Keek op de week (209)

Foto: Pixabay
Joris gaf me maandag vierkant doosje met pure bonbons. ‘Alsjeblieft, schat, nog voor Dierendag,’ gniffelde hij.
Wat kan mij dat bommen? Voor mij part krijg ik ze voor Vaderdag of voor Dag Van Het Naakt Tuinieren. Ik heb ze fijn.
Wij hebben een tuinpad. Een bruine met bulten. Of de pad heeft ons, dat kan ook.
Beest zat klem tussen muur en houten vlonder. Zijn buik was te dik; zijn achterpootjes spartelden in lucht.
Joris haastte zich naar garage en kwam terug met drie soorten latjes. Leve de klussenier. Lat één was te dun. Met lat twee wrikte hij vlonder weg van muur, en pad verdween in diepte. Daar overwintert-ie. Tot in het voorjaar!
Joris zei: ‘Hij kan op drie verschillende plaatsen onder vlonder kruipen maar kiest onmogelijke manier.’
‘Padden hebben kleine hersentjes,’ verdedigde ik amfibie.
Man maakte gebaar met hand alsof hij vlieg wegving voor zijn voorhoofd.
Waarop ik zei: ‘Dan komt het omdat het een mannetje is.’
Joris schudde hoofd en murmelde iets over bonbons, parels en zwijnen.
Moeder kip – gevolgd door vier donzige kotertjes – stapte uit bosjes pardoes fietspad op.
Voor dieren rijd ik met liefde berm in.
‘Nu nog kindjes? Het is október,’ sprak ik overstekende kip bezorgd toe. ‘Waar moet dat heen met je kuikens als er vorst aan je kont komt?’
Kip keek me vinnig aan – Ik ben een vrije kip. Bemoei je met je eigen zaken! – en verdween aan overkant in gras.
Eind goed, al goed, dacht ik.
‘Piep, piep, piep,’ klonk het uit bosjes. Er verscheen eenzaam kuiken.
‘Je familie is rechtdoor gelopen,’ zei ik. Vroeg me af: zou ik kuiken in goede richting manoeuvreren of zou beest hartverzakking krijgen?
‘Piep, piep, piep,’ riep het weer.
Moeder kip stoof uit gras tevoorschijn. Haar oogjes waren klein maar hun boodschap helder: Sta jij hier nou nóg? Mijn opmerking: ‘Als ik was opgestapt, had je kuiken tussen mijn spaken kunnen komen,’ interesseerde haar geen lor. Ze zette veren op en pikte met snavel in mijn fietsschoen. Kuiken vluchtte onder verendek en piepte: Oh moeder, ik heb u zo gemist.
Kip voerde schijnaanval uit op zelfde schoen, bedacht zich, en wierp me boos kraaloog toe.
Kon onmogelijk niet onder de indruk zijn.
Droomde dat ik met Carolien op vakantie was in houten huis op wielen, getrokken door twee ezels, want: ‘Eén ezel is zielig.’
‘Hoe heten ze?’ vroeg ik.
‘George en Mildred,’ was het antwoord.
Landschap was van ongekende schoonheid. Bergen, bossen, en bloemen. Veel bloemen.
Langs wegkant stond houten bord: ‘Hof van Eden, 5 km.’
‘Daar gaan we heen!’ riep Carolien. ‘Alleen maar appels eten.’
Even later: ‘Weet jij de weg terug naar huis?’
Natuurlijk wist ik die niet. Er was niet eens een wegenkaart.
Midden in leegte stond trein. ‘Jij gaat naar huis,’ zei Carolien en gaf me mijn rode rugzak met opgestikte badges van Corsica, Zweden en Noorwegen. Had ik die meegenomen?
‘Ik heb nog iets voor je,’ zei Vriendin.
Een leeg slakkenhuis.
Werd wakker met dichtgeknepen hand.

Foto: Pixabay







