Mijn ervaring is dat je liever over je maagzweer, eeuwigdurende migraine, schaamluizen of holtorren praat dan over een depressie. Verdriet komt toch wel op je pad, daar hoef je zelf niets voor te doen. Maar wat nou als je een fantastisch rijk leven hebt, en daar niet van kan genieten?
Dan barst je van de schuldgevoelens. Je bent je bewust dat je het de mensen om je heen niet gemakkelijk maakt, en regelmatig ben ik boos op mezelf dat ik me niet kan “vermannen.” Je ledematen zijn loodzwaar, het is alsof er een zware last op je schouders drukt, en ondertussen verander je van een kleurenfoto in een zwart-wit plaatje.
Voor mijn gevoel sta ik op een kruispunt met louter doodlopende wegen. Het is als in een droom: hoe je je ook inspant, je komt niet vooruit op de weg van zuigende modder. Toen ik dat tegen Roos zei, antwoordde ze gevat: ‘Je hoeft toch niet over de weg te lopen. Dat doe jij in een bos ook niet.’
Bella, de schat, sprong op mijn schoot. Ze is net een hondje, dacht ik vertederd. Totdat ze een snoekduik in de koektrommel nam, en er met een kruidnootje vandoor ging. Vervolgens plofte Kind naast me neer, gaf me een zoen, en gedroeg zich zoals een puber betaamt: Eigen Maag Eerst.
Wat heb je op zo’n manier aan je huisgenoten?
Lief heeft nog steeds geen genoeg van me. Hij gaat door tot de dood ons scheidt, zegt-ie. Hij werk 60 uur in de week en draait zijn hand niet om voor huishoudelijke klusjes. Tegen hem is geen enkele pil opgewassen. Op goede dagen pakken we een filmpje en eten we af en toe buiten de deur. Gelukkig heb ik geen horecaverbod 🙂
Recht zo die gaat, ga ik door tot het gaatje. Als het aan mij ligt, word ik Nederlands vrolijkste pessimist. “Een dag niet gelachen en ik leef nog steeds,” is mijn nieuwe strijdkreet. Want waarom zou alleen het leger des Heils die hebben?