Het bruidsboeket

Schrijfuitdaging WE-300 van Plato voor de maand juli met als thema: ontgroenen.

Goedkeurend kijkt Sander naar de manchetknopen die hij zojuist van zijn aanstaande heeft gekregen: parelmoer met goud omrand. Ietwat gespannen maakt hij ze vast.
Als vanzelf gaan zijn gedachten terug naar zijn eerste trouwdag. Liselore en hij waren jong, zelfbewust en hoopvol gestemd voor de toekomst. Ze hadden een plezierige baan, kregen twee gezonde dochters, financieel ging het voor de wind, ze hadden een druk sociaal leven…en vonden dat alles doodgewoon.

Had hij toen maar beseft dat hij goud in handen had.
Dat het met een vingerknip voorbij kon zijn.
Dat het met een vingerknip voorbij wás.

Het ziekenhuis had na een standaardoperatie een fout gemaakt, en van de ene op de andere dag was hij weduwnaar en de wereld niet langer een roze suikerspin.
Sander had het gevoel verdwaald te zijn in zijn eigen leven. Ter wille van zijn meiden
– hun meiden – leefde hij op de cruise control; de structuur van zijn werk hield hem overeind.
Als jij vandaag mocht kiezen of hij opnieuw met Liselore of met zijn aanstaande vrouw zou trouwen, was de keus gemakkelijk. Maar lieverkoekjes worden niet gebakken.
Hij snuit zijn neus in de zakdoek die bestemd is voor zijn vreugdetranen.

Beneden, heuvelafwaarts, ziet hij de bestelwagen van de bloemist aan komen rijden. Wanneer deze de oprijlaan bereikt heeft, loopt Sander naar de voordeur om het bruidsboeket in ontvangst te nemen.

Het is een zwoele, warme nacht. Hun voeten knarsen over het grind en verstoren de rust op de anders zo stille omgeving.

Zijn aanstaande was eerst verbluft geweest over zijn suggestie, had tijd nodig gehad om aan het idee te wennen en had uiteindelijk ingestemd met zijn verzoek.
Samen leggen ze het boeket op de grafsteen. Al zal Liselore altijd een leegte blijven die ruimte inneemt, Sander is klaar voor zijn leven met Karin.

 

Het carillon

Schrijfuitdaging WE-300 van Plato voor mei-juni 2016 met als thema: musiceren. 

‘Kom schat, we moeten opschieten!’ jut Thijs zijn vrouw op. Hij weet dat ze een hekel heeft aan zijn muzikale uitstapjes, helemaal op haar enige vrije dag van de week. De harmonie in hun huwelijk is de laatste tijd dan ook ver te zoeken. En hij heeft nog wel zo zijn best moeten doen om vanavond als enigen de toren te mogen beklimmen.
Stiekem gooit hij een pilletje in Claudettes kopje espresso. “Houd er geen stemvork bij in de buurt,” had de verkoper hem gewaarschuwd, “want dat maakt de werking van de pil ongedaan.”

Het carillon strooit haar klanken uit over de oude binnenstad.
Claudette knippert verdwaasd met haar ogen, kijkt haar man aan als in trance en begint sneller te lopen. Haar armen voor zich uitgestrekt alsof die het eerst boven willen komen. In de haast dichter bij de muziek te zijn, loopt ze passanten schaamteloos omver.

Bij het begin van de torentrap kijkt ze haar man een tikkeltje angstig aan. Ze is altijd bang geweest voor nauwe ruimtes.
‘Niet opgeven nu, lieveling, je bent zó dichtbij,’ fluistert Thijs tegen haar.
Haar naaldhakken lopen ongemakkelijk over de ongelijke, smalle stenen.
‘Doe ze maar uit,’ adviseert hij.

Het lijkt wel of iedere gespeelde noot Claudette nog harder roept dan de vorige. Hijgend komt ze bovenaan tot stilstand.
‘Laat mij maar even,’ zegt Thijs. Ze passeren ongezien de carillonspeler en Thijs doet de deur naar de jubelende torenklokken open.
Zijn vrouw siddert en lijkt een climax nabij. Ze klautert over een houten hek, wacht een moment, werpt zich zonder aarzelen op de grootste klok en klampt zich daaraan vast.
Er klinken vijf afgrijselijke valse noten, dan wordt Claudette letterlijk opgeslokt door de klok.
Thijs glundert. Nu kan hij op zoek naar een onbespeeld muziekinstrument dat zijn leven opnieuw klank zal gaan geven.

Het serpent

Schrijfuitdaging WE-300 van Plato voor de maand November met als woord: spellen.

Johan staart door het raam. Hij kijkt naar buiten zonder iets te zien; zijn gedachten zijn bij zijn naderend afscheid.
Anderen kijken met verlangen uit naar hun pensionering. Ze beginnen een moestuin; nemen een hond of een verzorgpony; worden lid van een vereniging of plannen een voetreis met hun vrouw…
Hij wordt al licht misselijk als hij eraan denkt.

Persoonlijk zou hij zich graag verder ontwikkelen. Een universitaire studie volgen, bijvoorbeeld zich verdiepen in de Nederlandse literatuur en etymologie, doch bij hem thuis zal daar geen ruimte voor zijn. In Mathilda’s calvinistische wereld is geen plaats voor ontspanning.
Heel zijn leven heeft hij getracht te ontkennen wat hij diep van binnen geweten heeft. Sinds kort – noodgedwongen – durft hij de gedachte toe te laten: zijn vrouw is een serpent van een mens.

Door zich op zijn werk te storten heeft hij zich decennialang kunnen onttrekken aan haar aanwezigheid; weldra zal daar een eind aan komen. Mathilda is bezig met de aanleg van een to-do-lijst voor hem.
Een to-do-lijst! denkt hij schamper. Alsof daar geen fatsoenlijke Nederlandse woord voor bestaat!
Van verontwaardiging zuigt Johan zijn neusgaten vol lucht. Via zijn mond blaast hij langzaam uit waarbij zijn lippen een zacht, fluitend geluid maken. Het is een gewoonte die zijn leerlingen met verve geadopteerd hebben.
Hoe bestaat het dat hij zich meestentijd ergerde aan die pubers en hun aanwezigheid binnenkort zal  missen?

Hij had nog voorzichtig geopperd dat hij er best een aantal dienstjaren aan wilde vastplakken, maar de directie had mild het hoofd geschud.

Het is niet anders.

Johan kijkt weer naar de laatste regel van het opstel dat op zijn lessenaar ligt, haalt met zijn rode pen fel uit over de letter t, en bedenkt hoe hartgrondig hij het eens is met de laatste regel: ik wordt niet goed.

Een doosje voor 21 dagen

Schrijfopdracht WE-300 van Plato voor de maand oktober met als thema: nadenken.

‘Pap…ik wil niet dat je weggaat!’ zegt Stijn met de meest trieste blik die hij in huis heeft.
‘Het is voor mijn werk, knul.’
‘Ja, maar…21 dagen… Ik weet niet hoe lang dat duurt.’
Vader tilt Stijn op, draagt ‘m naar de keuken en wijst naar de kalender. ‘Kijk, iedere avond zet je een streep door de dag, en dan weet je dat je één dagje dichter bij mij bent.’
Langs Stijns wang biggelt een traan.
‘Wil je dan elke avond een dropje?’ stelt vader voor.
Stijn snikt: ‘Als ik uit bad kom, heb ik mijn tanden toch al gepoetst?’
Tegen zoveel kinderlogica kan vader niet op.

Ze kroelen een tijdje.
Vader probeert te verzinnen wat de duur van zijn afwezigheid tastbaar kan maken.
Hij duwt zijn neus in Stijns nek en gaat in gedachten de inhoud van de keukenkastjes na. Het moet iets zijn wat het eind van een dag markeert.

‘Ik heb een idee,’ zegt vader plots en zet Stijn op de grond. ‘Blijf hier staan en niet kijken, hoor!’
Vader trekt een keukenkastje open, pakt er iets uit en telt 21 stuks af. Ondertussen houdt hij in de gaten of Stijn niet stiekem door zijn wimpers gluurt.
Hij pakt een handje van zijn zoontje, legt het pakje erop en zegt: ‘Eerst voelen voordat je je ogen opendoet.’
Stijns hand schiet omhoog: het pakje weegt niets. Hij pakt het met zijn andere hand vast en zegt verbaasd: ‘Het is een doosje.’ Zijn vingers voelen gladde en ruwe zijkanten. Zonder het doosje open te maken weet hij wat erin zit.
Hij opent zijn ogen en kijkt zijn vader in verrukking aan.
‘Oh…pa-hap…!’
‘Iedere avond mag je er samen met mama eentje afsteken. Buiten op het stoepje of binnen boven de gootsteen. Net zolang totdat ik terugkom.’
Dat vindt Stijn een super idee.

Geheim exportproduct

Schrijfuitdaging WE-300 van Plato voor de maand september met als thema: “Handelen.”

Een lange colonne vrachtwagens rijdt richting de Syrische grens.
Tijdens het gebruik van de gezamenlijke maaltijd speculeren de chauffeurs over wat ze vervoeren.
Ondanks het lage gewicht, wordt er door alle overheden bijzonder zwaarwichtig over gedaan.
Jules-  een lange, magere man met baard- zegt: ‘Alle Schengenlanden leveren een bijdrage, maar niemand weet wat.’
Een kerel met een aanzienlijke buik antwoordt: ‘Gisteren sprak ik een Vlaamse collega; hij is ook niet verwittigd. Hij zei dat het gewicht van zijn camion ná de weging exact hetzelfde was als ervoor.’ De spreker  – Jean – trekt betekenisvol zijn wenkbrauwen op. Zijn vermoeide ogen worden even de helft groter. Hij vervolgt: ‘Is het jullie opgevallen dat de lading nergens gecontroleerd mag worden? Niets van binnen schijnt zich te mogen mengen met buiten. Wat kan dat voor buitengewoons zijn?’

Aan de grens
Het is bladstil. De middaghitte is moordend.
Alle hoogwaardigheidsbekleders zitten opgesteld onder een witte tent.
De vrachtwagens staan in het gelid met hun achterste naar Servië gekeerd.
Diverse tolken spreken om beurt in de microfoon.
‘Idioot circus,’ mompelt Jules in zijn baard. Hij is het geleuter beu. In de verte klinkt het geluid van artillerievuur en beschietingen. Zo dicht bij de oorlog is hij nog nooit geweest. Je zal er wonen met je kindertjes, peinst hij. Ondanks de hitte voelt hij een rilling.

‘Wat u vervoerd heeft…’ spreekt de generaal, ‘is gratis en tegelijkertijd ons kostbaarste exportproduct. Mannen en vrouwen… het moment van de waarheid! Open de vrachtwagens en laat de inhoud verwaaien met de wind!’
Er stáát geen wind, denkt Jules terwijl hij de grendels verschuift en de deur opent. Hij kijkt en kan zijn ogen niet geloven: zijn wagen is leeg.
Om hem heen gonst het van verontwaardiging. Wat hebben zij vervoerd? Iedereen kijkt verward naar de generaal die met zijn beide handen het V-teken maakt.