Keek op de week (176)
In Goudriaan hield bewoonde weg op. Overal mannen met machines. Bord aan wegeinde riep gebiedend: ‘Omrijden via Dordrecht.’
Via Dordt? Waren ze gek geworden? Had dat bord 15 km eerder neergezet! Goudriaan lag op bidon-werp-afstand.
Fietste naar wegwerker in oranje kleding.
‘Goedemorgen. Weet u hoe ik in Goudriaan kom?’
Achter hem werd vers asfalt platgewalst.
Kerel zei tot verrassing: ‘Loop maar mee.’ Wijzend naar asfalt zei hij: ‘Daar niet lopen; is heel heet.’
Ik gooide fiets om schouder, en volgde braaf aanwijzingen van gids. Zou hij ’s avonds thuis vertellen: Heb oude vrouw geholpen met oversteken?
Dacht aan wegoverzijde dat weg ‘klaar’ was, maar daar zaten stuk of 15 bouwvakkers op knieën. Ze timmerden klinkers en medeklinkers in weg. Allen toonden koortsachtige interesse in spaghettisliert in lycrapakje met racefiets om nek. Moest ik daarlangs lopen? Moeder Maria! Ze zouden me toeroepen, nawijzen en uitlachen. Van ellende zakten mijn losse mouwstukken af. Vooral toen hopman riep: ‘U mag hier niet komen!’
Zou me erdoorheen bluffen. Desnoods krachtig in mijn broek hoesten en keihard lachen. Want wie had hier een snipperdag? Stond hier toch maar zonder omrijden via Dordt. Die hopman moest dringend worden gesensibiliseerd.
‘Uw collega heeft me tot hier begeleid. Hoe kan ik het beste lopen?’
Hopman calculeerde: heb minste last van mens wanneer ze als wiedeweerga ophoepelt. Haalde schouders op: zoek het maar uit.
Mijn idee. Adviseerde mezelf: blijf uit buurt van gespannen touw, en strui-kel niet.
‘Môgge!’ riep ik stoer, lopend over houten palets, zand, en langs opgestapelde stenen. Klonk opgewekt geroep terug. Ergens werd gefloten. Moest Colnago-liefhebber zijn.
‘Sorry voor overlast!’
Daar was geen spráke van, werd me verzekerd. (We hebben in tijden niet zo gelachen.)
Op geplaveide weg zette ik fiets neer, en vulde de lucht zich weer met zuurstof.
De rest van de wereld lag aan mijn voeten.
Typisch geval wet van Murphy. Reed uur later lek op dijk bij Leerdam.
Achterwiel eruit. Verwisselde binnenband en pompte er lucht in.
‘Zal ik voor je pompen?’ vroeg passerende wielrenner.
Hoezo? Maakte ik hulpeloze indruk?
Aap kwam uit wielrenners korte mouw. Hij wilde pompje vasthouden, want zijn voorband was langzame leegloper.
Tuurlijk. Geef me 10 euro en we praten nergens meer over.
Droomde dat ik naakt in Rotterdam liep. Blote voeten en loshangend haar. Erger kon niet. Liep Bijenkorf binnen en ging met roltrappen naar derde verdieping: de woonafdeling. Kocht blauwwitte Chinese vaas om naaktheid te bedekken.
Twijfelde bij ontwaken aan mijn verstandelijk vermogen. Waarom kocht ik geen badjas?
‘Iedere maandag zelfde deuntje,’ ventileerde Joris bij thuiskomst. ‘Pak ik op zaak koffie uit automaat is verse melk op. 99 van 100 keer.’
‘Heb je altijd vers bakkie.’
Man rekende blijkbaar op medeleven want hij zei: ‘Aan jou heb ik niks.’
‘Volgende maandag zet jij vers pak melk in koffieautomaat. Na jouw bakkie verwissel je volle met lege pak.’
Joris schudde hoofd. ‘Jij zou het nog doen ook,’ zei hij bestraffend.
‘Hebben ze in Den-Haag geen gevoel voor humor? Staat jouw naam op geopend pak melk? Een geintje moet toch kunnen?’
Afkeuring van Man ging over in langzaam geknik. Daarna schaterde hij: ‘Ga ik doen! Hoop ik dat Jochem na mij komt. Die is ’s maandags nooit te genieten.’
Plan in uitvoering staat in steigers, want man heeft komende twee maanden Vitaliteitsverlof.