Gloeiwijn, kakies en een nijlpaard

Keek op de week (119)

Fietsgroeten uit Gouda

‘Poets je alweer je fiets?’ vroeg buurman verbaasd.
Staarde nog verbaasder terug. ‘Het regende. De weg is nat; tussen m’n ketting en derailleurwieltjes zit zand. Eerst alles schoon voordat ik ga douchen.’
‘Eerst je paard verzorgen en dan pas de herberg in?’
‘Ja, precies!’
‘Hoe vaak heb je je auto dit jaar gewassen?’
‘Eh…nul. Een schone auto vind ik niet…essentieel.’
‘Essentieel is wel het woord van de week, hè?’ vatte buurman strenge lockdown samen. ‘Wat zat er in je bidon?’
‘Gloeiwijn,’ zei ik.
‘Watteh?’ Zijn wenkbrauwen trokken een brede, diepe streep.
‘Glühwein,’ lachte ik.
Wat denk je? Geloofde hij me niet.

Wilde fiets wegbrengen voor winterbeurt; blijkt fietsspecialist niet onder essentiële winkels te vallen. Vreemd. Héél vreemd.

Kwebbelden er als vanouds op los. Op afstand.
‘Zo loop ik niet,’ zei ik wijzend naar kudde vrouwen met roedel honden.
Simultaan sloegen Baas en ik zijpad in. We riepen Rosa en Puck.
Baas mopperde: ‘Ongelofelijk! We zitten in lockdown en zij laten met z’n tienen de hond uit. Aan de anderhalvemetermaatregel hebben ze schijt.’
‘Kennelijk zijn ze niet gehecht aan hun gezondheid en die van hun naasten. Vorige week omzeilde ik ze met een grote boog, en vroeg er eentje: ben je bang voor ons?’
‘Wat zei je.’
‘Ja, ontzettend.’
‘Op dezelfde verveelde toon?’ proestte hij.
‘Uiteraard.’
‘Vreselijk, die zeikwijven,’ luchtte hij z’n hart. ‘Je kijkt of ik dat niet mag zeggen,’ schaterde hij.
‘Trek u van mij niets aan, andersom doe ik dat ook niet.’
Baas lag dubbel. ‘Van mijn vrouw mag ik geen wijven zeggen. Laat staan zeikwijven.’ Hij wees: ‘Er staat altijd één man tussen. Die met die Dalmatiër.’
‘Is me nog nooit opgevallen.’
‘Hij geeft honden kluiven uit een pak, en vrouwen krijgen kakies.’
Wij keken naar tafereel aan overkant vijver. Blijkbaar waren hondenkluiven verdeeld, want kerel deelde kaakjes uit een pak. Bij sommige vrouwen stopte hij er zelfs een in de mond.
‘Dit trek ik niet,’ zei ik. ‘Ik denk dat ik thuis maar even ga liggen.

Roos kwam paar dagen naar huis. Ik stond bij thuiskomst naast Rosa te kwispelen. Goed dat Kind kwam, anders was kerstboom nu nog niet opgetuigd. Man haalde ding voor 23-ste achtereenvolgende jaar van vliering. Telkens versteld dat er wederom twaalf maanden waren omgevlogen.
Ik mis een loslopend dwars huiskonijn dat met haar neus ballen uit boom tikt, onder boom door tijgert, en blijft proberen of nepdennennaalden te vreten zijn.
Kunnen nu wel ingepakte cadeaus onder boom leggen. Zónder dat papier eraf wordt gerukt met voortanden, of we volgende ochtend speurtocht naar verplaatste cadeaus moeten starten.

Melody (klik) en ik hebben een nijlpaard in Wildlands geadopteerd! (Weten nog niet wie voorste of achterste helft wil. Of het midden…) Met adoptie steunen we behalve ons nijlpaard óók neushoorns (neushoorns, ja) in het wild, zodat deze beter tegen stropers worden beschermd.
Persoonlijk zou ik geen nijlpaard in het wild willen tegenkomen want ze staan bekend als gevaarlijkste dieren van Afrika. Zou je niet zeggen als je naar de foto kijkt, hè?
Ook een dier een plezier doen? Klik HIER of lees voor meer info bij Mel.

Foto van Melody

Kunstenaarsdagboeken

Keek op de week (118)

Had anderhalf uur met Rosa in stromende regen gewandeld.
Baas, zullen we Charlotte gedag gaan zeggen?
Nam smekende hondenogen serieus. Aldus togen Rosa en ik naar epicentrum van ons dorp: de dierenwinkel. Worden daar altijd blij verwelkomd (waarvoor beslist basisgave noodzakelijk is.)
Dat was 1 decembro, dag van de invoering van de mondkapjesplicht in alle openbare en overdekte ruimten.
Na prettige babbel (met mijnerzijds beslagen brillenglazen) vroeg ik: ‘Komt iedereen gemuilkorfd binnen?’
‘Heb één mevrouw geturfd. Die was ‘m vergeten, zei Charlotte. ‘Ik ben niet van de BOA; er was geen andere klant; en we ventileren ons zowat een longontsteking, dus ik liet haar begaan. Na het afrekenen, trok ze een mondkapje uit haar broekzak en zei ze pesterig: “Ik had geen zin om ‘m op te zetten.”’
‘Zat ze maar op een schietstoel,’ zei ik hardgrondig. We schaterden, waarna we vrouw met een zeker sadistisch plezier ernstige jeuk op onbereikbare plekken plus holtorren toe wensten.
Deed aankoop en rekende af. ‘Dus,’ begon ik, ‘als ik nu naar buiten loop, mondkapje afdoe, en één stap binnen zet, turf je twee streepjes op je lijstje?’
‘Doe maar,’ zei Charlotte, ‘ik weet dat jij dat anarchistische gedrag soms nodig hebt.’
Als klap op de gelukspijl kreeg Rosa – omdat ze lief “zat” – per uitzondering twéé hondenkoekjes.
Buiten lasten ze zowaar een dweilpauze in.

Heb gestemd op Top 2000 met 35 nummers! Had er met gemak nog 35 uit m’n mouw kunnen schudden. Volgens democratisch principe: meeste stemmen gelden, wat stem jij? werd Danny Vera met Roller Coaster (luisteren? Klik hier niet) nummer 1.
Da-hag Bohemian Rhapsody! Wie had dat gedacht?
David Bowie met Heroes staat op 10. Graag gedaan! (Al heb ik zanger hoger zitten.)

Had trek in pijnstillers. Legde bij drogist pak(je) paracetamol, ibuprofen en inlegkruisjes op de toonbank.
‘Het gebruik van de pijnstillers is u bekend?’ informeerde intens vrome drogist.
‘Ja, dank u,’ zei ik, en veroorloofde me klein grapje. ‘Het gebruik van de inlegkruisjes is me ook bekend.’
‘Nou,’ zei drogist – zonder enig spoortje vermaak – ‘een grapje op z’n tijd moet kunnen.’

Kwam artikel tegen in verzameling ge-erfde spullen van Vriendin.
Dacht altijd dat ik maar wat kliederde, plakte en versierde in schriften maar blijk kunstenaar te zijn! Een ware ster in het maken van artist jounals, oftewel kunstenaarsdagboeken.  Eindelijk word ik voor vol aangezien want “Leonardo Da Vinci maakte ze ook.”  Al is mijn  verzameling quotes, tekeningen en ingevingen minder indrukwekkend dan de zijne.
Las verbaasd dat je zelfs cursussen in “art-journal” kan volgen waarbij er – hahaha, dat  moest er nog bijkomen! – geen regels zijn.
Bewaar interviews, bioscoopkaartjes, kaarten en gedichten.
Heb vitamine-C-pagina: bladzijde met stickers van verorberd fruit.
Pagina (losgeweekte) postzegels met vuurtorens.
Een tekening (van Roos) over twee pagina’s: planken vol ruggen van nog te lezen boeken.
Geplande routes voor reizen over oude landkaarten die ik bij kringloopwinkels koop. In m’n hoofd reis ik grenzenloos. Fantasie brengt je overal!
(Foto toont slechts greep uit mijn collectie…)

Lek langs de IJssel

Keek op de week (117)

Bonk-ka-bonk-ka-bonk. Eerst dacht ik : negeren, je rijdt door kuilen, maar m’n hersenen wisten beter: lekker achterband. Nergens beschutting langs de dijk. Wiel eruit (handen warmblazen), binnenband eruit peuteren (handen warmblazen), nieuwe erin (handen warmblazen, oppompen (handen warmblazen) en wiel erin. Hing kapotte band met knoop erin als een sjerp om m’n nek. Klaar. Ik was bijkans bevroren. Maakte van ergernis een foto van industriepand aan overkant van de IJssel. Mopperend stapte ik op. Moest ik thuis ook nog bandjes plakken. Twee andere hingen reeds te wachten in de garage.

Koud een kilometer verder: racefiets kopen en ernaast gaan lopen. Was het besmettelijk? Hing het in de lucht? Ook een platte achterband. De oudere wielrenner ernaast liep me tegemoet; zijn ziel onder zijn arm. Traanden zijn ogen door de wind?
Ik stopte. ‘Meneer, heeft u materiaal nodig?’
‘Nou…als dat zou kunnen…’ begon hij voorzichtig. ‘Heeft u plakspullen?’
‘Nee, wel een binnenbandje.
‘Ik heb geen geld bij me. Alles vergeten: m’n bidon sportdrank, bidon met reservemateriaal, telefoon, zelfs de huissleutels. Ik kan wel geld naar u overmaken.’
‘Hoeft niet. Het bandje is een thuiskomertje, eentje met vier plakkers.’
Aan de slag. Wiel eruit. Ik rijkte een voor een wippers aan. Voelde me net een operatie-assistente met ijshanden. Van kou kregen we loopneuzen. Haalden wij eerst nog op zo beschaafd mogelijke wijze onze giechel op, dra werd het onfatsoenlijk. Fietsers onder elkaar; snuiten was bovendien niet coronaproof.
Ik kreeg zijn binnenband en overhandigde hem mijn thuiskomertje.
‘Twee weken geleden is m’n beste vriend – m’n fietsmaat – overleden.’ Zijn zin kwam uit het niets.
Ik zocht naar woorden. ‘Sorry voor uw verlies. Ik snap wel dat uw spullen nog thuis liggen.’
De man knikte. In stilte werkten we verder.
‘Kunt u uw huis in?’ vroeg ik.
‘Ja, mijn vrouw is thuis.’
Zijn fiets weer compleet, zei hij hardgrondig: ‘Godsamme! Kouwe klauwen!’ Gevolgd door:  ‘Oh, pardon.’
Ik schoot in de lach. ‘Ik heb ook kouwe klauwen.’
‘Was het daar maar bij gebleven,’ lachte hij.
‘Volgens mij ontdooi ik niet meer voor Nieuwjaarsdag.’
We schaterden. Werd het toch nog gezellig. We wensten elkaar wel thuis en fietsten in tegengestelde richting weg. Prompt wist ik wat leuk was aan vier bandjes plakken: solutie snuiven.

Droomde dat ik in het huis van mijn oma en opa stond. Wakker, dreven herinneringen omhoog. Hun huis in Kralingen had een ornamentenplafond en spionnetjes aan de gevel. In de straat zat een bakker. Daar rook het naar kadetjes en appeltaart. Bij de Jood (een Geuzennaam) naar bitterballen, en bij de smid naar paardendrollen. In oma’s huis rook het naar groene zeep, en op zaterdag naar groentesoep.
De bakker verdween. Ervoor in de plaats kwam een winkel met afgeplakte boekjes en vreemde voorwerpen in de etalage.
Broertje en ik mochten niet naar de onbekende attributen kijken. Deden we dat toch dan zouden onze ogen voorgoed scheel blijven staan. Dat was de enige keer dat we oma op een leugen betrapten.

Ontdooide feesttenen

Keek op de week (116)

Zat op de fiets. Was vergeten overschoenen aan te trekken. Wielrenners die me tegemoet fietsten droegen ze wel. Onderweg las ik: 5 graden Celsius. Voelde met harde windtegen eerder als mín 5. Had als koukleum spoedig geen gevoel meer in kleinste onderdanen, en dacht: als ik thuis m’n schoenen uittrek, zijn ze overleden en schud ik de stompjes teen er zo uit. Net nu ze feestkleuren hebben.
Thuis zaten ze er nog aan. Ik zou zweren dat onder onze halplavuizen vloerverwarming ligt.

Blij verrast raapte ik de Wieler Reveue van de mat. Eindejaarsspecial! kopte de omslag.
Jottem! Maar hoe kwam-ie hier?
‘Schoencadeautje,’ zei Joris. ‘Dit is de eerste, maar niet de laatste,’ voegde hij er cryptisch aan toe.
Riep: ‘Dank u, Sinterkla-haas-je!’ Is ook eigenbelang van Man, hoor. Heeft-ie geen kind aan me (-:

Rosa klom aan wal. Bal in haar bek. Druipend liep ze naar me toe.
Er kwam een wandelaar aan die ik een gratis douchebeurt wilde besparen. ‘Zit en blijf,’ zei ik tegen Rosa. Lekkend bleef ze naast me zitten.
‘Mevrouw, mijn complimenten,’ zei voorbijganger. ‘Een bruine labrador die goed luistert, is een zeldzaamheid.’
Bedankte man voor compliment en holde met hond naar de overkant; bijna stikkend van de lach.
Vijf minuten eerder ging het er totaal anders aan toe. Rosa liep richting eind van een pad dat een fietspad kruist.
Ik riep: ‘Rosa, zit!’
Ze liep door.
‘Zit!’
En door.
‘Zit!’
Door….
Wat een verrassing: Baas kwam me tegemoet lopen! We zwaaiden naar elkaar.
‘Zit!’
Door…
We proestten samen van de lach.
‘Het is net Puck. Die denkt: regels gelden niet voor mij, behalve wanneer het in mijn voordeel is.’
Ik maakte een kommetje van m’n handen en zette dat voor m’n mond.
‘Ró-sá, zit!’
Rosa hield halt. Het begon te dagen in het Oosten.
‘Zit!’ riep ik weer. Rosa keek om.
‘Dat is haar fuck-you-baasje-blik,’ zei ik.
Baas gierde het uit.
We kletsten bij. ‘Wat heb ik u lang niet gezien!’ zei ik. ‘Máánden. U bent toch niet ziek geweest?’
‘Nee hoor, net zo gezond als anders.’
‘Stiekem op vakantie geweest? Spanje, Italië, met privéjet naar Griekenland,’ plaagde ik.
‘Ik ben het dorp niet uit geweest!’ schaterde Baas. Zijn lach golfde als een deken boven de weilanden.’
‘Kijk eens,’ wees ik naar Rosa.
Baas lachte nog harder. ‘Ze is moe geworden van het staan en er alsnog bij gaan zitten.’

Het loodgrijze wolkendek was zwanger van de regen. Nochtans was het droog. Mistdruppels kleefden op mijn bril.
Stond ineens roerloos op het graspad. Daar – aan de overkant van de sloot- stonden twee reeën. Zonder te bewegen, zochten m’n ogen Rosa: verdiept in een kuil graven naar mollen.
Durfde nauwelijks adem te halen, zo graag wilde ik reeën blijven zien.
Bewoog m’n armen opzij. Binnen een bliksemschicht verdwenen twee witte kontjes. Toen pas riep ik Rosa.

Post!
Ontving kaarten van Postcrossing maar kaart van blogster Dorothé (klik) was by far ansicht van de week.

Geliket en gelakt

Keek op de week (115)

Uit het nieuws:
-Pikante actie in Vaticaan. Paus Franciscus likete op Insta foto van halfnaakt Braziliaans model (ik wist het!) Paus is echter verschoond want hij kan niet(s) liken. Heeft dus celibatair en zwartgerokte roomse medewerker gedaan. Wie, zal aards mysterie blijven.
-13 pony’s op de middenstip van een hockeyveld. Het kon in Tilburg. Beheerder van veld wist niet wat ‘m ochtends overkwam bij de aanblik. Wat bleek? Dieren waren ’s nachts in binnenstad aan de zwier gegaan en politie had – om botsingen te voorkomen – pony’s naar veilig omheind terrein gebracht. Wel verzuimd beheerder te informeren. Dieren zijn weer thuis en zullen nimmer terugverlangen naar hockeyclub want kunstgras…zeg nou zelf…
-Spijtig, komende maanden géén Elfstedentocht. Zou toch hartverscheurend zijn als het voor het eerst sinds 1997 weer knoerhard ging vriezen…

Er gebeurde meer…

Lag wakker en dacht aan m’n opa. Lieve man. Tevens bezitter van benzineaansteker. Ik mocht tweemaal daags het klepje opendoen en stevig snuiven. Niet vaker; zo stond dat in opa’s cao.
Opa rookte alles waar hij de brand in kon steken: sigaretten, pijp, shag, sigaren. Mijn favoriet waren bolknakkers want daar zaten sigarenbandjes omheen die ik spaarde. Hoe meer opa er rookte, hoe beter ik het vond. Roken was toen nog niet ongezond.

Liep met Rosa door Koeienbos. Andere hond – ranzige reu – liep tien meter met ons mee; zijn  neus in Rosa’s hol. Kreeg er plaatsvervangend rillingen van. Vroeg aan z’n baas: ‘Wilt u uw hond even u roepen?’
‘Waarom,’ riep vrouw, ‘hij doet toch niets?’
Tijdje later zei ik tegen Rosa: ‘Zit.’ Aldus geschiedde. Tegen reu: ‘Nu kun je er niet bij, hè? Aan eigenaar: ‘Mevrouw, ik ga linksaf, als hij achter ons blijft lopen, bent u ‘m straks kwijt.’
‘Hij doet toch niets!’ herhaalde vrouw.
Een beperkt vocabulaire of IQ? Maar oké, wees mijn gast.
Rosa en ik liepen in straftempo door. Inclusief zwaan-kleef-aan-hond.
Vrouw riep: ‘Frodo! Frooodoooo!’
Frodo was niet gek. Zo lekker ruikt het bij hem thuis niet.
Rosa werd het zat, gromde en grauwde. Reu bleef meelopen, zij het op afstand.
Zijn baas zette achtervolging in; moest zelfs rennen.
Ging uit meelij na een kilometer langzamer lopen. Vijf minuten later hijgde vrouw: ‘U had…best… even… kunnen wachten!’
‘Waarom?’ vroeg ik. ‘Hij doet toch niets?’
We keken elkander aan. Vrouw zweeg. Goeie reactie, lekker kort.
Buiten gehoorafstand zei ik tegen Rosa: ‘Die hebben we een poepie laten ruiken.’
Ja, baas. Wie A zegt moet ook scheet zeggen.

Sinds mijn nagelstyliste op zichzelf woont, gingen mijn teennagels kleurloos door het leven.
Toen Roos twee dagen thuis was, vroeg ik om herfstnagels met rood met witten stippen. Helaas, rode nagellak was uitgedroogd en kurk om stippen mee te maken, lag elders.
‘Doe dan maar iets geks,’ stelde ik voor. ‘Elke nagel andere kleur of zo.’
Was kolfje naar Kinds hand. Sta er gelakt op; heb nu feest-tenen! Behalve mezelf niemand die ze ziet, tenzij Joris speciaal voor gelegenheid leesbril op zet.

Had gefietst en ‘m gepoetst (weg was nat) en kwamen samen binnen.
Man verwelkomde me met: ‘David Bowie is bewusteloos.’
Ik was twee seconden analfabeet. Vroeg daarna: ‘Is hij van de kast gevallen?’
‘Ja, op de grond. Heb ‘m opgeraapt en op tafel gelegd,’ zei Joris. ‘Hij is op z’n voorhoofd terechtgekomen,’ en priemde pesterig een rondje over voorplaat van Bowies kalender.
‘Wacht maar,’ grijnsde ik, ‘2021 wordt een lang jaar voor jou.’