Zee-land

Keek op de week (109)

Ik was er even niet (en daarna nog wat langer niet…)
Een week naar Zeeuws-Vlaanderen. Zon, zee, zand in zonovergoten Zeeland. Het was mieters (toen alle prikkels van inpakken, rijden en uitpakken na twee dagen gedoofd waren. Rosa was net zo van slag als ik.)

We hadden een huisje gehuurd.
Bij aankomst zei ik tegen Joris: ‘Het is net een caravan.’ Dát had ik nou net niet moeten zeggen.
‘Maar groter en luxer,’ haastte ik me. ‘Zelfs iets wat we thuis niet hebben: een tv in de master bedroom!’
Het mocht niet baten: Man is allergisch voor woord k(r)amperen.
Edoch, wie het laatst lacht, lacht het best.
Dertig graden, nog een week mooi weer voor de boeg, huisje op loopafstand van zee, en  wie was haar bikini vergeten?
Juistem!
Trok ik toch Joris’ zwembroek aan…

Driemaal raden wie z’n zwembroek was vergeten.
Mannen!

Hebben alleen maar gewandeld in vakantie. Over stranden en door duinen.
‘In Cadzand zit een souvenirwinkel,’ las Man hardop voor uit regionaal krantje. ‘Wil je daar naartoe?’
Ik? Naar een souvenirwinkel? Als het strand vol ligt met schelpen?
Nu zit ik in de regen met m’n schelpen hier.

Tegelijkertijd met ons waren buren week weg.
Stond bij terugkomst met buurman over onze gedeelde heg te praten. Rosa hoorde zijn stem – de buufman! – en zette het op lopen. Holde ons tuinpad af, tuinpad bij buren op, rende lángs buurman door openstaande voordeur naar binnen, linksaf de keuken in, legde voorpoten op het aanrecht en keek door het raam naar buiten. Naar de buufman.
Beste man bleef er bijna in.
Ik ook. Van schaamte. Zei beteuterd: ‘Dacht nog wel dat ik een opgevoede hond had.’
‘Meid, wees blij dat het niet helemaal gelukt is, dan had ik dit gemist!’ riep buurman schaterend.

Fietste langs notenbomen. Beneden langs dijk liepen oude vrouwen in lange jurken en hoofddoeken, noten te rapen die ze in een tas gooien. Een jongeman hing verveeld tegen een boom en krabde aan z’n kruis. (Ooit een vrouw in het openbaar aan haar kruis zien krabben? Ik ook niet.) Een regelrechte aanslag op mijn netvlies.
‘Zou je je handen niet eens uit je mouwen steken?’ floepte ik eruit.
‘Ja joh,’ riep hij geïrriteerd. ‘Ik draag straks DAT tas naar huis.’
Ah…een domme kracht.
Voerde daarna bestraffend gesprek met mezelf: Bemoei je niet overal mee! Wellicht heeft die gast last van z’n rug of knieën.
Mijn innerlijke stem hield vol: hij kan die oudjes toch wel helpen? Of hij is lui, bang om te zweten, draagt een onderbroek die bij elke beweging in z’n naad schiet of het is de hoogste tijd dat-ie door iemand wordt afgeblaft.
Bestraffende stem zei: en wie ben ik om er iets van te zeggen?
Niemand. Ik ben echt helemaal niemand…
Had ik maar zelfreinigend vermogen. Ik ging maar weer eens piesen.

Koeienbos doet naam niet langer eer aan. Laatste loslopende rund werd op haar hielen gezeten door boer op een quad. Vergde acceleratie, remvermogen en stuurmanskunst.
In klaarstaande laadwagen stond al een lotgenoot te wachten. Toen opgejaagde koe arriveerde bij laadwagen deed zich aloud fenomeen voor: you win some, you lose some.
Eenmaal samen ingeladen loeiden ze luid ter protest.
‘Kom op, meiden!’ riep jonge boer monter.
Ik vroeg: ‘Zijn ze op vakantie geweest?’
‘Ja, en dit ritje wordt hun schoolreisje terug naar stal.’

Uitgeteld

Keek op de week (108)

Kwam man tegen die als hobby dieren doodschieten heeft. Hij was in burger en werd vergezeld door vier honden. Nukkige vent; eentje die gewend is gehoorzaamd te worden.
Eens monoloogde hij trots tot mij: “Mijn hond heeft een hele vrachtauto aan dode ganzen geapporteerd.”
‘Was u zelf te lui om die dode ganzen op te rapen?’ vroeg ik.
Beledigd zei hij dat hij zijn hobby beoefende vanwege zijn liefde voor de natuur.
Tuurlijk, en varkens kunnen vliegen.
Sindsdien zijn we gezworen vijanden.
Rosa kwam aanrennen uit bosjes met gevangen mol in bek. Erop kauwend alsof het kauwgom was.
Riep: ‘Los!’
Hond liet mol vallen. Keek van mol naar mij met blik van peuter waarvan favoriet speelgoed is afpakt.
Jagerman zei: ‘Heeft hij eindelijk wild gevangen, mag hij het niet meenemen naar huis.’
Zei: ‘Dat doet ze maar als ze op zichzelf woont.’
Kerel wierp me vreemde blik toe.
Ving blik niet op.

Postbezorger leverde pakket af. Rosa met haar neus “zat” erbij. Ze keek enthousiast naar postman en kwispelstaartte.
‘Ga je met mij mee?’ vroeg kerel.
Sprak streng: ‘Rosa, wat heb ik je geleerd? Níet met vreemde mannen meegaan.’
Bezorger schaterde en liep weg.
Hond keek gedesillusioneerd. Fleurde op toen we langs keuken liepen. Ze likte lippen af: baas, het is etenstijd!
Had wel wat beters te doen. Rende langs hond heen naar tv en keek naar zwart/witte finishvlag linksboven in beeld van Tour de France. Riep tegen hond: ‘Over 7,3 kilometer krijg je eten.’

2 cm. langer dan ik en met een bos rood haar. Waar ken ik haar van?
‘Kan je je legitimeren?’ vroeg ik in deuropening.
‘Ma-ham!’ riep ze en gaf me een knuffel. Rosa wurmde zich tussen ons in; haar staart maakte overuren.
Kind had me gewaarschuwd: “Vrijdag 18.00 ben ik thuis en ik eet mee.”
Check! Waar onderweg is het goed gekomen?
Roos kwam, at, en ging weer weg. Naar koor (in voormalige fabrieksloods met meer ventilatie dan Roos lief was), anderhalvemeterafspraakjes met vriendinnen… Uitgeslapen en vol gegeten reisde onze import-Brabantse retour naar Eindhoven. ‘Tot volgende week!’
Tot volgende week? Het moet niet gekker worden…

Met leedwezen deel ik mee dat fietscomputer is overleden. Hij had ritmestoornissen; een nieuwe batterij bood geen soelaas. Tijdens rondje Oudewater is-ie overleden in z’n slaap. Reanimeren had geen zin. Hij was uitgeteld. Grijze wolken dreven over de polder. Met betraande ogen van de wind zag ik in moderniteit vrij gebied dit telraam in Polsbroek: “Tel je zegeningen…..een voor een!”
Ik mis het gehoorzaamheidsgen maar één blije gedachte drong zich in me op: ik zit fijn op fiets terwijl Man thuis de ramen lapt!
Speciaal voor jullie heb ik alle houten kralen naar rechts geschoven.

Draak op sokken

Keek op de week (106)

Heb Bowie-sokken ontvangen! Ook nog in juiste maat. Bolle blauwe en ik zijn weer vrinden.

Kwam oververhit van ronde met Rosa terug bij auto. Bloedheet binnen. Startte de auto niet, was op stuurslot gesprongen. Alsof kreng eigen wil heeft. Rukte en trok met alle geweld van links naar rechts en terug. Zonnebril besloeg. Zweet liep in m’n bilnaad maar stuur deed noppes.
Zette portieren open. Weer tevergeefs ruk- en trekwerk. Was in staat auto aan eerste voorbijganger cadeau te geven, of naar huis te lopen. En dan? Joris om hulp vragen? Vanwege verrekt stuurslot? Over mijn lijk. Andere aanpak: verbeeldde me dat ik Popeye was en liet in gedachten inhoud blik spinazie door keel glijden. Doorslikken, even wachten en spierballen laten rollen. Het werkte!
Zo zie je maar: fantasie brengt je overal. Zelfs thuis.

In woonwijk liepen me twee meisjes van jaar of vijf tegemoet.
Eentje – donker haar, kuiltjes in wang –  zei: ‘Mevrouw, wat heeft u een leuke jurk aan.’
Lag dubbel. Zei zo serieus mogelijk: ‘Dankjewel. Ik vind jouw schoenen erg mooi.’
‘Ik ook! Het zijn glitterschoenen. Als ik zo doe – ze stampvoette op grond, uit achterkant van sneakers schoten vonken – dan zie je vuur. Mijn vader zegt dan ben je net een draak. Nou…doei!’

Midden in ons dorp ligt weiland met daarop twee pinken (eenjarige koeien.) Eigenaar heeft voor schaduwplek gezorgd. In speciekuip zit water, maar dieren kunnen ook uit sloot drinken. .

Parkeerde auto op schaduwrijke plek: hoek van parkeerplaats onder riante rij bomen.
Naast mij een leeg vak. Daarnaast over volle breedte van zes parkeerplaatsen stond vrachtauto. Daarachter oceaan aan ruimte.
Stapte uit auto en smeet portier dicht. Helaas te snel opgestaan, wat m’n lage bloeddruk niet zinde. Met motoriek van uitgedroogde marathonloper bij finish zette ik enkele stappen.
Kauwende chauffeur bekeek me alsof ik in m’n eentje zootje ongeregeld was dat z’n lunchpakket kwam afpakken.
Liep langs zijn geopende raam. Zonder smalltalk vooraf, riep ik: ‘Ik parkeer u niet in, hè?’
‘Maar nee, hè? Eigenlijk mag ik hier niet staan,’ sprak kerel met zachte g.
‘Oh, van mij wel.’
‘Dat is allervriendelijkst. Houdoe!’
Aardige jongens, die Brabanders.

Aan overkant brede sloot zag ik uitgeworpen hengel, een net tegen de zon, klapstoel en elektrische fiets met aanhangkar. Spoedig zouden Rosa en ik daar langslopen, want wij lopen daar rondje.
Langs zijkant sloot – op onverhard pad – stond jonge vent in camouflagekleding met iemand te kletsen. Keek tijdens gesprek nerveus van mij naar zijn bezittingen.
Wilde man geruststellen. Een daad stellen in deze turbulente tijd.
Stelde retorische vraag: ‘Zijn dat jouw spullen?’
‘Ja,’ zei hij op toon van: wat mot je?
‘Ik neem alles mee wat ik gebruiken kan,’ zei ik.
Hengelaar bekeek me van top tot teen. Duurde zeker minuut. Stokoude lange vrouw, opgestoken rode krullen, zonnebril, zomerjurkje en hoge wandelschoenen. In gezelschap van bruine labrador, de lafbek van alle honden.
Taxeerde hij mij op halve gare? Ongevaarlijk? Bomenknuffelaar?
In ieder geval zei hij: ‘U doet uw best maar.’
Liep langs visspullen. Kon uiteraard niets gebruiken. Had wel zin vishaakje van hengel te halen zodat vissen er niet in konden happen. Deed het niet. Heb nu spijt.

Postcrossing:
Heb inmiddels 1292 kaarten ontvangen! Deze week voor eerste keer kaart dubbel met afbeelding van fiets. Achterkant kaart was grotere verrassing: zat postzegel van Pippi op.

Happyman, en een mislukte toreador

Keek op de week (105)

Paar dagen dertig graden en lavendelplanten lagen lamgeslagen tegen grond. Dacht dat die krengen zongehard waren, gezien hun familieleden in gloeiendhete Provence. Daar bloeien ze tegen de klippen op en zie je jamais een beregeningsinstallatie.  

In deuropening stond wielrenner. Geen gewone wielrenner maar een heel stoere. Armen als staalkabels, wielershirt strak gespannen om immense borstpartij, en kuiten waar kerels in sportschool slechts van durven dromen.
Wielrenner mocht edel ros veilig in garage stallen. Ondanks dat ik hem nooit eerder had gezien, liet ik hem binnen. Zijn gezicht sprak namelijk encyclopedieën, zijn gelaat zo stralend, het gaf bijna licht. Een happy man. Een Happy Hulk. Klik.
Wij verpoosden in achtertuin die er volgens Happyman paradijselijk bij lag. Wij fietssolofeerden over leven voor de dood, over tandwielen, fietstochten en cbd-olie. Kletsten alsof wij elkaar járen kennen.
Uur later stond hij op. In garage mocht ik van Happy Hulk alles aanraken. Aan zijn fiets.
Slechts twee glazen water en watt stroom voor zijn rijwiel rijker, vertrok hij richting huis. Hij zette aan en reed de keitjes uit de straat.

Achter trafohuisje, omgeven door bosschages, lag groen grasveld. In het midden was oudere man druk in de weer met fotocamera, paraplu en lichtmeter. Het te fotograferen object was een jongeling in vergaande staat van slechte kleding: wit overhemd, zwarte knickerbocker, witte kniekousen en platte schoenen. Zijn haar zag eruit alsof hij uren oliebollen had staan bakken.
Hij stond er verveeld bij. Alsof hij iets miste. Iets kleurigs in zijn bestaan.
Fotograaf zag mij staan, knikte van jonge kerel naar mij.
Zonder te groeten, keken wij naar elkaar. Ik kan slecht bij mijn humor als het om dierenmishandeling gaat. Zag nergens prikkeldraad met rund erachter in nabijheid, hetgeen me gerust stelde.
Daar kwam gekleurde lap tevoorschijn. Cameraman wierp rode cape om schouders van knul, die zich ineens als toreador in arena voelde staan. Nam trotse houding aan, draaide pirouette en trok denkbeeldig zwaard tevoorschijn.
Had ik nou maar uit de heup leren schieten met klappertjespistool. Maar…met ossenkopstuur op fiets had ik goud in handen.

‘Niet gesmolten?’ vroeg ik aan Kruimelman op markt. Iedere vrijdagmiddag bezoek ik zijn kraam om geraffineerde zoetwaren voor Joris in te slaan.
‘Het scheelt weinig. En de handel ligt op z’n gat. Niemand die met deze hitte een warme stroopwafel wil. Maar ja, de horeca heeft het ook moeilijk. Die moeten alle gasten registreren.’
‘U denkt toch niet dat ik met m’n minnaar nog een terras bezoek? Veel te riskant.’
Kruimelman rolde bijkans over de grond van het lachen.
Vroeg tikkeltje geërgerd. ‘U gelooft me niet?’
‘Hahaha, ik geloof niet dat jij dat doet. En ik moet oppassen, hè? Ik ken je man en hij is een decimeter groter dan ik.’

Ben woedend. Echt laaiend! Had sokken besteld bij dikke blauwe vrind. Ja, sokken. Terwijl het land kreunde en steunde onder hittegolf. En wat dan nog?
Vermoed dat lopende band-medewerker – werkzaam bij ex-vrind – enorm dorstig was. Waarom stuur je anders in plaats van David Bowie-sokken een paar met ontdopte bierflesjes? Je reinste heiligschennis! Is laatste woord nog niet over geschreven.

Geslaagd!

Keek op de week (104)

Roos is geslaagd! Vond haar sowieso al geslaagd, maar nu is ze officieel afgestudeerd als slim mens. Heeft drieënhalve Master binnen en heet officieel MSc (Master of Science) en Mr. (meester in de rechten.) Vrienden/bekenden mogen haar – heel fideel – bij voornaam blijven noemen.
Onderzoek en schrijven scriptie voor Master Recht van de Gezondheidszorg was waar migrainedossier. Titel: “Nederland slikt bittere maar vooral dure pillen.” Over invloed van farmacie op prijzen van geneesmiddelen.
Ik mocht taalnazi spel(l)en; vriendin Suzanne maakte omslagontwerp. Roos kreeg na verdediging van scriptie een acht. In scriptieland een tien.
Mevrouw heeft zelfs al een baan! Een PhD (klik) in Eindhoven…

Hond holde kwispelstaartend op me af.
‘Ha Puck. Ben je niet meer de gebeten hond, jongen? Je bent nat! Mag je weer zwemmen?’
‘Hij is genezen verklaard door dierenarts,’ vertelde Baas opgelucht. ‘Totale kosten 475 euro, maar dat betaalt die tuthola. Omdat Puck afgelopen maand alleen korte stukjes mocht lopen, is-ie te zwaar en moet-ie op dieet.’ Baas deed dierenarts na en keek me streng.
‘Die kerel is zelf te dik,’ zei ik.
‘Hij heb een pens alsof-ie zeven maanden zwanger is!’ schaterlachte Baas.
‘Van een volwassen Deense dog,’ deed ik er schep bovenop.
Afijn, rust in stiltegebied werd weer wreed verstoord.

Twee jongelui liepen naast elkaar over brede voetgangersbrug. Laat ik ze Ali en Hakim noemen. Met volle boodschappenfiets wachtte ik tot tweetal was gepasseerd.
‘Die vrouw heeft respect voor ons,’ zei Ali tegen Hakim.
‘Het is meer uit algemeen fatsoen,’ kon ik niet nalaten te zeggen.
‘Omdat u respect heeft voor ons,’ hield Ali.‘
‘Nee, respect moet je verdienen.’
Hakim lachte en trok aan Ali’s arm; hij moest doorlopen.
Ali stagneerde en zei: ‘Dat is probleem met Nederlandse vrouwen. Zij hebben geen respect voor mannen.’
Lag met mijn honderdeenentachtig centimeter voorover gevouwen van het lachen over fietsstuur. Mannen! Haha. Jongelui waren hoogstens 16/17 jaar. ‘Ik zou wel eens met je oma willen praten. Of zij jou al een man vindt.’
Ali keek beledigd. Hakim giechelde. ‘Ali, je weet toch wat mijn vader altijd zegt: ‘Nooit met vrouwen in discussie gaan.’
‘Jouw vader is een wijs man,’ zei ik tegen Hakim. ‘Hij krijgt vast veel respect.’ En tegen Ali:
‘En nou doorlopen anders rijd ik over je heen!’

Fietste de dijk op.
In berm stond wielrenner. Zo te zien had hij problemen met zijn pedaal.
‘Mevrouw, heeft u toevallig een inbussleutel bij u?’
‘Ja, die heb ik,’ zei ik. Zat natuurlijk onder in heuptasje. Toverde klein stuk gereedschap redelijk snel tevoorschijn. Wilde het aan man geven.
Was hij blij? Nee, hij zette handen in zijn zij en riep verontwaardigd: ‘Wat moet een vrouw nou met een inbussleutel?’
M’n fietsbroek zakte bijkans af. Dacht: bekijk het. Stopte inbus terug, klikte voet in pedaal en fietste weg.
Zag in achteruitkijkspiegeltje op mijn bril dat kerel wilde armgebaren maakte. Wat mij betreft ging hij steppend naar huis. Tevreden fietste ik de leegte in.