Knuffelbijen en een opvangduif

Keek op de week (130)

Fietsgroeten uit Hekendorp.

‘Jij doet toch aan wielrennen?’ vroeg Baas in polder.
Ik knikte.
‘Draag jij witte helm en blauw jack?’
Knikte weer.
‘Fietste samen met m’n vrouw op fietspad. Je belde en vroeg of je erlangs mocht. Daarna zei je bedankt. Mijn vrouw zei: dat is netjes.’
‘Heb ik de verkeerde indruk gewekt,’ zei ik bezorgd.
Baas schaterde: ‘Ik wilde je roepen maar ik weet je naam niet.’
‘Had gedaan alsof ik u voor het eerst zag.’
‘Jij-hij bent echt vre-he-he-se-lijk,’ bulderde hij. ‘Waarom praat ik nog tegen je?’

Portier opende deur voor me.
Sjieke boel in Stolwijk!
Hij vroeg m’n naam en meldde me aan.
Ik mocht naar balie vijf. Zag alleen nummer een tot en met vier.
‘Vijf is helemaal achteraan,’ wees medewerkster van balie een vriendelijk.
Daar aangekomen zei ik opgewekt: ‘Goedemorgen. U heeft zich verdekt opgesteld?’
Vrouw achter plexiglas kon niet bij haar gevoel voor humor. Ze wees zwijgend naar stoel waarop ik mocht plaatsnemen, en vroeg op dodelijk saaie toon: ‘Wat is uw naam?’
‘Kakelbont.’
Gedecideerd sprak ze: ‘U bent te vroeg.’
Helemaal waar. Cruijff zei het al: “Je kunt maar een keer op tijd komen.” In bevestigingse-mail stond nergens dat ik pas vijf minuten voor afspraak naar binnen mocht; bovendien was ik enige klant. Het was me worst.
‘Waarvoor komt u?’
‘Rijbewijs verlengen.’
‘Is het voor uzelf?’
Is het voor mezelf? Hou. Me. Vast. Neen, voor mijn in 1993 overleden geliefde grootmoedertje.
Zei beleefd: ‘Ja, mevrouw.’ Ging net; geraakte aan m’n taks. Overhandigde haar benodigde administratie plus pasfoto.
Betalen ging het snelst: 41 euro. Maakte afspraak voor ophalen over een week.
‘Dan is uw huidige rijbewijs twee dagen verlopen,’ sprak ambtenaar waarschuwend.
Zei schouderophalend: ‘Doe ik een Grapperhausje.’
Vrouw wierp me chagrijnige blik toe die ik terug katapulteerde.
Portier opende wederom deur voor me. Juist op dat moment brandde gele bal een gat door het mistig wolkendek. Alsof een regisseur een rolgordijn optrok.
‘De zon,’ zeiden wij gelijktijdig.
Precies wat balie vijf nodig had.
‘Uw rijbewijs is langer geldig vanwege corona, mevrouw,’ zei portier terwijl ik langsliep.
Geef die man salarisverhoging en een bloemetje.

Over papier- en inktverspilling gesproken: heb vijf pasfoto’s over. Vijf! Zal ik museumjaarkaart aanvragen? Nieuw paspoort? OV-pas? Ze opsturen naar antiquair? Ingeval ik ze als postzegel gebruik voor Postcrossing, zouden ansichten aankomen?

Knuffelbijen (klik) hangen in kokertje buiten onder hun hotel! Beschut en op het zuiden. Verwachting is dat de eerste mannetjesbijen eind april/half mei naar buiten komen. Dan staat onze tuin doorgaans vol bloemen met stuifmeel. We duimen…

Hebben weer wedstrijdduif. Man plukte oververmoeide vogel van grond en zette het in leeg konijnenhok. Beest was eerste dag te afgepeigerd om te eten.
‘Wonderlijk,’ peinsde Joris hardop. ‘Twee stuks in korte tijd.’
‘Vogels hebben onderling contact. Wisselen adressen uit waar ze noodlanding of tussenstop met veilige overnachting kunnen maken.’
‘Jij ziet ze echt vliegen,’ zei Man.
‘Dat was compliment voor je zorg voor vorige duif,’ repliceerde ik.
Joris bleef me meewarig aankijken.
Poets ik wekelijks remsporen uit z’n onderbroeken en is dit mijn dank. Dacht: wacht maar.

‘Weer geen wifi!’ hoorde ik Joris in meterkast foeteren. ‘Telkens wanneer ik in beeld kom bij videobellen, valt verbinding weg.’
‘Dat ligt eerder aan je haardracht dan aan de wifi, schat,’ zei ik.
Zo. Die zat.

Een snol en gebrek aan talent

Keek op de week (129)

Renate woont in: Frankfurt!
Marlou, Frank, Laura, Inge en Hilly gaven het goede antwoord. Lot heeft Laura als winnares bestempeld. Gefeliciteerd! Stuur je me een mailtje met je favoriete smaak en je adres?

Man heeft zenuwtic. Maakt met hoofd telkens wegwerpgebaar om lange pony die voor z’n ogen hangt, in nek te werpen. Die valt echter net zo rap weer terug.
‘Kun jij m’n haar niet knippen?’ vroeg Joris.
‘Je zegt het goed: níet knippen.’
Ik mag dan dingen die krom zijn recht kunnen praten, het talent iets recht afknippen is aan mij voorbij gegaan.
Echtgenoot ziet het door de eh…haren.

Voor me stond rode, vierkante doos op wielen. Stond reeds geruime tijd te wachten. Binnen bij kassa zag ik geen activiteit, dus toeterde ik. Geen reactie van auto voor me.
Stapte uit en liep naar bestuurdersraam.
‘Goeiemiddag. Gaan jullie zo nog rijden?’ vroeg ik.
Twee jonge blondines met paardenstaarten en glow-in-the-dark-gebitten keken me aan.
‘Bemoei je met je eigen! We zitten hier even te kletsen,’ snauwde bestuurster.
‘Dit is een tankstation, geen parkeerplaats.’
‘Dan heb je mooi pech gehad!’
Zei: ‘Blijf daar vooral staan.’ Draaide me om. Foeterde: verwende snotneus, smerige snol.
Stapte in, reed achteruit, passeerde Snol, en reed achteruit terug. Net niet tegen haar rode doos aan.
Achter haar sloot een nieuwe auto aan in de rij. Doos stond klem, tenzij ze bakken openhaardhout, voetballen, kranten en bloemen omver wilde rijden.
Snols raam gleed naar beneden. ‘Wat ga je doen?!’
‘Tanken. Dat doen mensen vaker bij een tankstation.’
‘Nou kan ik niet weg, stomme trut!’ schreeuwde Snol.
Manieren, manieren… ‘Mevróuw stomme trut,’ verbeterde ik haar. ‘Wij hebben niet geknikkerd.’
Roodgloeiend van woede, toeterend en met gestrekte middelvingers kon ze niets anders dan lijdzaam wachten tot ik bij kassa had afgerekend.
Domme blondjes. Ze bestaan nog.
Heerlijk, heerlijk, heerlijk.

We stopten tegelijkertijd. Ik hing fietsstuur over brugleuning, hij zette zijn elektrisch rijwiel op standaard erachter. Maakten een praatje.
‘Ik ben lid van een kerkelijke gemeente en fotografeer evangelische elementen in het landschap,’ vertrouwde man me toe. Eind zestig, zachtmoedige gelaatstrekken, en verwaaid wit haar dat hij probeerde te fatsoeneren.
Stonden we op uitgelezen locatie. Op brug voor ons stond met witgekalkte letters te lezen: “Anno 2009. Jezus vergeeft en geneest.”
Vroeg of elementen ook boerderijen mochten zijn.
Hij knikte.
Noemde er aantal op: ‘Alpha en Omega; Bid en werk; Dwaal ik, wacht u; en Eben Haëzer.’ Inclusief locatie waar hij boerderijen kon vinden. Attendeerde hem ook op Tel-uw-zegeningen-telraam in Polsbroek.
Kerel typte zich een tennisarm op z’n telefoon.
Dacht hij door mijn opsomming een gelijke gevonden te hebben?
Geestdriftig vroeg hij: ‘Wat vindt u van de bijbel?’
Discussies met onbekenden over geloof mijd ik doorgaans angstvallig. Evenals iemand stroop om de mond smeren want dat staat dwars op mijn karakter. Wilde man niet kwetsen, dacht nog tijdig aan wijze waarschuwing: Heer, zet een wachter voor mijn lippen, maar koos voor waarheid.
‘Boek is niet meer van deze tijd. Er staat in dat je je dochter mag verkopen. Dat is het laatste wat ik zal doen.’
Een diplomatiek antwoord. Ik wist niet dat ik het in me had.

Hebben nieuwe huisdieren! Om precies te zijn twintig stuks, en ze liggen in koelkast.
I kid you not.
Gekregen van Roos. Inclusief een vijfsterrenverblijf.
Volgende week mogen ze naar buiten. Het zijn…knuffelbijen!
Wordt vervolgd.

De neandertaler en een reep chocola

Keek op de week (128)

Fietste door Vlist. Krappe bedoening daar.
Een echtpaar wandelde me met hun hoofden achterstevoren tegemoet. Ze bewonderden een van vele boerderijen langs schilderachtige route.
Schuin marcherend weken ze van hun lijn. Meest ideale oplossing – ruimte technisch gezien – was tussen hen door fietsen maar dan ben je de Geert W. onder de wegpiraten.
Heus. Beslist. Werkelijk. Echt. Serieus. Wilde bellen, maar schortte aan uitvoering. Mijn rechterhand en ogen zochten palletje van bel. Nu is recent triatlonstuur verwijderd en sindsdien zit palletje van bel aan linkerkant. Mijn denken stagneerde omdat ik rechts palletje miste. In mijn hersenen ontstond opstopping van gedachten. Ergens zat een krom voltje tussen immense rij zenuwimpulsen.
Wandelaars kwamen dichterbij.
Zat gevangen in moment. Tijd vertraagde. Een seconde duurde een schrikkeljaar.
Dichterbij…Moest iets doen. M’n mond opentrekken.
‘Ho!’ Meer kwam er niet uit.
Wandelaars draaiden hoofd om. Man keek gealarmeerd. Zijn ogen als die van een konijn gevangen in lamplicht. Vraag was: zou hij naar links of rechts bewegen?
Kerel verstijfde. Zijn vrouw sleurde hem aan zijn jas opzij.
Met m’n lijf gaf ik m’n fiets een zwieper naar rechts, de berm in, pal tussen man en knotwilg door. Daar viel ik stil.
Toen ik opkeek, stond het echtpaar veilig langs de kant.
Riep: ‘Sorry meneer, ik kon met m’n hand niet bij de bel.’
Het was waar maar klonk allesbehalve snugger. Voelde me neanderthaler die gestopt was met evolueren.
Alsof ik ze voor het eerst zag, trokken wandelaars en fietsers in beide richtingen als een gestaag stromende rivier voorbij.
Echtpaar riep ook sorry en stak hun hand op.
Heb tijdens terugtocht geoefend met links bellen. Dit was eens en nooit weer.

Haalde bestelling op bij bloemist.
‘Is je man vandaag jarig?’ vroeg eigenaresse.
‘Heel de dag.’
‘Hoe oud is hij geworden?’
’58 jaar.’
‘Dat geef ik ‘m niet.’
‘Zal compliment overbrengen.’
‘Wordt geen heftig feest vanavond,’ bemoeide winkeleigenaar zich ertegenaan.
‘Juist wel,’ zei ik, ‘Alle taart en drank voor onszelf.’
‘Dus morgen ben je niet aanspreekbaar?’
‘Nee. Volslagen laveloos.’
Zei het met ernstig gezicht, ze geloofden me echter niet.

Joris wilde voor verjaardag jachtlaarzen, dus kreeg hij jachtlaarzen.
Zijn jachtterrein? Achter de vrouwen aan!
Tut, tut, mocht ik niet zeggen.
Met zijn ogen jaagt hij op alles wat een hart, vacht en/of veren heeft. Vorige week zag hij vier verschillende ochtenden achtereen een ijsvogel. Vind dat zeer begerenswaardig.

Weet niet hoe jij laarzen past, maar ik trek ze aan, en loop rondje om maat en comfort te testen.
Joris niet. Hij maakte sprongen op plaats halt.
‘Je lijkt wel een kleuter die in een plas springt,’ merkte ik op.
‘Nogal wiedes dat mensen jou niet geloven,’ meende Joris. ‘Jij slaat wartaal uit.’

In één week van winter naar voorjaar! (Laatste is officieel want eerste kieviten zijn gearriveerd.) Wil dat voortaan ieder jaar. Ga hartig woordje spreken met weergoden.

Postcrossing:
Op deurmat viel kaart van Renate uit Germanië. Was overdonderd door moeite die afzender voor me had gedaan.
“Hello Mirjam. I’m 63 years old, married and retired. This is my first attempt of quilting a skyline. The skyline of my hometown.”

Rara, in welke stad woont Renate?
Het juiste antwoord levert een reep chocolade op. (Of chocolade pindarotsjes van de markt. Sla ze wel plat met hamer zodat ze door brievenbus passen.)
Bij meerdere goede antwoorden, wordt er geloot.
Roep (of mail) maar!

Een bloementuin in de winter

Keek op de week (127)

“Ze” gaven sneeuw op; code Rood. Eerst zien, dan geloven.
Zondagochtend: Siberische toestanden. M’n auto was aan zicht onttrokken: ondergesneeuwd. Joris groef haar uit.
Leuk joh, oude auto! Driedeurs, alle sloten vastgevroren.
Laat me raden: slotontdooier in dashboardkastje, Kakel?
Nee, nooit gekocht.
Ging lopend met hond naar polder, waarbij wij Noordkaap passeerden.
Weer thuis, trok ik luxaflex omhoog zodat ik goed zicht had op Joris’ activiteiten.
Buurman kwam aandraven met illegaal gebrouwen lichtblauw goedje in spuitflacon.
Joris bedankte (ik had beslist slok genomen,) verwarmde autosleutel net zo vaak tot sloten openden en beloonde ze met kruipolie. Kleefdeuren voorzag hij van talkpoeder.
Hoezee, auto startte in een keer. Te vroeg gejuicht: banden slipten weg door bevroren sneeuw.
Man schraapte, groef, schepte…Aan z’n neus groeide een ijspegel.
Stapte uur later handenwrijvend binnen: weer maal gekookte spruitjes verdiend. Wie weet, als hij het handig aanpakte met gehaktbal (van duurzaam vlees.)
Van zo’n kerel ontdooi ik.

Droomde dat ik door sneeuw ploeterde, tegen sterke Oostenwind in, gevoelstemperatuur helemaal kwijt. Stond plotsklaps voor bloementuin. Houten hek stond uitnodigend open. Liep aarzelend tuin in. Alles bloeide tegelijk: kievitsbloemen, helleborussen, Zeeuwse knoopjes, astilbe, riddersporen, klaprozen, zandblauwtjes, dahlia’s, wilgenkatjes, herfstasters, wilde cichorei, papavers, vingerhoedskruid, viooltjes…overal bloemen. Zo mooi dat m’n hart een verliefde slag sloeg. Kwam ogen tekort.
Was me raadsel hoe bloemen in deze kou konden gedijen.
Wakker, wist ik het.
Vorige week was het precies een jaar geleden dat Vriendin overleed. Ik herlas quote van Iman: (weduwe van David Bowie) “If i had a flower for every time i thougt of you i could walk through my garden forever.”
Een jaar. Het voelt alsof ik Carolien tien jaar niet heb gezien en gesproken. Maar stel dat ik haar nooit had leren kennen, dat zou pas leegte zijn geweest…Haar bloementuin zal alleen maar groeien.

Naaide vanwege kou bijbehorend bontrandje (van echt zeehondenbont, haha) vast om capuchon winterjas. Drukkers waren lam geworden.
Tijdens zetten van overhandse steek, dacht ik aan toen ik nog bij m’n ouders woonde en m’n moeder thuiskwam met gekocht konijnenbontjasje.
Ongelovig keek ik haar aan. Ik was lid van Bont Voor Dieren en had zelf konijnen. Hóe kon ze? Dat mijn oude grootmoeder een vossenbontje droeg, oké, maar mijn moeder…
Ontplofte van woede.
‘Ze zijn toch al dood,’ wierp ze tegen.
‘Als jij die jas draagt,’ brieste ik, ‘loop ik niet naast jou over straat.’
Een vrouw, een vrouw, een woord, een woord.
Des ochtends liepen wij gescheiden naar de bushalte. Stapte zij voorin, dan ik achterin.
De jas bleek een kater in de zak.
‘Moet je zien!’ riep mijn moeder. Dotten tegelijk lieten los. Alsof jas in de rui was.
Met lede ogen zag ze mij grijnzen. Ze stortte niet in maar het scheelde weinig.
‘Ik draag nooit meer bont!’ riep ze.
‘Verstand komt met de jaren, ma.’

Postcrossing:
Ontving kaart van Nora uit Rusland.
“Dear Mirjam. I wish i speak Dutch because of your nice site. I have a look on it and saw so nice pictures, but i don’t understand. Rosa is a gorgeous dog.”
Thank you so much for your kind and friendly words, Nora. Stay safe!

Wat denk je? Ben ik over deze besneeuwde boomstammen gelopen of omgekeerd?

De gevallen vrouw

Keek op de week (126)

Liet pasfoto’s – werkelijk de hel – maken in nauw hok op krukje bij drogist.
Frommelde jas omlaag. Kreeg vreemde inval. Zou in nakie pasfoto’s kunnen laten maken. Geen kip die er op gemeentehuis naar zou kakelen. Idee beviel me; uitvoering stond me tegen.
‘Mevrouw, wilt u uw mondkapje afdoen?’ vroeg medewerkster.
Vooruit dan maar. Had ‘m eigenlijk op willen houden. Mazzel dat ik niet mocht lachen want foto’s waren voor verlengen rijbewijs (een metertje of twee.)
‘Ik maak drie foto’s met en drie foto’s zonder bril,’ waarschuwde jongedame.
Bril af. Bril op.
‘Foto’s zijn geslaagd.’
Hoe bestond het? Kreeg ze uitgereikt in klein, wit mapje. Vermeed erin te kijken.
Bij kassa rekende ik af. ‘Wat sta je er leuk op!’ zei Corrie.
‘Is dat-ie met of zonder bril?’ vroeg ik.
‘Zonder. Met ook, hoor. Heb je ze zelf nog niet bekeken?’ schaterde ze.
‘Zoiets verwerk ik liever in stilte thuis,’ vertrouwde ik haar toe.
‘Ik herken het! Ik mag het niet zeggen, maar sommige pasfoto’s…’
Wij gierden gezamenlijk gescheiden door het spatscherm.
Toog met zweempje optimisme de winkel uit.

Heb ergere dingen meegemaakt dan voor gek lopen langs twee pubermeiden.
Ergens in jaren ’80. Ik moest rennen voor de bus naar mijn werk.
Als een hijgend hert trok ik sprint en koos kortste weg. Niet over stoeptegels maar door gemeenteplantsoen. Bleef met mijn schoen achter prikkeldraad ertussen haken en viel plat voorover in het doorweekte struikgewas. Ik krabbelde overeind. Was met bladeren besmeurd, had een bult op m’n knie en een gat ter grootte van kanonskogel in m’n  panty.
Wat buschauffeurs nooit doen, deed deze ene: hij wachtte. Hij gunde me alle tijd om voorin in te stappen. Ie-der-een keek. Echt hoofdpijnverwekkend. Sommige passagiers zaten te schuddebuiken op een bank. Mijn onfortuinlijke val interessanter dan de ochtendkrant.

‘Rosa, néé!’
Hond stopte tijdig bij waterkant.
Hengelaar ernaast vroeg – tikkeltje argwanend – ‘Wat wil die hond?’
Man stond te snoeken en had zojuist hengel met nepvis in water gesmeten.
‘Ze denkt: die meneer heeft iets laten vallen, dat zal ik voor hem apporteren.’
Visser zag er de humor van in. ‘Zou hij de vis opeten?’
‘Krijgt ze de kans niet voor,’ antwoordde ik. ‘Desnoods werp ik me boven op haar.’
‘Dat zou leuk zijn! Heb ik thuis wat te vertellen,’ grapte man.
Kerel moest het helaas met z’n fantasie doen.

Fietste in Moordrecht langs woonboten richting Gouda. Dwars op fietspad stond hekwerk met verbodsbord. Die dingen smijten ze lukraak neer, hè? Onder bord tekst: over 1 km.
Daar lag wit bruggetje naar rechts waar ik over wilde. Reed door.
Kon bruggetje bijna aanraken, doch, twee meter ervoor lag opgeworpen barricade van aarde. Twee mannen stonden in zwart gat. Een bezig met brander; ander zwaaide naar mij.
‘Ik zie het al, ik ga weer,’ zei ik.
‘Alleen eigenwijze wielrenners fietsen door!’ riep kerel.
Riep: ‘Dank u!’ want vond dat compliment. ‘Zal kijken of ik oudje op elektrische fiets kan motiveren door te rijden,’ beloofde ik.
We lachten; ik zwaaide en reed weg.
Terug bij bord, stopte oude man naast fiets. Aardappelneus, dikke jas, pet op, sjaal om. Dacht: hem kan ik hebben.
‘Mevrouw, kan ik daar over het bruggetje?’ Zijn ingepakte wollen hand wees in verte.
‘Nee, meneer, ik ben omgekeerd.’