Een Propedeuse en een beha

Roos’ eerste jaar als studente BMG (Beleid & Management Gezondheidszorg) aan het Erasmus zit erop, en tot onze verbazing heeft ze met louter voldoendes haar Propedeuse gehaald.
Haar vader en ik hebben een handje geholpen door haar te verbieden lid te worden van een studentenvereniging. De quote van Martin Bril: “Je mist meer dan je meemaakt,” is namelijk volledig op Roos van toepassing.

Ze nam ons verbod verbazingwekkend nuchter op. Waarschijnlijk liep ze in gedachten de overgebleven mogelijkheden na: filmpjes kijken op YouTube; blijf-zo-lang-mogelijk-wakker-slaapfeestjes; popconcerten; shop till you drop; filmavonden met vriendinnen…
Ik verzeker je: ze is niets tekort gekomen.

Vervloekte ze vorig jaar de middelbare school nog, het afgelopen jaar wilde ze dat ze er nog opzat. Haar grootste jammerklacht was dat ze maar één vakantie had: rond Kerst.
Verder stak het haar dat de dagen waarop ze geen colleges had – twee stuks per week – geen luierdagen waren maar aan haar studie besteed moesten worden.

Roos mag dan hersens hebben, ergens zit een krom voltje. Alles wat niet aan haar vastzit, verliest ze.
Met uitzondering van haar iPhone; die moet vóór het douchen chirurgisch verwijderd worden.
Haar OV is ze te pas en te onpas kwijt. Evenals haar portemonnee (een exemplaar van 25 x 12 cm), biebboeken, oogpotloden, cd’s, opladers en fietssleutels. Haar laatste vermissing spant de kroon: haar pinpas.

Heb je recent het aardoppervlak voelen schudden? Dat was ik die hemel en aarde bewoog.
Ondanks dat dat ding “ergens in huis” moet liggen, heeft een intensive speurtocht niets opgeleverd.
Aangezien ze over twee weken naar Barcelona gaat, is haar oude pas geblokkeerd en een nieuwe aangevraagd.
En heb ik bij de hema een klein pashoudertje gekocht dat ze met een clipje aan haar beha kan vastmaken.
Als ze haar beha nou maar niet kwijtraakt…

Error, error, error!

Joris en ik weten weer hoe het voelt een baby in huis te hebben.
In gedachten heb ik vijf blogs geschreven, maar elke minuut lijkt opgeslokt te worden door Rosa.

’s Nachts piept ze niet, ze jankt niet, nee, ze huilt als een wolf in opleiding.
Het klinkt langgerekt en wordt afgesloten met een kreet die afkomstig lijkt van een Engelsman die met een bekakt accent: “Error, error, error!’ roept.
Het mooiste is: het gehuil klinkt in canon, want de buufhond geeft antwoord.
We zitten met een dilemma. Buufman had “een mindere dag” vanwege zijn derde chemo.
Wat weegt zwaarder: de opvoeding of de buurman?
We sleepten de bench naar boven en zetten ‘m achter het bed.
Twee keer naar buiten voor een plasje – wat Rosa niet doet- en de andere keren dat ze jankt, roept Lief: ‘draai je maar weer om; het is nog te vroeg!”
Afgelopen nacht heb ik een vuile onderbroek van Joris in de bench gelegd. Dat hielp want Rosa heeft tot vijf uur doorgeslapen. Niettemin typ ik dit bericht met cocktailprikkers in mijn ogen.
Komende nacht zetten we de bench op de overloop en de nacht daarna in de keuken.

Na elk dutje nemen we Rosa mee voor uitstapjes over groene grasveldjes.
Heen en weer, heen en weer…
Bij binnenkomst haalt Lief zijn neus op: ‘Ruikt het hier nu al naar hond,’ zegt hij met met een vertrokken gezicht. ‘In één dag!’
Troostend zeg ik: ‘Over een paar dagen ruiken wij óók naar hond en valt het ons niet meer op.’
Om de moed erin te houden, doet Rosa een plasje op het keukenzijl.

Van een oude stoelhoes en badlaken had ik – voor in de woonkamer – een kussen gemaakt. Bedoelt voor Rosa maar Saar maakt er dankbaar gebruik van. Ze zit erop als Cleopatra op een troon, en zoals een toerist een gegraven kuil claimt door er zijn handdoek in te legen, drapeerde Saar er drie keutels op, zodat ze weet dat haar plek niet zou worden ingepikt door die bruine indringer tijdens haar inspectieronde door de tuin.

Hét summum voor Rosa is de kattenbak van Saar. Ten strengste verboden!
Afgelopen zaterdag was eerste les van de puppycursus. Het cursusgeld betaalde zich thuis direct uit, en sindsdien loopt de pup met een boog om de kattenbak heen.

Konijn en hond zijn elkaar tot op een meter genaderd. Gistermiddag liep Saar de keuken in en bleef bedelend voor de koelkast zitten, terwijl Rosa in de bench lag te dutten. Een flinke stap voor een gestrest knaagdier. We hebben haar beloond met een extra slaatje bla.

We hebben kaarten en cadeautjes gehad!
Vriendin vitamine C kwam met een schoenendoos aanzetten:

Als Rosa slaapt kunnen we onze ogen niet van haar afhouden: ze is er maar we kunnen het amper geloven. ’s Nachts weten we het zeker…

Boodschappenoppas

Een nerveus uitziende man klampt me aan.
Met een zucht kom ik tot stilstand. Zie ik er uit als een vrouw die een vreemde man graag een pleziert doet? Ik ben al op voorhand geirriteerd, want ik heb uit gelubberde armen van het sjouwen, moet piesen, heb dorst en wil zsm naar huis.
Waarschijnlijk trek ik een gezicht alsof ik strafwerk heb, want de man verontschuldigt zich onmiddellijk. ‘Sorry mevrouw….Ik…ik…’ Hij valt stil en laat zijn schouders zakken.
Ik word overvallen door een knagend gevoel. Het duurt even voor ik het herken. Het is…het is…ahh… ik weet het weer: het is mijn zelfcorrigerend vermogen!
‘Wat kan ik voor u doen?’ vraag ik en laat mijn tassen op de grond zakken.

‘Zou u…even op mijn boodschappen willen passen?  ‘Want…’ de man kijkt zenuwachtig naar het trottoir achter zich, ‘…ik weet niet of ik daar langs kan lopen. Ik ga even kijken of het kan en kom dan terug om mijn tassen op te halen, begrijpt u?’
Ik snap er geen reet van. Volgens mij is dit de verborgen camera. Blijven lachen.
‘Waarom denkt u dat u daar niet kunt lopen?’ Ik wil niet op tv, maar wel intelligent overkomen op de cameraman.
De man snuift afkeurend dat ik het niet begrijp. ‘Omdat die hekken er staan!’ zegt hij. Hij wipt op zijn voeten heen en weer en staat te springen om weg te kunnen lopen. Zou hij zijn intelligentie kwijt zijn?
Het langs de hekken lopen duurt vast maar even, dus stem ik toe.
Spoedig verdwijnt de man uit zicht.

Mijn moeder heeft me geleerd dat ik van andermans spullen moet afblijven, maar kijken mag wel. Het eerste waar mijn doorgewinterde oog op valt, zijn de lekkernijen in één tas: kokosmakronen, spritskoeken, stroopwafels, gevulde koeken, boerencake, ontbijtkoek…
Daar steken mijn ongezoete boodschappen van de reformwinkel maar kleurloos bij af. De andere tas is minder interessant: losse aardappelen en een bloemkool.

Wat blijft de kerel lang weg! Even is al lang voorbij. Sta ik hier opgescheept met andermans eten. Zal je zien dat er straks een te langzaam rijdende auto voor me rijdt en ik mijn pies nog langer moet ophouden.
En het barst hier van de mensen; klampte hij uitgerekend mij aan!
En dan zijn er nog mensen die zich afvragen of het allemaal wel waar is wat ik in mijn stukjes schrijf. Alsof ik een ongeloofwaardig groots en meeslepend leven lijd leid.

Er komt een fietser op me af rijden.
Hij stopt, zet zijn fiets op de standaard, en wijst naar de tassen. ‘Ik kom de boodschappen voor mijn broer ophalen.’
Zijn broer? Dat lijkt me stug. De boodschappenman had de kleur van een mokkaboon en deze meneer die van een roetzwarte espresso.
‘Ik ben echt zijn broer,’ verzekert de fietser me als hij mijn twijfelachtige blik ziet. ‘Mijn broer…hij…  kan niet tegen veranderingen,’ legt hij uit, ‘hij kreeg stress van die hekken. Aan het eind durfde hij niet meer terug te gaan, is naar huis gelopen en heeft mij gebeld.’

De broer pakt de tas met aardappels. Hangt die aan het fietsstuur en draait zich om om de andere tas te pakken. Kedeng! De fiets van de niet zo snuggerige man valt om. De bloemkool en aardappels rollen over straat. Voorbijgangers helpen met oprapen.
De hoogste tijd er tussenuit te knijpen!

Een boek!

Heb je ‘m gehoord? De knal? Mijn kogel is door de kerk: ik ga mijn columns (uche) en korte verhalen bundelen tot een boek.
En dat is jullie schuld!
Kijk maar niet zo onnozel; zeker vijftig van jullie hebben gezegd dat ik een boek “moet” uitbrengen.

Ik deelde mijn voornemen thuis tijdens de avonddis mede. Man vond het een wonderbaarlijk leuk voorstel en vroeg onmiddellijk: ‘Binnen welke termijn wil je het af hebben?’
Hierzo, heb je meneer de MANager weer; gewend aan het maken van resultaatafspraken.
Mijn tong vloog uit de bocht en riep stoer: ‘Voor het eind van dit jaar.’ Ik had het gezegd en kreeg meteen een lichte rolberoerte. Ik ben ook maar een mens, en kreeg meteen stress dat ik er na mijn uitspraak losjes aan vast zat, maar het idee is gaan wennen.

Ik blog sinds 2009 en wist dat ik veel geschreven had, maar zóveel…
Van het lezen krijg ik kramp in mijn voorhoofd.
Ik zoek natuurlijk de leukste columns en de beste verhalen uit, dat is logisch. Misschien vul ik het boek aan met een paar nieuwe.
Daarna de spelfouten uitgummen en de komma’s op de juiste plaats zetten.
Een pakkende titel lijkt me ook handig.
Een ISBN aanvragen.
Het voorwoord sla ik over.

Roos heb ik aangesteld als mijn persoonlijke manager. Ik houd nu eenmaal van delegeren.
Karoeza ging van harte in op mijn verzoek om de omslag te tekenen.
En dan schijnt er op de achterkant nog een foto van de auteur te moeten komen. Dat lijkt me verreweg de zwaarste opgave.

Het wordt een gedrukt boek, want ik wil het vast kunnen houden. Ik twijfel nog tussen twee uitgeverijen maar kom daar wel uit.

Nu probeer ik mij dagelijks aan een krakend bureau te zetten, klap ik mijn toverdoos open en ga ik aan de slag.
Ik heb al twee reserveringen binnen 🙂

En mensen die de doorwrochte mening hebben dat lezen zonde van hun tijd is, ga ik trachten te bekeren. Te beginnen met Lief!

Lastig(e) gevallen

Op de fiets wat het niet altijd alleen maar lang-leve-de-lol.
Zonder fiets trouwens ook niet.

Dat ik niet de enige vrouw ben die ongewenst seksueel lastig gevallen werd
door mannen, had ik 8 maart – Nationale Vrouwendag – al bij Narda gelezen.
Toentertijd kon ik niet op haar blog reageren; het kwam te dichtbij.
Omdat ik me ervoor schaam. Omdat het een vies gevoel geeft.
Ik ben vaak lastig gevallen. Zo vaak dat ik bijna ging geloven dat het normaal was.
Bijna.
Want dat was en is het natuurlijk niet.

Bouwvakkers hebben de naam. Was het maar bij hun opmerkingen of gefluit gebleven.
Erger waren de handtastelijkheden. Helemaal van mannen van wie je het niet verwachtte. Omdat ze in nette pakken liepen, arts van beroep waren of “vrienden.”
Dergelijke kerels zijn een gevaar voor de maatschappij.

Ik wil(de) maar één ding: met respect behandeld worden of – veel liever nog – met rust worden gelaten.    

*********************

Vroeger reed ik op de racefiets naar mijn werk in Rotterdam. Vijftien km heen.
En vijftien km terug.

Zo ook die dag:
De Leuvebrug over en de Boompjes op,
langs het monument voor de gevallen mariniers,
langs de Nederlandsche Bank
en het Havenziekenhuis,
de Maasboulevard op.
Langs de Willemsbrug,
de Hef,
de aanlegplaats voor cruiseboten en
het tankstation.
Eenmaal daar moest het fietspad gedeeld worden met tegenliggers.
Een collega van m’n afdeling reed voor me.

Het was een mooie dag. De zon scheen en de Maas schitterde.
Aan de overkant bij Excelsior liepen twee mensen op blote voeten in het gras.

Het fietspad ging omhoog een viaduct op.
In het klimmetje omhoog fietste ik zes Marokkanen voorbij die keurig in een treintje reden. De mannen riepen iets tegen elkaar; wat kon ik niet verstaan.
Toen ik de voorste inhaalde, kneep deze zijn ogen grijnzend samen en riep hij naar me: ‘Alle Nederlandse vrouwen zijn hoeren,’ en voordat ik er erg in had, stak hij zijn hand onder mijn fietsshirt en kneep in mijn borst.

Van razernij gierde de adrenaline door mijn lijf.
In een reflex haalde ik uit. Mijn gebalde vuist raakte hem midden in zijn gezicht. Het was meer geluk dan wijsheid maar het effect was fenomenaal: hij viel met fiets en al om. Zijn gezicht viel op de grond in het zand.
Eén voor één buitelden zijn vrienden over elkaar heen, en toen ik helemaal bovenaan achterom keek, zag ik een kluwen van fietsen en mensen.

‘Wat deed jij nou?’ vroeg m’n collega. Hij kon zijn ogen niet geloven.
‘Nou gewoon,’ zei ik – alsof het gewoon was – ‘hij zat aan me.‘
Verder zei ik niets. Schaamte had mij in mij macht.
De harde wind joeg tranen in mijn ogen.

Ik vertelde het aan niemand; ik keek wel uit.
Mijn vuistslag voelde niet als een overwinning.
Ruim drie weken durfde ik niet over de Maasboulevard te fietsen, en reed ik angstvallig binnendoor via Kralingen naar mijn werk.
Bang voor represailles…