Keek op de week (212)

Liep naar diervoederkaam op markt om lekkernijen voor Rosa en Spot (kat van Roos en Dirk) aan te schaffen.
Zag zowaar buurvrouw van hoek achter kraam staan. Wij kennen elkaar pas 26 jaar.
Wachtte tot het mijn beurt was. ‘Werk je hier, dat is leuk!’
‘Ik heb het naar mijn zin!’ riep ze verheugd. ‘Even wennen met de kassa en zo, maar echt heel leuk.’
‘Nu jij hier werkt, zal de klandizie wel snel teruglopen,’ zei ik.
We lagen dubbel.
Buurvrouw keek ineens opzij en zei: ‘Wat zal mijn baas hiervan denken?’
Die antwoordde: ‘Zolang erom gelachen wordt, gaat het goed.’
Duidelijk een begripvolle man met levenservaring.
Kwam in dorp voor chocolaterie Astrid tegen. 82, vitaal, vrolijk en met vleugje lippenstift.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ik.
Astrid wees op haar malende mond, en pakte uit tas een zakje met dropsleutels. Ze gebaarde: Jij ook een? Met haar vinger tikte ze op: suikervrij.
In dat geval: graag.
Stonden gezellig naast elkaar te herkauwen, kijkend naar passerende mensen.
Haar mond leeg, zei ze – met blik op arm in mitella -: ‘Ik ben een gevallen vrouw. Over een week mag het gips eraf. Ik oefen met balletje om spieren te kweken. Popey wordt jaloers op me, ik verzeker het je. In gipskamer zei verpleegkundige – nauwelijks 20 – Oude mensen vallen nou eenmaal. Werd ik weggezet als bejaarde! Ik zei: iemand duwde me van de tráp, ja.’
‘Wat?’ vroeg ik.
‘Per ongeluk, maar goed. Mijn kinderen wilden voor me koken. Lief hoor, maar ik ben niet hulpbehoevend. Ik koop verse kant-en-klaar maaltijden bij de slager. Onbetaalbaar, maar dan kan die man volgend jaar ook weer op vakantie. Om de lasagne wordt gevochten. Met die gipspoot elleboog ik me een weg naar voren,’ knipoogde ze.
Het carillon speelde: Twee emmertjes waterhalen.
‘Het is twee uur,’ zei Astrid. ‘Ik heb een afspraak bij de kapper.’ Ze duwde twee dropsleutels in mijn hand en ging ervandoor.
Haalde coronavaccinatie. Reed dorp uit langs de Lek en IJssel over naar priklocatie. Daar zag ik tussen twee treurwilgen Sjoerd staan. Nou ja, een trafohuisje. Wie weet zie je de foto’s ervan eens op zijn blog.
In GGD-locatie Caps Lock hing in café een wand die beplakt was met cassettebandjes. Dat p(r)ikte ik toch mooi even mee. Geen David Bowie ertussen. Had me anders beslist genoodzaakt gevoeld bewuste cassette te confisqueren.
De wind rukte herfstbladeren van bomen. Midden op weg stond rood-wit hekwerk met daarop een bord. Fietste erlangs.
Verderop zaten twee bouwvakkers op stapel stenen te schaften. Weg was leeg en verlaten.
Rechtse kerel riep: ‘Hebbie dat bord niet gezien!’
‘Daarop staat: auto’s omrijden. Ik zit toch niet in een auto?’
‘Kutwijf! Je denkt zeker dat je bijdehand bent. Als je op je muil pleurt, is het je eigen schuld.’
Wat een diepgang! Vanbinnen bedoelde hij het vast goed. ‘Bent u vanochtend met twee verkeerde benen uit bed gestapt?’ vroeg ik vrolijk.
‘Pleuriswijf, met je grote muil. Krijg de tyfustering!’
Tyfus en tering zijn geen ernstige ziektes. Antibiotica erin en dóór. ‘U moet vandaag werken. Ik heb een snipperdag. Die verpest u niet, hoor. Eet smakelijk en nog een fijne werkdag!’
Bouwvakker was één seconde verwijderd van een hartaanval.








