Pillen, pech en geluk

Keek op de week (136)

Knuffelbijen zzijn ontwaakt uit winterzzzlaap. Zmullen van vergeet-mij-nietjez, hondzdraf, en zchoenlapperzplanten in tuin. Vliegen beladen met stuifmeel hotelkamer in, vegen voorkant lijf “schoon” met pootjes. Komen weer tevoorschijn en vliegen met achterlijf zelfde hotelkamer in, waarna achterlijf schoonmaakbeurt krijgt. En door! Druk, druk, druk…

Apotheek: de Bermudadriehoek van je gevoel voor humor.
Meldde me opnieuw met klacht over vervangend medicijn. Legde doosjes met afgekeurde pillen op balie.
Assistente uit overgangsklasse zei zelfverzekerd: ‘Dat is zonde. U heeft nog medicijnen voor drie weken.’
‘Als uw collega mij de vorige keer serieus had genomen, had ze dit voorkomen.’ Kleng, daar ging haar eerste commentaar.
‘Misschien dat u de bijsluiters op werkzame stoffen van oude en nieuwe medicijnen kunt vergelijken?’ suggereerde ze.
‘Nee, want deze werken niet. Wanneer worden originele geleverd?’
Met tegenzin rammelde ze op toetsenbord computer, en bromde: ‘Eind augustus.’
‘Hebben jullie pilletjes met geduld?’
‘Nee, dan zou ik die zelf ook slikken.’ Ze keek me veelbetekenend aan.
Het deed me weinig. ‘Ik wil een vervangend middel.’
Bespeurde een en al onhebbelijkheid, maar ze ging kijken.
Tegen sluitingstijd kwam assistente terug met pillen van ander fabricaat. Schoof doosje naar me toe, en zei: ‘Het zijn heus dezelfde als deze,’ waarbij haar vinger nijdig op afgekeurde doosje tikte.
Peuterde nieuwe open, keek erin en trok strip omhoog. ‘Deze zijn rood,’ zei ik, ‘en die…’
Assistente blies zwaar zuchtend door mondkapje.
Pakte strip uit ingeleverd doosje en hield die naast verse exemplaar. ‘Nou?’ drong ik aan.
‘Geel,’ zei ze kortaf.
Prijsde me gelukkig dat ze niet kleurenblind was.

Koffie gemaakt; melkschuim erop. Die eerste slokken…onverslaanbaar. Zette mok links van toverdoos; pakte iets en – klababber – koffie om. Pure drankverspilling.
Gooide met zwaai verlengsnoer opzij en rende naar keuken voor theedoeken. Zogen alles op, evenals joekel van notitieblok. Koffie droop van tafel op parketvloer, Rosa lebberde het  op. Hoeft daar eerste maanden geen dweil over.
Mijn riante schrift was zwaarst getroffen: vies bruin gegolfd. Scheurde natste bladeren er uit en legde blok te drogen op radiator.
Alles opgeruimd, niets meer van ongeluk te zien.
Joris kwam beneden, wierp één blik in rondte, en vroeg: ‘Bommetje ontploft?’
‘Komt in beste families voor,’ zei ik nonchalant.
‘Dat blijkt,’ zei Man sportief. Voegde er gniffelend aan toe: ‘Maar de grootste knoeier overkomt het als eerst.’

Vroeg: ‘Wilt u alstublieft uw portieren dichtdoen, dan kan ik erlangs.’
Man zweeg; zijn houding sprak boekdelen: hij stond hier prima. Midden op weg met vier deuren wijd open. Rara. Gunde hem een trekker die als een Leopardtank over z’n vehikel reed.
Wilde er met fiets aan linkerkant langs, tot…ik zag, ik zag, wat bestuurder niet zag. Het was oranje/wit, reed op twee wielen en is zeldzaam in deze contreien. Een motoragent!
‘U bent de bestuurder van dit voertuig?’ informeerde diender.
Bestuurder knikte.
‘Heeft u pech?’
Dat had hij niet maar intussen dus wél.
‘Laat die dame erdoor,’ sommeerde agent. (Hahaha: dame!) ‘Daarna kunt u in de berm parkeren. U krijgt een bekeuring.’
Wilde politieman vragen: Wilt u dat van die bekeuring nog eens herhalen? Wilde ook graag smoes horen van automobilist. (‘Kom net bij m’n schoonmoeder vandaan, man, man. Ze ligt gekneveld te dampen op de achterbank. Ze lust gras, dus stond ik te dubben of ik linker- of rechterweiland zou kopen.’)
Raadsel zal onopgelost blijven. Maar, met mij kun je alle kanten op. In dit geval zelfs rechtdoor.

Post! Kreeg dit lieve kaartje van Dorothé (KLIK.)

Een veldslag

Keek op de week (135)

Had afgelopen week dip. Alsof mijn gemoed was verkruimeld. Voelde me zo lamlendig, Rosa lustte er geen brood van. Kraaienpoten hingen op m’n knieën. Een eendagsvlieg die haar dag niet had, maar dan hele week. ‘s Ochtends – in voorbijgaan langs spiegel – dacht ik: minder lachen, Kakel, minder lachen. Komt aantal rimpels ten goede. Eitje!

Bijna in trance volgden Joris en ik nerveuze vliegbewegingen van pimpelmeesjes.
Nestkatje hangt uitnodigend aan schutting, weldra omzoomd door bloeiende klimhortensia van buren. Aan alle ophangeisen voldaan. Check, check, check!
Een meesje vloog door opening, koppie bewoog schichtig heen en weer. Snaveltje inspecteerde vliegopening. Partner erin. Samen vlogen ze er weer uit.
Het derde kieskeurig stel. Terwijl Man en ik hunkeren naar huurders die willen hokken.

Ging naar apotheek. Medicijnen waren vervangen door die van andere fabrikant en deden niet waar ik ze voor slik. Apothekersassistente luisterde naar relaas, en zei: ‘Mevrouw, dat kan niet. Er zitten dezelfde stoffen in. Het zit tussen uw oren.’
Had het voor iedereen kunnen opnemen maar niet voor mezelf. Maakte rechtsomkeert en liep moedeloos apotheek uit.

Roos en Dirk hebben nieuw gezinslid. Via familieapp werd Henk met filmpje geïntroduceerd.  Blijkt heuse familie-aanwinst! Hij werkt zich slag in de rondte want hij dweilt en zuigt. ‘Zelfs hoeken en randjes,’ vertelde Roos via telefoon. ‘De eerste dag moest hij wennen – hij verdwaalde telkens – maar nu kent hij de weg. Als-ie klaar is, zegt-ie: Your house is clean. Daarna rolt-ie terug naar z’n holletje – het oplaadstation – en zegt-ie: Now charging.’
Gezellig,’ zei ik. ‘Ben je alleen thuis, praat er toch iemand tegen je. Zuigt-ie ook hondenhaar? Rosa verliest haar wintervacht…’
‘Ongetwijfeld. Iedere dag zit-ie vol met dikke pruik van mij,’ vertelde Roos opgewekt.
Ik. Wil. Ook. Een. Henk!

Postcrossing:
Ontving kaart met afbeelding van koelbox van Anthony uit Australië.
Thougt you might want to know this because everyone here takes it to a picnic, to keep food and drinks cold, and when the lid is on – you can sit on it!”
Really, hebben jullie die, Anthony?
Ik ga er liever met m’n hoofd in zitten. Is warmer dan in buitenlucht. Het was pas leuk geweest als afzender had geschreven: “…you can sHit on it.”
Pardon me.
Lekkerste bewaarde hij voor het laatst: I love speculaas.
Dát is pas nieuws.

Vechtend tegen gure voorjaarswind fietste ik naar Haastrecht.
Aan overzijde polder stond vrachtauto geparkeerd. Passeerde cabine. Wit bestelbusje reed me tegemoet en dacht: recht van de sterkste, hup, de sloot in met je racefiets.
Krijg de asfaltering, dacht ik vals. In plaats van naar rechts uit te wijken, reed ik stoïcijns rechtdoor en stak m’n elleboog uit.
Begaan met het lot van zijn buitenspiegel, stopte automobilist pal naast me.
Brutaal trok ik z’n deur op kier. Zag een man van mijn leeftijd, baard van een week en ogen zo groot als schoteltjes. Op gedecideerde toon sprak ik: ‘Beleefd is anders, meneer.’
Overdonderd door mijn actie (toegegeven: zelfs ik was van mezelf onder indruk) sputterde kerel: ‘Ja maar…’
Smeet deur dicht en als een generaal die een veldslag had gewonnen, fietste ik voort.
Denk dat ik binnenkort wel weer naar apotheek kan.

Don Quichot – Krimpen a/d IJssel.

Een kwartje!

Keek op de week (134)

Eén april, kikker in je bil!
Joris en ik konden het nauwelijks bevatten: Roos een kwarteeuw oud. Leek eergisteren dat ons roodharig bruistabletje op houten klompjes naar peuterspeelzaal stapte.
Hoe kunnen jaren zo rap voorbij gaan?
Jarige zelf dartelde in ons met slingers versierde huis rond.
‘Wat is ze mooi tot bloei gekomen, hè?’ zuchtte ik tegen man.
Hij knikte instemmend.
‘Weet je nog,’ herinnerde ik hem, ‘dat jij na één dag pa al moe was? Terwijl je haar niet eens had hoeven baren en voeden?’
Joris – tot dat moment in opperbest humeur – schonk zich nog een glas bubbels in.

Fietste weer langs ooievaars in Cabauw. In lange broek want het was weer herfst.
Riep naar boven: ‘Houden jullie de eitjes warm? Binnenkort hagel en sneeuw.’
Vogels gaapten. Of deden ze bek open om drommen muggen naar binnen te laten vliegen?

‘Wil je m’n nieuwe rijbewijs zien?’ vroeg ik Corrie van drogist?
‘Eh…waarom zou ik dat willen zien?’ giechelde ze.
‘Omdat de bij jullie gemaakte pasfoto erop staat.’
Ze schaterde en knikte.
Hield rijbewijs tegen spatscherm; zei bij voorbaat: ‘Zeg maar niks.’
Het was weer zo ver: we gierden het uit.
‘Er zit een geplastificeerd gaatje in,’ wees Corrie.
‘Is dat om de prijs te drukken of te verhogen?’
‘Ik zet steeds meer vraagtekens bij de overheid.’
Breek ons de bek niet open. In wat voor politieke soap zijn we na verkiezingen terechtgekomen?

Oude dame stond naast fiets bij lantaarnpaal. Ze leek ertegenaan te willen leunen. Voorband van fiets was breed en nagenoeg plat. Haar fiets was zwart; zij zelf geheel in zwart gekleed. De vraag: zou haar ondergoed ook zwart zijn? drong zich op. Nou, nou, nou! Oprisping van mijn losbandige kant. Terwijl ik nul interesse heb voor welk en ongeacht wiens ondergoed.
‘Mevrouw, wilt u iemand bellen die u kan komen ophalen?’
‘Dan moet ik m’n fiets achterlaten,’ zei ze. ‘Ik ben naar m’n zuster in Gouda geweest. Mijn zwager probeerde band op te pompen maar die liep alleen leger…’
‘Waar moet u naartoe?’
‘Stolwijk.’
Minstens twee kilometer; flinke tippel voor dame op leeftijd. ‘Dat is een vreemd ventiel,’ zei ik, kijkend naar voorband. ‘Vindt u het goed als ik mijn fiets tegen de lantaarnpaal zet?’
Vrouw knikte en liep twee meter naar voren.
Bukte naast voorwiel. ‘Er zit een Frans ventiel in,’ zei ik.
‘Watblief?’
‘Er zit een verkeerde binnenband in. Deze wordt gebruikt voor racefietsen en mountainbikes. Buitenband is nieuw. Wie heeft dit gedaan?’
‘Kleinzoon van kennissen. Hij wil voor z’n eigen beginnen. Eergisteren m’n fiets opgehaald. De voorband was niet hard…ik wilde verder niks vragen…het was daar zo druk…allemaal jongelui…Ik dacht, ik vraag het mijn zwager wel.’
Tussen ventiel en ventielopening zat ook nog speling. ‘Wat een prutser,’ zei ik hartgrondig.
‘Ik kan uw band oppompen; ik heb hetzelfde ventiel.’
‘Oh,’ zei vrouw. Haar gezicht klaarde op.
Bij iedere zucht lucht kwam band meer tot leven. Pompte tot ik rood aanliep en in ademnood kwam. ‘Harder krijg ik ‘m niet.’
‘Dit is hard zat, ik kan weer fietsen! Wat vertel ik die eh…prutser?’
‘Dat u in uw voorband dezelfde binnenband wil als in uw achterband.’
Ze knikte. ‘Hij herstelt het maar,’ zei ze ferm. ‘Gratis! En voortaan ga ik weer naar de fietsenmaker. Ik ben eenentachtig,’ zei ze, ‘ik laat me niet afschepen!’
Kranig mensch!

Gemaal Stein – polder Hekendorp

Chaos en overstekende padden

Keek op de week (133)

Ooievaars in Cabauw

Kwam ogen te kort op fiets. Speenkruid, kort hoefblad, duttende lammetjes op een kluitje, buitelende kieviten, een grutto op een hek, verliefde futen, hollende hazen, kinderen in een sloep, wapperend wasgoed, een haas die zwemmend een sloot overstak en een setje ooievaars. Ze waaiden zowat van hun nest, maar toch: eindelijk lente!

Bracht geleend biebboek terug. Toetste op beeldscherm op: “Inleveren en printen.” Eerste verliep vlekkeloos, printer weigerde. Twijfelde over vervolg. Personeel hier is uitermate vriendelijk, maar verkeert permanent in zenuwachtige staat.
Enige medewerker hielp klant bij balie.
Wat kon misgaan bij printer een zetje geven voor één afdruk?
Tilde klepje erboven op, loerde op knopjes en drukte op “paper feed.” Hoorde ddddzzzzz, gevolgd door ratelend geluid. Klonk veelbelovend. Printer spuugde echter in sneltreinvaart eruptie van papier omhoog. Hectometers! Hoefde slechts armen op te houden, terwijl ik wist: laatste velletje is voor mij.
Wat deed ik met rest? In prullenbak mieteren of afgeven?
Liep naar balie, en wachtte op m’n beurt.
‘Goedemiddag. Afdrukken van uitgeleende en ingeleverde boeken,’ zei ik. Voegde als grap toe: ‘Slingers van het leven moet je zelf ophangen.’
Wenkbrauwen van man schoten omhoog boven zijn bril uit. Stond op van stoel en riep: ‘Niemand heeft een klacht ingediend!’ Met een blik op mij riep hij verwilderd: ‘Mevrouw, u heeft geen mandje!’
‘Stonden er niet. Geen schone en geen gebruikte.’
‘U heeft geen mandje bij medewerker bij ingang gevraagd?’
‘Zat er niet,’ antwoordde ik.
Man was overdonderd door info. Dit was wet van Murphy in kwadraat. Hij moest het laten bezinken.
Zacht sloop ik richting uitgang. Waar ik kom, ontstaat vanzelf chaos…

Hulde voor Joris! Het is weer periode van paddentrek. Man plukt ze ’s avonds  liefdevol van Tiendweg. Meestal zitten padden midden op weg, waarbij zich levensbelangrijke vraag opdringt: welke kant is hun overkant?

‘Moet je zien,’ zei Man. Zijn hand wees naar beneden.
Keek, zag niets. ‘Wat moet ik zien?’ vroeg ik.
Joris tilde pijpen spijkerbroek omhoog.
Zag wederom niets. Smeekte: ‘Hou me niet langer in spanning.’
‘Die sok is zwart en die donkerblauw.’
‘Jeetjemina, wat een enerverende ervaring!’
‘Jij hebt twee verschillende sokken opgevouwen,’ klaagde Man.
‘Jij hebt ze aangetrokken. Hoe wil je later worden herinnerd? Als de man die altijd twee dezelfde sokken dr…’ Ineens riep ik: ‘Weet je nog die keer dat je naar kantoor ging met twee verschillende schoenen aan? Hetzelfde model, maar dan een zwart en een bruin? Dát was komisch! Wat hebben we toen gelachen!’ schaterde ik.
‘Ja, jij en Roos!’ riep Joris. ‘Jullie zakten zowat door je benen van het lachen.’
‘Nie-mand had het gezien! Zo’n  gemiste kans!’ gierde ik het uit.
Man keek gekwetst. Diep, diep gekwetst.
‘Wees trots! Verschillende sokken zijn weinig opzienbarend, maar verschillende schoenen…dan behoor je tot een select.’ Joris zag plots bouwlamp schijnen op nieuwe kijk op zijn verleden, en rechtte zijn rug.
‘Trek in thee?’ vroeg ik liefjes.
‘Ja, graag.’
‘Zet dan voor mij meteen koffie.’
Als ik op Joris had gewacht, kampte ik heden met uitdrogingsverschijnselen…
Nipten weinig later van hete vocht.
Dat we zwijgend zo goed uit onze woorden kunnen…

Postcrossing:
A postcard from Nathalie, Belarus:
“My daughter loves Queen, David Bowie, the Simple Minds & 80’s rock because I do! I love that you have a naughty brown Labrador. I have a Husky and she is very vocal. Happy spring!” 

De hufter en de dode eend

Keek op de week (132)

‘U mag het potlood houden,’ sprak vrijwilliger op stembureau.
‘Mag ik er eindelijk aan likken,’ zei ik.
Dat wil ik niet; het is het idee.
Rode potloden hangen bij verkiezingen steevast aan ketting die is vastgenageld in stemhokje. Daarboven bordje met tekst: “Verboden aan het potlood te likken.”
Vanwege dat verrekte virus ben ik in bezit van collectors item.
Buiten – weer bevrijd van mondkapje – veegde bloemist zijn straatje.
‘Alles goed, Martin?’ informeerde ik.
‘Stuk beter als het twintig graden warmer is,’ antwoordde hij gevat.
Niets zo gemakkelijk als kiezen voor mooi weer…

Opende slaapkamerraam en hoorde: Grut-to, grut-to, grut-to. Goed begin van dag.

Was geen beetje dom maar heleboel. Schaamte gierde uit m’n poriën. Jarenlang reserveerde ik boeken bij bieb. Van sommige hoorde ik nooit meer iets. Wat bleek?
Klikte per ongeluk op tabel naast reservering en zag tot ontsteltenis dat standaarddatum een maand was. Een maand! Hapte zowaar naar lucht.
‘Geen stijl dat dat niet duidelijk op website staat aangegeven,’ aldus Joris.
Voelde me gesterkt, maar schrijnde nog steeds.
‘Moest je voor die boeken ook euro betalen?’ vroeg Man.
‘Ja, dat is het leven,’ antwoordde ik. Vind dat overigens geen probleem; bibliotheken gaan gebukt onder bezuinigingen.

Verzaakte taak. Liep te kletsen met Baas en zag te laat dat Rosa fietspad opliep, met fietser in aankomst.
Riep: ‘Ró-sá, stóp!’
Hond stopte pal naast bruggetje waar ze bruine billen op wegdek duwde; braaf met bal in bek.
Viel bijna van verbazing bewusteloos achterover.
Fietser gaf me compliment.
Zei: ‘Meneer, dit is werkelijk voor het eerst in de geschiedenis.’
Samen met Baas zorgde fietser voor explosie van decibellen in natuurgebied.

Fietste door boerengehucht. Remde want mannetjeseend zigzagde over weg. Zeker verliefd. Leek me stug dat-ie z’n GPS uitprobeerde. Wist watervogel te omzeilen, terwijl ik achter me auto hoorde naderen.
Verwachtte dat bestuurder zou remmen voor dier, maar die reed door. Eend z’n nek klapte dubbel en dier werd geplet. Misselijk was ik, maar vooral ziedend. Woedend. Furieus. Was in staat man achter stuur – samen met zijn moreel defect – de strot om te draaien.
Drie meter verder stopte auto – Merc cabriolet – bij provinciale weg.
Mijn blik viel op kentekenplaat. Reed naar links – daar was tevens oversteekplaats voor fietsers –  en riep door openstaande raampje: ‘Te veel moeite om uw voet op de rem te zetten? Dan had de eend nu nog geleefd.’
Man, eind zestig, zijden sjaaltje, onderkin en zelfverzekerde blik: ‘Wie denk jij dat je bent?’
‘Ik spreek u aan op uw rijgedrag.’
‘Met je rode haar,’ schamperde kerel.
‘Beter dan een kale knar. En vertel me niet dat daar hersenen onder zitten want dan had u wel op de rem getrapt.’
‘Je verbeeldt je nogal wat! Geef toe dat je jaloers bent dat je man niet zo’n dure auto bezit.’
‘Mijn man heeft fatsoen, dat is voor geld niet te koop. Trouwens…’ Liet seconde stilte vallen voordat ik grievende woorden uitsprak: ‘…die auto is niet van u. Het is een leasebak.’
Kerel wilde verbaal uithalen maar bleef hangen in verbazing.
‘Kentekenplaat,’ zei ik minzaam, stapte op, stak provinciale weg over en sloeg aan overkant linksaf secundaire weg op.
Auto zoefde voorbij; hanswort claxonneerde als idioot.
Ik hield me blind en doof. Zelfs mijn middelvinger gunde ik ‘m niet.

Ophaalbrug bij Achterbroek