Schuitje varen, thee-tje drinken

Keek op de week (206)

Langs de Vecht

Twee mannen – ribbroeken onder tweetjasjes – stonden in bieb.
‘Mijn mancave is eindelijk af. Gisteren heb ik de tv aangesloten,’ sprak een van hen verguld. De wereld lag aan zijn voeten. ‘Mijn vrouw vindt het vreselijk,’ gniffelde  Grotbewoner.
Ik trok een boek van Samuel Bjørk uit de kast.
‘Mevrouw, heeft uw man een mancave?’ vroeg kerel.
‘Jazeker,’ zei ik. Alhoewel Joris het zijn werkkamer noemt waar ook strijkplank, -bout en naaidoos een verblijfstatus hebben. Mijn man maakt zich niet sappel.
‘Wat vindt u daarvan?’
Zei:’ Prima geregeld, want de rest van het huis is van mij.’
Grotbewoner – die tot dan toe in opperbeste stemming verkeerde – trok zijn mond in een streep.

Huurhuis van schuifeloudje – in verzorgingstehuis – is leeg. Had foto’s gemaakt van kleding, schoenen, tassen, schilderijen, cd’s, boeken enzovoort. Na 20 keer zelfde foto’s laten zien en zelfde vraag stellen, was het antwoord 20 keer: ‘Ik hoef niks, gooi die troep maar weg.’
En toen.
‘Waar is mijn stoel? Ik wil mijn blauwe schoenen hebben. Neem mijn stola mee! Heb je alles weggegooid? Zeker omdat dat voor jou het gemakkelijkst was? Alle mensen op deze afdeling zijn dement, behalve ik.’
Vijf minuten later: ‘Waar is mijn stoel? Neem cd’s voor me mee!’
‘Die zijn weg.’
‘Ik wil cd’s hebben!’
Scoorde bij kringloop The Cats en Nederlandstalige cd van 50 cent per stuk. Wervels uit mijn lijf. Gaf ze mee aan Joris.
Na bezoek aan verpleeghuis, zei hij: ‘Heb gezegd dat het haar eigen cd’s zijn.’
Had hij gezegd dat ik ze bij kringloop had gekocht, waren ze gediskwalificeerd. Liegen. We gaan het vaker doen.

Fietste ein-de-lijk weer eens langs de Vecht. Moest er wat voor over hebben: uit en thuis 150 km. Langs de Vinkeveense Plas naar Baambrugge. Landhuizen met statige lanen. Vecht vol varende bootjes. Een blauw theehuis. In gedachten richtte ik dat in tot lees- en schrijfhuis. Met koffie want van thee krijg ik luizen.
Stopte bij Kasteel Loenersloot en at op wiebelbankje onder walnotenboom.
Bijna thuis na rondje Vecht, liep vrouw midden op fietspad. Paar meter voor haar snuffelde zwarte bouvier aan berg paardenvijgen.
Slalomde tussen vrouw, hond en stront door. Ineens schreeuwde vrouw: ‘En place! En place!’ Waren ze samen op Franse les geweest? Ze hadden beter naar gehoorzaamheidstraining kunnen gaan, want zag ik iets zwarts aan komen hollen. In mijn spiegeltje kwam hond steeds dichterbij. Moest ik na 145 km fietsen nog sprintje trekken. Hond was een volhouder, maar dan kent-ie mij nog niet. Zag bij thuiskomst op Strava dat ik op die weg dankzij hond mijn PR had verbeterd (-:

‘Ben jij gevallen?’ vroeg een jongetje. Hij stond naast zijn fiets op de stoep en keek naar mijn bebloede arm. Blond haar, ronde brillenglazen op een wipneus met sproetjes.
Bloedspoor zag er indrukwekkend uit. Waaierde van mijn bovenarm uit tot mijn pols. ‘Ik heb me opengehaald aan een braamstruik. Het doet geen pijn, hoor.’
‘O gelukkig,’ zei hij. Het klonk welgemeend. ‘Waarom maak jij je fiets schoon?’
‘Dat doe ik na elke fietsrit en daarna zet ik ‘m in de woonkamer.’
‘Dat doet mijn vader ook,’ zei het jongetje. Op samenzweerderige toon vervolgde hij: ‘Zijn fiets staat vreselijk in de weg. Staat jouw fiets ook in de weg?’
‘Ik vind van niet,’ zei ik.
Prachtig. Kon het ongeloof van zijn gezicht schrapen.

Kasteel Loenersloot

De halve freule

Keek op de week (205)

Vinkeveen

Voelde in Vinkeveen steek in mijn voet. Op wreef – tussen sok en fietsschoen – zat een wesp. Steekbeest siste: Ik zat klem!
‘Sukkel, je bent er zelf gaan zitten,’ zei ik en piekte beest weg. Trok voet omhoog uit pedaal, en schoof sok opzij. Met andere voet trapte ik verder. (Later als ik groot ben, ga ik bij het circus.) Zag geen angel. Geen angel, geen stress, geen stop.
Tankte twee uur later melk in Oudewater. Eerst brandde mijn voet maar inmiddels jeukte-ie als de hel. Over hele voet behalve op steekplek.
Twee dagen later nóg. (Jankerd!) Ken geen jaloezie, doch voelde steek van afgunst. Zou dergelijk effect ook weleens op mens willen hebben.

Tussen twee wildroosters zag het zwartwit van koeien. Begrijpelijk, want dat was enige schaduwplek. Vrouw op scooter accepteerde haar lot en keek gelaten op telefoon. Achter me snerpte vrouw op e-bike: ‘Herman, er staan allemaal koeien!’ Haar man zweeg.
‘Dag melkmeiden,’ sprak ik koeien toe. ‘Mag ik er even langs? Ik doe jullie geen kwaad,’ en stepte ietsjepietsje dichterbij.
Dit zou toffe foto opleveren! Vanwege mijn onhandigheid liet ik dat wel uit mijn hoofd.
Was weldra middelpunt van luidruchtig gesnuif. Als er nou maar geen een begon te piesen. Fleemde tegen rund: ‘Wil jij met je beeldschone derrière een stukje naar rechts gaan staan?’
Heb aan 42 cm genoeg want dat is breedte van mijn schouders en stuur.
Koe en ik keken elkaar aan, en werkelijk, wij connectten. Rund loeide vriendschappelijk in mijn gezicht – waarbij ik gras tussen haar kiezen zag zitten – en stapte opzij. Eenmaal erlangs stapte koe weer terug.
Achter me snerpte vrouw: ‘Herman, koeien zijn gevaarlijke beesten! Hoe moet dat nou?’
Wachten tot het melktijd wordt?

Wachtte bij notenkraam op markt. Naast mij stonden twee vrouwen. Een vertelde: ‘Anton heeft mijn voorouders uitgezocht en ik blijk van adellijke afkomst.’ Spreekster knikte zijdelings naar kennis van: dringt de omvang van dit bericht tot je door? Ze vervolgde: ‘Weet je, dat vermoeden heb ik altijd gehad. In kastelen en paleizen voel ik een affectie met de grandeur. Ik ben daar thuis, begrijp je?’
Marktkoopman en ik blikten elkaar kort in ogen. Hadden we dat maar niet gedaan. We draaiden onze ruggen naar vrouwen toe. Schuddend van het ingehouden lachen.
Toen vrouwen verdwenen waren, zei ik: ‘Had nou je saxofoon maar meegenomen. Dan had je die halve freule omver kunnen blazen.’
‘Tegen zoveel poeha is weinig opgewassen.’

Op strandje langs Nieuwe Maas zat vrouw met jongetje. Een bal dreef in het water.
‘Zal ik de bal naar je toe gooien?’ vroeg ik ventje.
‘Jij moet met je handen van mijn bal afblijven!’
Het was afgaand tij. ‘Als er een boot langs vaart, raak je ‘m misschien kwijt…’
Vrouw riep: ‘Hoe durf jij je te bemoeien met mijn zoon!’
Weet ik veel. Omdat er diep vanbinnen een sprankje goedheid in me zit? Maakt niet uit, bewaar ik dat voor een andere keer.
Rosa zwom en zwom. Meeuwen joegen over het onstuimige water. Er gebeurde zoiets fijns. Binnenvaartschip beladen met zand voer voorbij, terwijl Waterbus langszij stoof.
Hield Rosa op droge. Nadat hoogste golven zich aan land hadden gestort, maakte water terugtrekkende beweging en zoog voetbal mee.
‘Mijn bal! Mijn bal!’ schreeuwde het jongetje.
Moeder veerde op. ‘Hallo! Hallo jij daar met je hond! Kan jouw hond die bal terugbrengen?’
In je dromen!

De onfortuinlijke fietser

Keek op de maand (204)

Postbezorger leverde pakket af. Rosa met haar neus ‘zat’ erbij. Ze keek enthousiast naar postman en kwispelstaartte.
‘Ga je met mij mee?’ vroeg kerel.
Sprak streng: ‘Rosa, wat heb ik je geleerd? Níet met vreemde mannen meegaan.’
Bezorger schaterde en liep weg.
Hond keek gedesillusioneerd. Fleurde op toen we langs keuken liepen. Ze likte lippen af: baas, het is etenstijd!
Had wel wat beters te doen. Rende langs hond heen naar laptop en keek naar zwart/witte finishvlag linksboven in beeld van Tour de France. Riep tegen hond: ‘Over 6,8 kilometer krijg je eten.’

Had net foto van hooiwagen gemaakt toen ik bij boerenhoeve hond met langharige vacht in sloot zag staan. Met twee voorpoten hing beest uitgeput op de kant.
Zette fiets tegen boom.
‘Ha vriend, ben jij een beetje moe? Zal ik je assisteren? Een, twee….drie!’
Pakte hond vast bij huidplooien boven voorpoten en hond klom aan wal.
Ik holde weg want wist wat er ging komen.
Hond leek gehele Nieuwkoopse Plas uit vacht te schudden. Onfortuinlijk genoeg passeerde op dat moment een stekkerfietser.
Man kreeg volle laag. Vloekte hardgrondig en riep: ‘Houd die teringhond bij je!’
Liep naar hond, gaf ‘m schouderklap en zei: ‘Goed gedaan, man!’

Liep met Rosa in natuurgebied en moest vreselijk piesen. Liep bosschages in. Sjorde een en ander omlaag. Hurken. Piesen. Klaar. Rits weigerde dienst, evenals knoop. Stond te hannesen. Juist toen ik euvel ontdekte (riem van schoudertasje zat klem halverwege rits – liep bekende langs.
Deed alsof ik Rosa’s bal zocht. Onderwijl proberend met mijn hand openstaande broek te verbergen. ‘Waar is je bal?’ vroeg ik hond. Meestal goede afleidingsmanoeuvre want Rosa kan enorm sullig kijken, doch niet die dag.
Hond keek van mij naar bal die tussen mijn voeten lag. Terwijl ik bukte om bal te pakken, viel zonnebril uit borstzak van bloes.
Kennis schaterde en stak mij aan.
Dacht: wat kan mij het schelen, en liet openstaande broek zien.
Zakten door onze knieën van het lachen.

Muizen vind ik leuke dieren. Er lag eens jong dood muisje op garagevloer. Heb er intens naar gekeken: spits snoetje, snorhaartjes, teennageltjes o zo klein…
Maar ja, ze worden groot en vermenigvuldigen zich als tierelier. Wij hebben muisvriendelijke val aangeschaft: eentje die muis levend vangt, en die laten we dan – als advies werd afstand van VIER kilometer aangegeven –  vrij in polder. Althans, dat is doelstelling. Tot nu toe staat het 10 – 0 voor muizen. Ze trippelen er niet in.

‘Verwach-ie regen?’ vroeg onbekende vrouw in polder, met knik naar paraplu in mijn hand. ‘Kijk-ie nie op buienradar?’ liet ze erop volgen.
‘Kijk nooit op buienradar,’ zei ik. Ik raadpleeg lucht en wind.
Vrouw vond me overduidelijk mesjogge. ‘Ik wel!’ riep ze. ‘Altijd! Komend uur blijft het droog,’ verzekerde ze me.
Wenste vrouw nog fijne dag.
Kwartier later regende het katten en koeien.
Zag vrouw van radar aan komen lopen. Kon haar door mijn doorschijnende paraplu goed bekijken. Mens zag er uit alsof ze emmer water over zich heen had gegooid. Merk dat ik emoties steeds beter onder controle krijg: heb niet naar vrouw gewuifd.
Wel stiekem gegniffeld. Je kent me toch?

Nieuwkoop

De speelgoedman

Keek op de week (202)

In Haarzuilens fietste ik na rondje om kasteel over de Brink. Door ontbreken van toeristen zag ik iets fotowaardigs, en parkeerde racefiets tegen voormalige gevangenis. Geparkeerde auto’s belemmerden gedeeltelijk het zicht. Object stond op privégrond. Wilde per se voor Sjoerd foto van zijkant maken. Twee ijzeren hekken stonden wijd open. Op overal bloeiende bloemen na was de tuin leeg.
Nam foto van zijkant, en tegelijkertijd kwam man aanlopen. In spijkerbroek en shirt met lange mouwen duwde hij kruiwagen voort.
‘Meneer, ik maak even een foto van het trafohuisje,’ legde ik uit.
‘Wilt u mij op de foto ernaast hebben? Dat kost wel geld want ik ben een bekende Nederlander.’
Na mijn proestende lach zei hij: ‘Ik ben echt een BN’er!’
‘Nou, dan zal ik maar niet om een handtekening vragen.’
‘Die is onbetaalbaar,’ lachte man en liep voort.

‘Goedemorgen, ik wil graag pasfoto’s laten maken,’ zei ik tegen Coby in drogist. Corrigeerde mezelf: ‘Niet graag, het is bittere ernst.’ Heb nieuw paspoort/ID nodig omdat bank waar Man en ik joint account hebben, dat wenst. Het is eerlijk vergaard geld. Niet zwart of witgewassen en geen grote hoeveelheid. Meewerken stuit mij tegen de borsten, maar van werken bij Engelse handelsbank heb ik geleerd: de bank heeft altijd gelijk. Het is zwaar qudt.
Nam plaats in hokje achter in winkel. Links op plank lag pop in korte broek en kniebandage. ‘Jullie hebben hier speelgoedman,’ zei ik verrukt.
‘Twee zelfs. Ze liggen naast elkaar,’ schaterde Coby.
‘Deze vooruitgang juich ik van harte toe!’ riep ik. Vorige eigenaar van winkel (waar Coby ook werkte) was zwaar religieus.
Reken maar dat ik niet lachte tijdens maken van foto.
Coby knipte en ik mocht resultaat op beeldscherm keuren. Moet dat nou? Je hoofd uitvergroot zien? ‘Doe maar,’ sprak ik tolerant, ‘ik kijk toch nooit in mijn paspoort.’
Bij kassa vroeg ik Coby: ‘Wil je er een voor je plakboek?’
Ze schaterde nee en klaagde: ‘Ik pies hier nog eens in mijn broek.’
Terwijl overal incontinentiemateriaal voor het grijpen ligt, hè?
Over papier- en inktverspilling gesproken: heb vier pasfoto’s over. Vier! Zal ik museumjaarkaart aanvragen? Nieuw rijbewijs? Ze opsturen naar antiquair? Ze als postzegel gebruiken? (Die zijn ook duur.) Ingeval ik dat doe, komt post aan? Pasfoto’s weggeven, doe je niet. Mensen hebben het al zwaar genoeg.

Reed in auto op rotonde. Auto van rechts minderde vaart maar bestuurder dacht op laatste moment: ik gooi me ervoor. Maakte noodstop om aanrijding te voorkomen. Wat doe je in zo’n geval? Doorgaan met ademhalen.
Automobilist achter me was laaiend. Claxonneerde en seinde met lichten. Zag in achteruitkijkspiegel dat vrouw op passagiersstoel bestuurder tot rede trachtte te brengen, maar kerel liet zich niet beteugelen. Hij stapte uit.
Ik vergrendelde autodeur en wachtte tot tierende man mij op tien centimeter was genaderd. Glimlachte liefjes en gaf gas.

In Koeienbos lag autosleutel aan groen bandje. (Vind overal telefoons, portemonnees, tassen en autosleutels. Wat moet ik met andermans ‘zooi’? Zou het een test zijn van het universum?)
Vijf minuten eerder was ik jonge vrouw met hondje op arm tegengekomen. Riep Rosa en rende terug. Had mazzel: vrouw zat op bankje langs water.
‘Heb jij misschien je autosleutel verloren?’ Liet haar groene bandje zien.
‘Oh ja, wat erg!’
‘Welk merk is het?’
‘Een Opel.’
‘Alsjeblieft.’ Weer een zorg minder.

Lief en leed

Keek op de week (201)

Kasteel Haarzuilens

Vorig jaar hadden Joris en ik akkefietje. Hij wilde airco; ik niet. Aarde warmt op, door nog meer apparaten te gebruiken, gaat CO2-uitstoot verder omhoog.
Deze week begon echtgenoot wederom over koelsysteem. Klaagde dat het ‘ondraaglijk warm was in werkkamer.’
‘Ga op de zaak werken,’ opperde ik.
‘Dáár staat airco altijd aan!’
‘Dat zeg ik!’
‘Ik werk liever thuis. Beetje achter mijn vrouw aanzitten.’
‘Als je dat maar laat…En geen airco,’ sprak ik streng.
Volgende dag ging deurbel. Wuifde als dank naar bezorger. Stond groot pak voor voordeur. Ging daar handen niet aan vuilmaken.
‘Schat, kun je iets van de mat rapen? Is voor jou.’
Joris snelde trap af. Zijn ogen glinsterden.
Ga airco zo hard zetten dat man vastvriest aan stoel.

Fietste langs voortuin van huis waar vijf barbecues met dode planten erin stonden. De deksels stonden ernaast. Rest van tuin was volgestort met kiezels. Woonden daar mensen die van barbecueën houden of er juist pest aan hebben? Waarom probeer ik zoiets te doorgronden?

Maakte pitstop nabij kasteel Haarzuilens. Langs landelijke weg; bezaaid met boerderijen. Wind blies bermbloemen plat. Stond enigszins beschut en keek uit op klein bos, kikkerpoel en scheefgezakte schuur. Fazanten dartelden door het gras.
Pakte eten uit achterzak wielershirt.
Vrijwel onmiddellijk verscheen boerenzoon op Gazellefiets met trommelremmen.
Puber straalde levensgretigheid uit.
‘U mag daar niet staan. Het is privé,’ zei hij op vriendelijke toon.
Kan dat niet wachten tot na het eten? Keek naar hek waartegen mijn fiets stond. ‘Volgens mij is het achter het hek privé’
Nee, ervoor ook, weersprak hij me.
‘Ik eet alleen mijn brood op, en neem afval mee naar huis. Vind je dat oké?’
Knaap leek te overdenken wat voor kwaad ik kon doen.
Kon hem opsluiten en vetmesten.
Fazant vangen en ergens onderweg braden op barbecue.
Handstand doen tegen het hek en tegen spijlen piesen. Nou, dat laatste kon ik zéker. Knaap dacht van niet, want hij knikte dat ik mocht blijven staan.
‘Is dat jouw fiets?’ vroeg ik.
‘Van mijn opa, maar ik mag hem gebruiken,’ sprak Puber liefdevol.

Pont braakte auto’s uit. Wachtte om dijk over te steken. Naast me stond oude man op pantoffels achter rollator. Ter hoogte van zijn rechter grote teen zat een gat.
‘Ik ben te zwaar,’ zei hij tegen me.
‘Vindt u dat?’
‘De dokter. Ik mag geen koekie meer bij de koffie, geen toetje na het eten, en geen borrel. En sinds november ben ik…ben ik weduwnaar.’ Hij sprak met dunne, blauwe lippen en draaide zijn hoofd opzij zodat ik zijn tranen niet zag.
‘Meneer, dat moet heel zwaar voor u zijn.’
Weduwnaar pakte zijn zakdoek en blies met volle kracht zijn neus leeg.
‘Is het een idee dat u van alles de helft neemt? Half koekje, half toetje, halve borrel…’
Man zweeg. Vraag leek boven de Dorpsstraat te zweven.
Toen: ‘Mijn vrouw en ik kregen geen kinderen. Weet u, ik zie geen toekomst meer. Van mij mag het morgen afgelopen zijn.’
Dat gezegd hebbende, stak hij de lege dijk over. Lopend tegen de wind in leek de man steeds verder voorover te buigen.