Het kleuterknipsel

KodW (152)

Mevrouw op leeftijd werkte in voortuin. Uitgerekend daar – midden op stoep – draaide Rosa een drol.
Had hedenochtend mijn tussenjas van zolder gehaald en vergeten zakken te vullen met plastic zakjes. Zelfs aan handvat van riem zat er geen.
Shit!
Vrouw keek van berg uitwerpselen naar mij en zuchtte. ‘Hebbie geen zakkie bij?’
‘Sorry, ben ik vergeten. Heeft u er misschien eentje voor me?’
Vrouw bekeek me achterdochtig. Alsof ik mijn hond heb getraind bij haar voor de deur te gaan zitten schijten zodat ik haar huis kan leegroven.
Ze stapte naar binnen en met betekenisvol gelaat sloot ze de voordeur.
Binnen hoorde ik haar praten.
Een man verscheen voor het raam en bekeek me aandachtig: zó ziet een vrouw er uit die een hondenpoepzakje vergeet. Genoeg gezien, liep hij weer weg.
Tweede bedrijf.
Daar was de dappere huisvrouw! Ze reikte mij een veelvuldig gebruikt doorzichtig plastic zakje aan.
Vrouw keek toe hoe ik missie volbracht en keek me na terwijl ik straat uitliep. Aan deze zaak zat beslist een luchtje…

‘Wat zie je er mooi uit,’ zei Buufmoeder (moeder van Carolien.)
Had net uur met Rosa in regen gelopen. Met plu, kletsnatte broek en uitgezakt haar. Zei: ‘Voel me net een afdruiprek.’
Ze schatert altijd zo aanstekelijk, je doet vanzelf mee.
Buufmoeder had capuchon op, bovenste rand tikkeltje om gevouwen en op haar lippen een vleugje lippenstift. ‘Was gisteren bij huisarts,’ vertelde ze. ‘Ben dit jaar negen centimeter gekrompen.’
‘Straks wordt u nog een kaboutervrouwtje en past u in de tuin.’
Ze gilde van pret.
‘Het doet toch nog steeds geen pijn?’ informeerde ik voorzichtig.
‘Alleen in mijn portemonnee. Mijn broeken moeten worden vermaakt.’
Keek naar boodschappentas in haar hand. ‘Gaat u lopend naar het dorp?’ vroeg ik ongelovig.
‘Mijn rijbewijs is verlopen,’ zuchtte ze. ‘En bewegen is goed voor me.’
Bood aan met auto met haar mee te gaan of haar alleen te brengen, maar moedig weersprak ze me.
‘Tippel ze,’ wenste ik haar toe.
‘Tippelen, dat zeg je toch niet tegen een oude dame?’ riep ze met gevoel voor drama. ‘Wat ben jij erg! Neemt mijn dochter me niet in de maling, doe jij het!’ Daarna – op serieuze toon -: ‘Denk erom, jij gaat niet eerder dood dan ik, hè?’
Kon ineens niets meer zeggen.

Ging naar kapper. Had ganse dag ochtendhumeur.
Zag bij kapper vader van oud-klasgenoot van Roos. Type stoere man. Een die zich op borst roffelt als sterkste aap van rots. Een wielrenner die niet goedkeurde dat vrouwen ook op racefietsen rondreden. Onderweg kwamen we elkaar overal tegen. Steevast bekeek hij me met afkeuring.
Vrijdag was mijn lucky day. Bij kapper zat man van apenrots, met hoofd vol rollers en krulspelden. Voor een permanent.
Hij zag me en zijn gezicht vertoonde onmiddellijk explosie van horror. Kerel veranderde in nerveuze geest, en had zich liefst onder kappersstoel gewrongen.
Knikte hem grijnzend toe. Mijn humeur schoot na dit waardevolle moment omhoog.

Fransman van Postcrossing wil louter kaarten van naakte dames ontvangen. Jamais!
Had onlangs in Varagids (die mijn vader trouw voor mij bewaart,) afbeelding gezien van gorilla. Zocht naarstig in oudpapierdoos. Voila. Knipte aap op formaat van blanco correspondentiekaart en lijmde deze vast. Plakte strookje witte sticker over locatie waar ik tepels vermoedde. Klaar. Salut Jean-Kloot!

Postcrossing – Duitsland

Kouwe kak

Onder een strakblauwe hemel struin ik met acht hondenbaasjes door de polder. Het is een prettig zootje ongeregeld. Veertien honden – variërend in soort en maat- lopen kriskras door elkaar.
‘Daar heb je ze weer!’ roept iemand op luide toon.
Ik ga op m’n tenen staan, kijk over alle hoofden heen en herken zowel bazin als hond.

Het beest heeft Rosa al twee keer gebeten.
De eerste keer was ze nog een pup en zocht ze jankend haar heil in de bosjes. Ik had op z’n minst een verontschuldigende blik van de tegenpartij verwacht maar die stiefelde stoicijns rechtdoor, in de richting van een bruggetje waar zes kauwtjes op de leuning haar wantrouwig aankeken.
De tweede keer dat Rosa een knauw kreeg, rende ze van angst de sloot in.
‘Hij deed niets, hoor!’ zegt de bazin in het voorbijgaan.
‘Koop een bril!’ adviseerde ik.

Nu gebeurt er van alles tegelijk. Er wordt geroepen, gefloten en aangelijnd. Honden en baasjes krioelen door elkaar.
De bijter loopt inmiddels ook aan de riem maar stort zich op het laatste moment in het voorbijgaan alsnog op Rosa.
‘Hij deed niets!’ houdt de baas stug vol. Ze wil er de sokken inzetten, maar ik versper haar de weg. Mijn zenuwstelsel is rechtstreeks verbonden met mijn tongspier.
‘Dit is de derde en laatste keer! De eerstvolgende keer dat uw hond weer bijt, krijgt-ie een hijs van me.’
‘Mevrouw, het zijn maar honden,’ verzucht ze.
‘En ik heb het recht het op te nemen voor mijn eigen hond.’
De roedel maakt meelevende geluiden.

De bazin heeft geen antwoord paraat. Ze is altijd in gezelschap van haar vriendin. Niet bepaald een modisch hoogstandje. Zon en weder dienende gaat ze gekleed in een regenjas met bijbehorende zuidwester in Burberry-look. En ze heeft een air. Hooghartig en met een geacteerde vrolijkheid roept ze: ‘Als u Boris een hès geeft, krègt u van mè ook een hès.’
‘Dat geeft niet,’ zeg ik luchtig, ‘ik ben mans genoeg voor twee.’
Blijkbaar heeft de zuidwester een lage frustratietolerantie want ze roept nijdig: ‘Arrogant kreng.’
‘Dat zal moeilijk gaan,’ zeg ik, ‘want een kreng is een dood hondje. ‘
De bekakte vrouw zwijgt.
Haar gezicht echter vertelt me dat het nog lang geen lente was.

Poepen op een emmer

Rosa is me er eentje.

’s Nachts sliep ze in haar bench tot een uur of drie, vier en begon dan te piepen. Eerst holden we met haar naar buiten zodat ze een plas kon doen. Eenmaal buiten beperkte ze zich tot snuffelen.
We trapten er niet meer in en zeiden: “Negeren,” tegen elkaar.
Wij hielden het lang vol.
Rosa nog langer. Haar piepen werd hoger, luider en ging uiteindelijk over in langgerekt gehuil.
We uitten onvriendelijke bewoordingen die Rosa dan weer feilloos negeerde.

Ik was in staat haar alles te geven: kipkluifjes, aufwiederschnitzels, een leverworst of gehaktballen. Als ze haar bek maar hield. De wetenschap dat ze het lekkers als beloning zou zien én het verorberen slechts vijf minuten stilte zou opleveren, hield me tegen.
Rosa bleef er florissant uitzien, wij zo moe als een hond.

Toen, op een nacht, laaide er zo’n primitieve vijandigheid in me op dat ik haar ’s nachts uit de bench de woonkamer in joeg. Het liefst had ik een toffel naar haar hoofd gegooid, maar – ook al ben ik zo opgevoed – zo doe ik niet.
Rosa sprong op de tweezits met kleed, rolde zich op, slaakte een diepe, diepe zucht en sloot direct haar ogen.
Ik trippelde terug naar mijn mandje boven. Manlief keek me gealarmeerd aan: wat heb je nu weer gedaan? Maar het ging goed: ze bleef stil.

En ze blijft stil. Totdat…
…wacht, kom even wat dichterbij, het is nogal genant… totdat ze mij boven op de wc (!) hoort plassen. Dan begint ze te janken met het volume op tien, want: er is er één wakker, hoera, hoera, en ik kan wel horen wie dat is….
Ik heb geprobeerd mijn strakke straalstroom in te dammen tot een miezerig stroompje maar zelfs dat hoort ze.
Voortaan maar op een emmer plassen. Nog een geluk dat ik ’s nachts nooit een grote boodschap hoef te doen…

De bench is weg en ik heb mijn schrijfplekje in de keuken weer terug 🙂

Roedelleider

Tot een maand of twee geleden was Joris Rosa’s favoriete mens.

Bij het uitlaten, keek elke passant Rosa in aanbidding aan. Joris deed er zijn voordeel mee. ‘Ik heb in mijn leven nog nooit zoveel aanspraak met vrouwen gehad,’ merkte hij glunderend op.
Uiteraard met mijn volledige goedkeuring. Anders kon ik zelf met Rosa naar buiten.

Nu – eindelijk – is de hond verstandig geworden en heeft ze mij tot roedelleider verkozen.
Alsof ik een bos verse mergpijpen aan mijn kont heb hangen, loopt ze mij in aanbidding achterna. Ze likt de grond onder mijn voeten en achtervolgt me zelfs tot op het toilet. Zit ik daar, dan kijkt Rosa me met een innige blik aan: wat hebben we het goed, hè baasje?
Alles in het leven is betrekkelijk: loopt ze los in het Koeienbos en spot ze een andere hond, dan kan ik blaffen tot ik een ons weeg, de roedelleider is ze op slag vergeten.

Ondanks dat ze met een 9,6 voor haar puppy-examen is geslaagd, schat ik Rosa wat dommig in.
Ze jat stukken winterpeen uit Saartjes etensbak. Het is voor een hond alleen lastig stiekem een peen op te vreten. Ze jat uienschillen uit de afvalbak waarbij ze met haar kop klem komt te zitten in de klep en door een van ons verlost moet worden. Daarna kijkt ze ons beschuldigend aan. Als we iets eetbaars weggooien, kunnen we het toch net zo goed aan haar geven?

Het onwaarschijnlijke feit doet zich voor dat wanneer ik een deuntje neurie – waarbij normaliter iedereen het huis uit rent – Rosa zachtjes indut in de bench.
Het kan zijn, aldus Man, dat het komt omdat de hond zo snel mogelijk van mijn muzikale ondersteuning verlost wil worden, en aangezien ontsnappen uit de bench onmogelijk is, is slaap haar enige redmiddel.

Hoe dan ook, Rosa is een blij beest en een allemansvriend. Iedere bezoeker – en zeker Opa – wordt met een vreugdeplasje begroet. Een verdediger van huis en haard zit er niet in. Dat is niet erg; daar hebben wij geen hond voor nodig…

Hier liggen twee heel dikke vriendinnen ♥

 

Natte hond

Het nadeel van een hond is dat-ie naar natte hond kan ruiken.
Mij zal het intussen worst zijn.
Maar dan Man.
‘Ze stinkt als ik zo doe,’ zegt hij, en bij “zo” houdt hij zijn neus vlak boven Rosa en snift.
‘Dan moet je niet zo doen,’ zeg ik. ‘Als jij thuiskomt uit je werk en je schoenen uittrekt, ruik ik toch ook niet aan je voeten?’
‘Nee, pap!’ doet Roos een duit in het zakje. ‘En je hoeft ook nooit te vragen of jij naar de wc geweest bent, want dan liggen de muggen dood op de vloer.’
‘Is het weer de jongen tegen de meisjes?’ fulmineert Joris een tikkeltje beledigd. ‘We kunnen Rosa toch wassen?’
‘Dat is niet goed voor de natuurlijke vetlaag van de huid,’ zeg ik.
‘Wel voor mijn neus,’ houdt Joris stand, ‘en daarom zijn er hondenshampoos.’

Iets zegt me dat ik deze strijd ga verliezen, maar ik geef het nog niet op.
‘Oké. Stel: we wassen Rosa vandaag. Morgen sjeest ze weer met volle kracht door de regenplassen, en ruikt ze weer hetzelfde: naar natte hond. Wen er nou maar aan!’

Zwijgend trekt Joris het plaatselijke suffertje naar zich toe. Op zijn gezicht verschijnt een grote grijns. ‘Dit is het!’ zegt hij. Met zijn wijsvinger zwaait hij triomfantelijk naar mij en hardop leest hij de aankondiging voor. We zijn meteen óm.

Die zaterdag is het bitter koud. Het waait en het regent, maar dat kan Roos er niet van weerhouden in bikini te verschijnen. Rillend spring ze het water in.
Nu Rosa nog. Bellenblazen aan de slootkant is één ding, in het zwembad springen een ander. Met zoete woordjes verleidt Roos haar het bad in.
‘Ze kan zwemmen!’ roept ze trots naar de waterkant.
Joris fotografeert als een bezetene.
Na een half uur, en na het in ontvangst nemen van een heuse Oorkonde baas-hond-zwemmen,” wordt de stop uit het buitenbad getrokken.

Weer thuis, opgedroogd en wel, ruikt Rosa he-le-maal nergens naar!
Ik check teletekst: voor de hele komende week worden buien opgegeven. Jammer, hè?