Keek op de week (122)
Een bewolkte en winderige dag. Waterkoud.
‘Mevrouw, heeft u het niet koud?’ vroeg visser in berm. Hij droeg een muts, legerjas met capuchon, zo’n honderd-zakken-gilet, legerbroek en laarzen. Hij zag eruit alsof hij tijdje dood was geweest, en daarna weer was opgewarmd. Zijn spraak was als een Vlaming.
‘Ik wilde hetzelfde aan u vragen,’ zei ik.
‘Mijn auto staat daar,’ wees hij achter z’n rug. ‘Bij stringente kou stook ik de kachel op, en pak koffie. En u op de koersfiets?’
‘Ik wilde om 1 uur van huis en ben om 12 uur begonnen met aankleden.’
De visser schaterde. ‘U heeft het niet koud?’ drong hij aan.
‘Nu ik stilsta.’
We wachtten op het passeren van de vrachtwagen van Campina die bij veehouders melkmachines leegzuigt. De plaatselijke weg was smal. Het tegemoetkomende verkeer stond in passeervakken of reed achteruit terug naar het volgende.
‘Komt u helemaal uit België om hier te vissen?’
‘Valt mee, ik woon onder Antwerp. Ik kom om te snoeken. Nog niets gevangen.’ Hij grimaste.
In stilte juichte ik.
De melkwagen reed langs. De polderweg trilde.
‘Ik kan weer,’ zei ik.
‘Er komt nog een tractor aan.’
‘Daar pas ik langs.’
‘Stalen zenuwen?’
‘Kwestie van wennen.’
Hij pakte zijn telefoon. ‘Maken u en ik een selfie?
Vooraleer ik ‘Nee, hartelijk dank,’ zei, zag hengelaar aan mijn gezicht dat het foute boel was.
‘Excuses, ik was te vrij.’
Ik was al weg.
‘Veilig thuis!’ riep hij me na.
‘Fijn gefietst?’ vroeg Man.
‘Heerlijk.’ Pelde bovenste laag kleding en (hand)schoenen uit. ‘Wil je voelen hoe koud m’n handen zijn?’ bood ik aan.
‘Nee, nee!’ Joris haastte zich naar binnen.
In keuken vouwde ik me om centrale verwarming heen.
‘Maar wel heerlijk gefietst,’ schaterde Man.
‘Het is winter. Beetje afzien hoort erbij.’
‘Thee?’ plagde hij en duwde me mok nepkoffie met opschuimmelk in m’n handen.
De vreugde van het huwelijksleven.
‘Hoe kom je hieraan?’ vroeg ik.
‘Eens gratis gekregen bij Karwei,’ zei Man.
‘Logisch, ze moesten het kwijt. Puur gif.’
‘Kan het gebruiken met ramen zemen.’
‘Net zoals je je auto kan wassen met een borstel.’ Oei! Mans heilige KOEts.
‘Dan krijg je krassen!’
‘Deze liquidcaps geven krassen in milieu. Kijk dan: je moet handschoenen dragen tijdens gebruik om huidirritatie te voorkomen. Hup, bij het chemisch afval! Krijg jij van mij mok Earl Grey.’ Dacht erachteraan: theezakjes per stuk verpakt in papiertje, maar ik gun Man zijn pleziertje.
Pakte pak knäckebröd. Joris heeft liefst per vier stuks verpakt in plastic. (“Blijven ze knapperiger.” “Niet zeuren, dooreten.”) Ik koop pak met louter losse. Scheurde plots verpakking kapot: alle knäckers in gruzelementen op grond. Keek naar Joris.
Hij draaide zich om en verliet dubbelgevouwen van het lachen de keuken.
‘Ik veeg de kruimels op en gooi alles in jouw kant van het bed!’ dreigde ik.
Man lachte nog harder.
Had hij maar gezegd: ‘Dat durf je toch niet.’
Postcrossing
Buitengewoon bizar toeval. Vijf jaar geleden (10-1-2016) overleed Bowie (8-1-1947). Exact tussen zijn geboorte- en sterfdag in, ontving ik kaart van Jony, Sussex, UK. ‘When i bought this card in a pack of assorted, i knew i’d eventually get a David Bowiefan to send it to. I hope you like it.’
Like it? I lóve it! En ook nog met z’n postzegels op envelop. Voel me jarig.