinzoon van kennissen. Hij wil voor z’n eigen beginnen. Eergisteren m’n fiets opgehaald. De voorband was niet hard…ik wilde verder niks vragen…het was daar zo druk…allemaal jongelui…Ik dacht, ik vraag het mijn zwager wel.’
Tussen ventiel en ventielopening zat ook nog speling. ‘Wat een prutser,’ zei ik hartgrondig.
‘Ik kan uw band oppompen; ik heb hetzelfde ventiel.’
‘Oh,’ zei vrouw. Haar gezicht klaarde op.
Bij iedere zucht lucht kwam band meer tot leven. Pompte tot ik rood aanliep en in ademnood kwam. ‘Harder krijg ik ‘m niet.’
‘Dit is hard zat, ik kan weer fietsen! Wat vertel ik die eh…prutser?’
‘Dat u in uw voorband dezelfde binnenband wil als in uw achterband.’
Ze knikte. ‘Hij herstelt het maar,’ zei ze ferm. ‘Gratis! En voortaan ga ik weer naar de fietsenmaker. Ik ben eenentachtig,’ zei ze, ‘ik laat me niet afschepen!’
Kranig mensch!

Gemaal Stein – polder Hekendorp