Halloween 2013

Halloween?
Mij niet gezien.
Als kinderen bedelen om snoep, zeg ik maar zo: kindertjes die vragen, worden overgeslagen.

’s Nachts hoor ik in huis vreemde geluiden. Ze lijken uit de keuken te komen. Ik hoef niet naar Lief te kijken om te weten of-ie slaapt. Dat hoor ik zo ook wel: hij kan zonder solliciteren aan de slag bij de houtzagerij van Staatsbosbeheer. Jammer, want doorgaans hoort hij alles. Vroeger stond-ie bij het kleinste zuchtje of hoestje van Kind naast haar bed. Kennelijk is ze geruststellend groot gegroeid, want hij blijft in diepe rust.

Ik hoor nog steeds geluid, maar nu klinkt het anders.

Een inbreker? Een klopgeest? Een teleurgestelde snoepgeest? Ik grinnik om mijn eigen grapje, en stap zelfverzekerd uit bed. Ik ga gewoon beneden kijken. Ik doe de slaapkamerdeur open en loop de trap af, maar blijf halverwege staan. Stel nou dat het een inbreker is? Een echte?
Maar dat kan niet: ons huis is beter beveiligd dan Fort Knox. Natuurlijk, als iemand wil inbreken, lukt  dat altijd, maar niet zonder een berg herrie te maken.
Mijn nieuwsgierigheid wint het van mijn angst: hupsakee, de trap af. In het halletje aarzel ik weer. Zal ik een schoen van Lief pakken? Alsof ik daar een inbreker bewusteloos mee kan slaan.
Ik open de kamerdeur zonder geluid te maken.
Het geluid komt uit de keuken. Ik buig mijn arm de hoek om, druk op de lichtknop, en onmiddellijk floept het licht aan.

Het is Bella!
Ze is in Kinds plastic krat met bakspullen gesprongen, heeft er een koekblik uitgegooid, en laat dit nu alle plinten van de keuken zien.
Ik jaag mevrouw Konijn haar hok in. Zónder snoepje!

(Lieve Sodemieter, ik wou dat je nog bestond…)

Afscheid van Bella

‘Bella is geen gewoon konijn dat buiten in een hok woont,’ verklaart Kind onze bedrukte stemming aan de dierenarts. ‘Ze loopt altijd los in huis, ons achterna.’
‘Maar het is Bella niet meer,’ vervolg ik. ‘Ze stribbelt niet meer tegen bij dwangmatig voeren, ze laat alles gewoon uit haar bek lopen. Ligt stil in een hoekje, wil niks meer…alleen nog geaaid worden.’ Over Kinds wang rolt een traan. Het is moeilijk afscheid nemen van een konijn dat geliefkoosd wordt en wil worden. Toch is dat waar we voor gekomen zijn.

We verhuizen naar de inslaapkamer. Na de eerste prik wordt Bella al snel loom, maar suffig als ze is, weet ze toch nog vooruit te kruipen en haar koppie onder mijn arm te duwen. Kind fluistert onafgebroken lieve woordjes in haar oor. Snel volgt de tweede prik die het kloppen van het hart stopt.

Thuis aaien we Bella. Haar lijfje is nog warm en zacht.
‘Ze is dood,’ zegt Roos zachtjes. Nu pas dringt het definitieve ervan tot haar door. ‘Als ik verdriet had, nam ik Bella mee naar mijn kamer,’ snikt ze, ‘en gingen we samen op de zitzak zitten. Ik met thee en Bella met de rol kaakjes. En nu zie ik haar no-ho-hooit meer.’ Roos is ontroostbaar en huilt met lange uithalen. Zelf houd ik het ook niet droog.

Met het laatste restje daglicht begraven we Bella in de tuin. Op een toplocatie. Haar bedje bekleedt met mos. Joris komt net op tijd thuis om het kuiltje dicht te gooien. Jammer dat we nog geen vergeet-me-nietjes kunnen planten, maar het maakt niet uit, Bella vergeten we nooit. Nooit en nog veel langer niet.
Het is goed zo. We hebben zes jaar lang om Bella’s streken gelachen; daar kan verdriet het niet van winnen. De tijd moet er alleen nog een beetje overheen.
Tot die tijd kijken we maar veel naar Bella’s filmpje.

 

 

Zorgen om Bella II

Bella “doet” het nog.

Ze heeft problemen met haar darmstelsel, en moet daarom iedere twee uur – ook ’s nachts – dwangmatig gevoerd worden. Ooit al eens geprobeerd bij een konijn iets naar binnen te proppen? Ik kan het je aanraden; het is een ervaring voor het leven.
Men neme een dwars konijn en zet dat op een stoel. Men lenge het zakje droogvoer van de dierenarts aan met water, vult er een spuit mee en leegt dit in het konijnenmondje.
Bella echter klemt haar tanden strak op elkaar. Zo’n hongerig loedertje toch!

“Ze vinden het lekker,” zei de dierenarts nog. Geen idee wie “ze” zijn, maar Bella hoort niet tot die fanclub. Valse informatie; ook op de bijgeleverde folder waar louter foto’s van blije huisdieren op staan. Kind en ik speelden vals door een likje appelmoes door de smurrie te mengen in de hoop dat dat Bella’s lekker trek zou aanwakkeren, maar we hadden ons de moeite kunnen besparen. Voorlopig hoef ik mijn vingernagels niet te knippen want mevrouw Konijn verdedigt zich met hand en tand. Je zou bijna denken dat ze een doodswens heeft.

De bruine klodders zitten overal: op haar kop, haar bef, haar voorpoten, de stoel, de vloer… en de assistente. Het zit overal, behalve in haar mondje. De dierenarts –  een stevige kerel met popey-armen –  kon Bella in z’n eentje niet de baas, en prees bij voorbaat onze inzet.
We gaan door met dwangmatig voeren tot Bella uit zichzelf begint te eten. De lekkerste dingen bieden we haar aan, maar niets, niente, nada.

We kijken het aan tot en met zondag. Kind heeft reeds spleetogen en mijn wallen hangen ter hoogte van mijn knieschijven. We hopen dat Bella snel zelf gaat eten. Dat is gezond voor haar én ons…

 

Zorgen om Bella

Ze kan niet praten, maar haar lichaamstaal spreekt boekdelen. Grumpy verschanst ze zich achter de bank met haar dikke kont naar mij toe. Elke vezel in haar protesteert om dat verrekte reismandje in te moeten. Op de passagiersstoel stampt ze in één keer alle strootjes door de auto heen. Het stof zit in mijn nek. Wacht maar, straks piept ze wel anders.

‘Ze is wel oud voor een konijn,’ zegt de dierenarts.
’t Is de bedoeling dat ze nóg ouder wordt,’ zeg ik.
‘Er is een kans dat ze niet wakker wordt uit de narcose.’
‘Dat weet ik, maar als ze niet eet, gaat ze ook dood, dus kunt u beter de haakjes van haar kiezen vijlen.‘
Natuurlijk is de dierenarts het met me eens. Ze zegt dat ik Bella de volgende ochtend om 8.15 uur kan brengen en haar ’s avonds nog wel moet dwangvoeren. Haha, dat lukt alleen als Bella bewusteloos is! De arts geeft toe dat er een kop op staat; met drie vrouw sterk hebben we Bella plat op de behandeltafel moeten drukken, zodat de dokter in Bella’s bek kon kijken.
Thuis zal ik mevrouw Konijn proberen te verleiden met lekkere hapjes: appel, peen, broccoli, banaan…

Bella wil niets.
Ook niet nadat haar kiezen twee dagen geleden gevijld zijn. Haar hangoren hangen nog meer dan anders.
‘Kom nou, Bella,’ probeer ik het flemend met haar op een akkoordje te gooien. ‘Ik zal je nooit meer ouwe schijtdoos noemen, of vieze zeikstraal als je weer wat naast je kattenbak gedaan hebt als ik net de keukenvloer gedweild heb. Ik zal niet mopperen als ik bijna m’n nek over je breek, omdat je me continu als een hondje achterna huppelt. Ook niet meer mopperen als je onder het eten koken bovenop m’n voeten gaat liggen. En ik zal niet meer zuchten als je op m’n sokken kwijlt omdat je net een stuk appel gegeten hebt. Of jij weer de beest uithangt door je tanden in een plint te zetten. Oké? Echt nóóit meer. Ga jij dan weer eten? Dan praten we ook niet over die 110 euro die je behandeling gekost heeft.’
Voor een konijn, mensen. Een konijn! Maar wát voor een konijn…
Maar Bella wil nog steeds niets. Alleen aandacht.

Een beest onder het terras

Verstrooid kijk ik op van mijn boek. Wat hoor ik toch voor gekrabbel? Het komt uit de richting van het terras. Het kan niet anders of er moet een beest onder zitten. Ik ga kijken en prompt wordt het stil. Ik houd mijn adem in en verroer me niet.

Daar is het gekrabbel weer: het komt van recht onder mijn voeten! Ik doe een stap opzij en tegelijkertijd schiet er een  bruin, fluwelen flappertje tussen de houten terrastegels omhoog. Krijg nou wat…het is Bella!
Hoe krijg ik haar onder het terras vandaan? Ze is niet alleen een tikkie aan de ronde kant, ze heeft ook weinig zelf reddend vermogen. Koelbloedig optreden is geboden.
Na wat speurwerk zie ik dat ze een gedeelte van de lavendel vakkundig heeft weggevreten, en in het midden een gat heeft gegraven. 

Uit de garage pak ik een dun houten latje en duw daarmee tegen Bella’s kont. Als reactie hoor ik misprijzende geluiden. Mevrouw Konijn is in een slecht humeur. Begrijpelijk.
Ik verwissel het latje voor een snoeischaar, en ga de lavendel te lijf. Hoe meer ik weg knip, des te meer zicht ik op het gat krijg: het lijkt wel een loopgraaf! Weer eens wat anders dan de blindgangers die ze meestal graaft.  Eenmaal het hele gat blootgelegd, steek ik mijn arm naar binnen en roep met omfloerste stem: ‘Bel-la… Bel-la…’

Na enig wachten, komt er beweging in. Bella heeft ruzie met het worteldoek, maar werkt zich gestaag een weg in de richting van mijn arm. Snuivend en vol spinrag komt ze boven de grond. Als je denkt dat ze blij is me te zien, heb je ’t mis. Met een verwilderde blik stampt ze voor me langs, rent als een bruine tornado het huis in, en zoekt dekking onder een laag meubelstuk.
Bella kan het navertellen, maar de lavendel is naar de gallemiezen. Eén ding moet ik haar nageven: ze is niet kieskeurig, en snoept met evenveel smaak van ongeacht welke tuinplant.