Keek op de week (159)

Rosa
Had zin uit comfortzone te stappen en besloot Nieuwjaarsduik in de Lek te maken in naburig dorp. Samen met stuk of zestig andere idioten. Gekleed in rookworstmuts en badpak (was bang dat door kou mijn bikinibroek op enkels zou zakken) rende ik over het door vrijwilligers aangeharkte strand het ijskoude rivierwater in. Snel door de knieën zakken tot schouders nat zijn en metéén weer eruit.
Alleen in gedachten, hoor. Ben toch niet gek?
Was afgelopen week stem kwijt. Bewaar haar doorgaans op vaste plek. Overal gezocht: onder bed, in koelkast, besteklade, trapkast, tussen cd’s…
Droeg stippentrui maar was allesbehalve in nopjes.
Edoch, Man sprak gniffelend: ‘Stop maar met zoeken, ik kan wennen aan deze stilte.’
Had ik fut gehad, had ik Joris met vleesvork achterna gezeten door gans het huis om hem in zijn kont te prikken tot hij genade riep.
Heb stem terug. Lag bij gevonden voorwerpen.
Lieve lezers. Dit is ikke, Rosa. Ik sta 24/7 aan. Houd inbrekers buiten de deur. Jaag pakjesbezorgers angst aan. Blaf katten uit tuin. Loop heel de dag achter vrouwtjes kont aan in hoop dat er iets uit broekzak of van aanrecht valt. Ikke is zielig, want ik krijg te weinig eten. Niet te doen. Familiehonden wegen vijftien kilo zwaarder. Dat wil ik ook. Stuur mij voer, feestelijk voer! Met veel kunstmatige geur- kleur- en smaakstoffen. Die krijg ik nooit want daarvan ga ik vreselijk ruften. Who cares? Ikke not!
#Help Rosa de winter door!
Pakte pak knäckebröd. Joris heeft liefst per vier stuks verpakt in plastic. (‘Blijven ze knapperiger.’ ‘Niet zeuren, dooreten.’) Ik koop pak met louter losse. Scheurde plots verpakking kapot: alle knäckers in gruzelementen op grond. Keek naar Joris.
Hij draaide zich om en verliet dubbelgevouwen van het lachen de keuken.
‘Ik veeg de kruimels op en gooi alles in jouw kant van het bed!’ dreigde ik.
Man lachte nog harder.
Had hij maar gezegd: ‘Dat durf je toch niet.’
Droomde dat ik zat opgesloten op politiebureau.
‘Weet u waarom u hier bent?’ vroeg agent. Hij ging zitten op enige stoel in vertrek.
Ik zei: ‘Zal weer te hard over de dijk hebben gereden.’
Er klonk een irritante zoemer. ‘Dat is fóut geantwoord,’ sprak agent.
‘Is het een quiz?’ hoonde ik. Stem in hoofd zei: Kakel, houd je waffel, zo kom je nooit op straat.
Agent zei: ‘Als u volgende vraag goed beantwoordt, mag u naar huis. Komt-ie: Noem iets waar u heel goed in bent’
Politieman sloeg mij met stomheid. Had er zichtbaar plezier in.
Begon lukraak dingen te roepen die niet waar waren: ‘Koken. Wielrennen. Hardlopen. Zingen. Voorlezen.’ Na elk antwoord klonk de zoemer. Steeds weer die zoemer.
‘Telefoneren!’ riep ik.
Zoemer. ‘Leugenaar!’ riep agent.
Liep naar het raam en zette tanden in tralies. Ze waren niet van chocola. Wilde mijn cowboylaarsje uittrekken om ermee te slaan maar liep ineens blootsvoets.
‘Eh…doorzetter? Kordaat? Aansteller?’ Telkens die zoemer. Wist opeens mijn eigen naam niet meer. Was malende. Begon door te draaien.
‘Word wakker,’ schudde Man. ‘Je droomt.’
‘Ik mag niet naar huis want ik kan de vraag niet beantwoorden,’ snikte ik.
‘Wat voor vraag?’ vroeg Man verveeld.
‘Waar ik goed in ben.’
‘Je man uit zijn slaap houden,’ bromde hij.
Draaide me om en wist plots het antwoord: blind typen met tien vingers.