Op de foto

Ik moest op de foto, tenminste, als ik mijn rijbewijs wilde houden, en dat wil ik. Dus hop! naar de fotoshop. Van tevoren de boel gepimpt: flinke overdosis wallencrème, haren fatsoenlijk, wat oogschaduw hier en een veeg mascara daar. Nog wat rouge voor een blos? Nah.

 Veel artiesten willen met hun mooiste kant gefotografeerd worden, bijv. de linker- of rechterkant van hun gezicht. Uiteraard heb ik dat ook. Bij mij doet vooral de achterkant het erg goed op foto’s. Net zoals bier doodslaat in een plastic bekertje, sla ik dood zodra iemand een fototoestel op me richt. Echt. Mijn familie kan erover meepraten. Flirten met de camera? Not!  Wat enorm in mijn voordeel werkte bij de rijbewijspasfoto, was dat ik er niet lachend op hoefde komen te staan. Ik mócht er niet eens lachend op staan. Fluitje van een cent met mijn ochtendgezicht. Om twee uur ’s middags.

In de fotowinkel viel ik letterlijk en figuurlijk de pasfotokamer binnen. De eigenaresse had haar twee koeien van honden meegenomen. ‘t Zijn beste beesten die geen kat kwaad; ze lagen alleen hopeloos in de weg. Ze hebben ook nog dezelfde schutkleur als het groezelige tapijt op de winkelvloer  waardoor ik één van de acht hondenpoten over het oog zag. Bijna zette ik mijn voet er bovenop. Bliksemsnel trok ik tijdig mijn voet weg. De eigenaar van de poot sprong desondanks toch gealarmeerd overeind. Onhandig botste ik tegen het hondenlijf en raakte uit balans. De schande van de val bleef enigszins  binnen de perken doordat ik op beide knieën landde in plaats van languit gestrekt. Helaas nam hond nummer twee van de gelegenheid gebruik om uitvoerig mijn kruis te besnuffelen. Je begrijpt: de elegantie was weer ver te zoeken. Gelachen dat we ze hebben. De rouge die ik eerder nodig dacht te hebben, bleek inderdaad geheel overbodig.

Ik mocht op het pianokrukje komen zitten. ‘Kijk,’zei ik, ‘als ik nou mijn wangen met twee vingers strak naar achter trek, in de richting van mijn oren (ik had thuis uitgebreid geoefend), dan kan ik er met de juiste belichting best nog mee door. Mag dat?’vroeg ik. ‘Eh…nee, althans niet voor je rijbewijs,’sprak ze fotomevrouw tactisch. Ze liet er vriendelijk op volgen: ‘Weet je zeker dat je met dat haar op de foto wil?’ ‘Hé, hoezo…??’ ’Kijk maar even in de spiegel, daar hangt ie.’ Ik stond op. Arggg, ik begreep wat ze bedoelde. Al mijn wilde haren waren buiten op de fiets tot leven gekomen en hadden er een uitbundige coupe van gemaakt. Had de fotografe me niet gered, dan had ik als Catweazle op de foto gegaan. Denk je eens in, zó vernederend.

Pianokrukje. Ik klaar. Fotografe klaar… Kwam onverwacht de hond waar ik de net nog mijn nek over brak een lik aan mijn hand geven; dat kriebelde, ik lachte  klick!  De hond werd weggestuurd. Opnieuw wij allebei klaar. Sprong er een knoop van de broek van de fotografe (nee, ik verzin dit niet), ik proestte  klick! Ze kunnen tegenwoordig alles shoppen op een foto, maar omhoog krullende lippen krijgen ze niet omlaag.

Met een ijzeren wil, samengeknepen lippen en een gepantserde blik kwam ik uiteindelijk toch nog met een doodgravergezicht op de foto. Het was nu slechts een kwestie van tijd: zes minuten om precies te zijn. ‘Moet je nog boodschappen doen?’vroeg de fotografe. ‘Nee,’zei ik, ‘maar ik loop buiten wel ff een rondje.’ Na dat eerste rondje was het fotoapparaat nog niet opgestart. Hij wilde niet. Na het tweede rondje nog steeds niet. Na nog meer van dergelijke rondjes streek ik duizelig op het pianokrukje neer. Het apparaat bleek defect. De fotomevrouw begreep er zelf ook niks van. Ze had mijn foto in de ontwikkelaar gestopt en acuut had het apparaat dienst geweigerd. Héél vreemd, ja. Of ik morgen even terug kon komen? Kijk, als ik dát nou van tevoren geweten had, had ik in één keer welgemikt chagrijnig op de foto gestaan. Lachen naar het vogeltje? Mij niet gezien!

Open Huis 2011

Kind heeft zich samen met EEN schoolvriend (graag correcte interpretatie van het woord ‘EEN’) opgegeven voor de rondleiding van “Open Huis” op school. Zij – van de Krimpenerwaard dus – gaan mensen vertellen hoe zwaar en vermoeiend het leven van een middelbare scholier is. Maar als een kind dan toch naar een school moet, dan maar beter de juiste kiezen, en daar is er in de verre omtrek maar een van. Precies: hun school!

 

De, pardon EEN schoolvriend die in ’t zelfde dorp als ons woont, rijdt gemakshalve mee naar school. Voor de duidelijkheid: zij en hij zitten samen achterin, maar dat is slechts alleen en volkomen uit praktisch oogpunt. Onderweg is het devies als ouder: je kaken stijf op elkaar klemmen, en zo min mogelijk laten merken dat je aanwezig bent. En áls je aanwezig bent, dan alleen lichamelijk. Op deze manier vang je de meest dingen op.

 

Uiteraard is het de bedoeling dat zij straks louter positieve dingen moeten vertellen over school. Dat zal wis en waarachtig niet meevallen, maar in principe willen ze wel een poging te wagen. Op de achterbank nemen ze alvast de verschillende onderwerpen en strategieën door. Zie het als een mini groepsproject:

 

‘Hebben ze de vloer in de was gezet. Dat doen ze anders nooit!’

‘Nee, lekker, laten ze dat in de grote vakantie doen, hebben wij er ook eens jol op school’.

‘En dat bord, zag je dat?, dat wij niet op de wasvloer mochten lopen? Iedereen deed het toch’.

‘Ja, wat denk je, als ze dat bord niet neerzetten en er valt iemand op zijn plaat, dan komt ie never nooit meer naar onze school’.

‘Gaat ie toch naar de concurrent’.

‘Hallo, wij hèbben geen concurrent. Het dichtstbijzijnde gymnasium is in Rotterdam’.

‘Oh ja, das waar ook. Die jongens daar dragen van die rare vestjes, spencers of zo? Heeft mijn moeder gezegd. Zien er echt niet uit die dingen’.

 

Het volgende project bestaat uit een rollenspel. Eén stelt zogenaamd als een groep 8’er een vraag. De ander geeft antwoord.

 

Krijgen jullie veel huiswerk?’ ‘Huiswerk? bijna nooit… de eerste week na de grote vakantie’.

‘Wat vind jij de leukste les?‘ ‘De lessen die uitvallen, by far!’

‘Doen jullie ook excursies?’ ‘Ja! Héél leuk, excursies. Als je je door de verplichte lectuur voorafgaand aan het uitstapje hebt doorgeworsteld, én je op de dag zelf twéé musea hebt afgewerkt. Daarna wordt het pas echt leuk: hollen naar Starbucks’. 

‘Scheikunde, is dat nou niet moeilijk? Met die gasbrander enzo?’ ‘Nou ja, zolang dat ding uitstaat is er niks aan ’t handje’. (Kind knikt stoer mee, maar ik weet uit zeer betrouwbare bron dat ze dat ding afgrijselijk vindt. Dit uiteraard alleen tussen jou en mij.)

 

Kun je het als geïnteresseerde eigenlijk wel goed doen?

‘Sjonge, klaagt Kind, vorig jaar hè, waren er bij een rondleiding die ik gaf drie mensen en die wilden echt álles weten. Alles. Duurde wel een uur, joh, das ook niet normaal.’ Er wordt hevig nee geschud op de achterbank. ‘Echt niet normaal,’voegt hij er voor de duidelijkheid nog aan toe. ‘En in het biologielokaal, waar die dode gefileerde vis altijd ligt, en die schapenogen, liep een mevrouw en die vroeg aan mij: ‘zijn die echt?’ en toen ik ‘ja’ zei, ging ze bijna over haar nek. En wat nou als ik ‘nee’ had gezegd? Had ze ‘t dan wel fris gevonden? Snap jij dat nou?’

‘Niks gewend, joh!’

‘Nee, echt niet’.  

‘Nee, dan ik. Vorig jaar waren er mensen en die bleven voor elk klaslokaal staan. Ze wilden nergens naar binnen. Echt nergens. En als ik wat vertelde, knikten ze  alleen maar. Vroeger verder helemaal niks. Zó naaiend. Oh, en een ander iemand vroeg hoe groot de kluisjes op school precies zijn. Nou, weet ik veel. ‘Vierkant’, zei ik toen. Wat denk je? Wilden ze exact de juiste afmeting weten. Das toch stom? Iets van ’30 bij 30’, heb ik maar gezegd. Was die gast van plan zijn huisdier mee naar school te nemen?’

‘Moet wel een nachtdier zijn dan’, zegt Kind gevat.

 

Gisteravond na de rondleiding, kwam Kind moe en versleten om half 10 thuis. Ging nog snel ff Engelse woordjes leren voor een toets, en daarna als de sodemieter naar bed.

 

Het leukste van de hele rondleiding van haar? Dat zij vier speciale personen mocht rondleiden. ‘Het was een klein feestje!’zei Kind. En het meest positieve van de hele school? Nou zijzelf natuurlijk. Zij, nee WIJ maken het positief. Maar verder zijn ze niet trots op hun school of zo. Maar ze schamen zich er ook niet voor!

See you!

Kind weet dat ze vandaag bij haar op school komt, maar de timing is van cruciaal belang om haar ook daadwerkelijk te kunnen zien. Wie? Haar jongere nichtje Nicht S. Ook geen kind meer, want weet je dat je tegenwoordig in groep 8 al bij de volwassenen hoort? Een volwassene met beugel en jeugdpuistjes? Nou en, lekker belangrijk. Kind heeft Griekse les in hal A en rond die tijd zit Nicht in hal B. Ergens. En ze wil, nee, ze ZAL Nicht zien, want zij wil zwaaien, pertinent. In de klas blijven zitten en deze kans aan haar voorbij laten gaan? Kind heeft het geen moment overwogen. Zo fijn om met je giechel ergens bovenop te zitten.

 

Half 12: Nu is het onderhand tijd om ertussenuit te knijpen en geen betere smoes dan een sanitaire stop. Kind holt het lokaal uit: let’s go party! Wel even bukken in de gang, want links is de plee en rechts is de B hal. Ze loert in een lokaal links en een klas rechts. Noppes. Daar ook niet daar… en niet daar…nou zeg! Zucht. Nog één lokaal te gaan. ’t Zal toch niet waar zijn dat ze haar misloopt…Oh maar wacht…daar zit ze, ze ziet het toch zeker zelluf! Haar eigen Nicht te midden van de rest van haar groep 8.  

 

Nu is ’t Kinds taak om haar aandacht te trekken, maar hoe moeilijk kan dat zijn als je in je eentje voor de deur van het lokaal staat? Appeltje, eitje. En inderdaad: alle aanstaande Bruggers kijken. Nicht ook… ziet ze ‘t goed? Ze knippert even met haar ogen…krijg nou tandjes, ze is het echt! Ze zwaait terug. Eerst een beetje gedempt, maar qua enthousiasme en temperament doet ze niet onder voor haar grote nicht, dus vooruit met de geit.

 

Hun lach wordt breder en de leraar Latijn werkt ook mee. Hij kijkt naar de zwaaiende passent die de aandacht trekt… hé, die kent hij, dat is dat roodharige bruistablet uit de derde. Hij knikt haar vrolijk toe. Kind grijnst. Missie geslaagd. Zo zeg, wat geeft dát haar een goed gevoel. Dat ze daarna uit de verkeerde richting bij haar eigen lokaal komt aangelopen, interesseert haar geen bliksem.

 

 

Nieuwe hobby?

Het is lang en dun, heeft rood/blond haar en zit heel de dag op de bank en haar ouders doen het huishouden. Rara wie is dat? ‘IK,’zei de gek. Ongelofelijk hè, dat een mens zo achteruit kan gaan? Ik ben extreem moe, heb spierpijn en… ach, nou ja, laat de rest maar zitten.

’s Ochtends schreeuwt de wekker me uit bed. Ik moedig Kind aan (wassen, aankleden…) en help  haar de deur uit. (Heb je je brood? Ja. Heb je je drinken? Jaha. En je mobiel? JAHA. Je gymkleren? Oh sjit.) Smak. Zwaai, zwaai. Ik geef Bobo- ons altijd hongerig buitenkonijn – te eten en wat aandacht, en daarna… bbrrrr!… snel naar binnen.

Binnen plof ik neer op de bank. Eerst wilde ik alle dagen uit gemakzucht ongewassen en in pyjama rond blijven lopen. Wat maakt het ook allemaal nog uit? dacht ik. Dat ieniemieniebeetje energie dat ik heb, moet ik dat in zoiets onnozels steken? Bij nader inzien houd ik de uitwendige verzorging toch maar vol. Het ergste wat een mens kan overkomen – althans volgens mijn moeder – is dat je plotsklaps door een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd moet worden waar ze aldaar direct constateren dat je vies en afgeragd ondergoed draagt. Je begrijpt dat ik mijn moeder zoiets niet wil aandoen. Enkel om die reden zit ik dagelijks in piekfijne staat en verzorgd ondergoed op de bank.

Na het wassen zet ik een kopje thermoskan koffie bij mezelf neer. Voordat ik een kopje koffie drink, vind ik het mijn plicht aan enige lichaamsbeweging te doen. Opdrukoefeningen. Maak je niet ongerust: ik druk alleen mijn hand op de bank. Af en toe wissel ik even van bank, anders wordt het zo’n sleur. Ik weet niet hoe het met jou zit, maar van luieren word ik slap. Na een dag niets doen, voel ik me toch afgepeigerd en (veel erger) volstrekt overbodig.

Al heel vaak liep ik naar de drogist liet ik iemand voor me naar de drogist gaan. Dozen ‘lichaamseigen’ vitaminebevorderende Q10 energiepillen heb ik opgegeten, maar energie? Not!

Gezien de omstandigheden zit ik dringend verlegen om een nieuwe hobby. Er zijn wel een aantal voorwaarden aan verbonden: 1) het mag geen linkse hobby zijn, 2)niet te vermoeiend en 3)het moet niet te zwaar wegen 4)niet teveel kosten.

Mijn eerste ingeving was: postzegels! Want, die wegen niks, ik kan er dozen vol mee sparen. Worden het er teveel, dan lik ik er meerdere aan elkaar. Man heeft vroegah ook boeken vol zegels gespaard. Totdat hij mij leerde kennen; toen had hij wel wat anders te doen. Ruim twintig jaar liggen de boeken op zolder te verdorren, dus daar zou ik mee kunnen beginnen, maar ik geloof niet dat postzegels goed voor mijn (ooit zo snelle) imago zijn. Ja, ik wel graag ergens áchter kunnen staan, natuurlijk.

Dit vorige gelezen hebbend, zul je begrijpen dat kantklossen, macrameeën en tunisch haken ook afvallen. Aquarelleren? Nou, in kliederen ben ik in elk geval een kei. Mandala’s tekenen? Mwah. Meedoen aan de vogeltelling? Die is net geweest. Een boek schrijven? Wens me inspiratie. Recepten sparen? Zou kunnen. Breien? ‘k Heb net een Noorse trui af, dus voorlopig ff niet. Borduren? Zelfs met een leesbril op kan ik het errug moeilijk te zien.

Mijn hardloopschoenen heb ik maar verbrand. Ze roken precies naar wat er altijd in gezeten heeft: zweetvoeten. Nu denk ik er over principieel tegen sport te worden. Alleen maar kommer en kwel in Huize Kakelbont? Ben je gek! Ik heb nog opgewekte bloginspiratie zat! 

Uit de kast

Ken je dat programma van de EO met Arie B, waarbij homo’s uit de kast komen? Nou, ik niet. Tenminste, ik heb erover gelezen in de krant, maar that’s all.

 

Zelf vind ik ’t nu welletjes om uit mijn eigen kast te komen. Je zal van mijn bekentenis niet steil achterover van je stoel glijden, want ik ben niet lesbisch, heb geen minnaar, ga me niet bekeren, wil geen man worden en niet scheiden van Man en Kind. Ik heb niets gestolen of iemand geslagen, nee, eigenlijk is het doodgewoon. Maar tegelijkertijd toch weer niet, want ik zwijg erover als het graf. Ik heb er nog niet één blogwoord aan besteed.

 

’t Is heus niet moeilijk te beschrijven, hoor. ’t Zijn maar drie woorden. Maar ze staan zo akelig zwart op wit. Zodra ik ze geschreven heb, wil ik ze terstond deleten. Alsof daarmee de klacht ook weg is.

 

Ik ben moe, hondsmoe, rete-moe, jankmoe en misselijk-moe. Al een half jaar niet gesport (en gespoord ook niet), heel soms een rondje op een gewone fiets (wat weer volstrekt niet-gewoon is.) Als ik een goeie dag heb, ga ik shoppen…bij de Albert Heijn dan. Na het leveren van deze krachtinspanning is de koek wel op. Ik breng de dagen zittend op de bank door en verveel me te pletter. Over mijn gezicht hangt een grauwsluier en ik heb zin om de hele dag keihard schuttingwoorden te gillen. Strontvervelend is het en stikchagrijnig ben ik.

 

De fles is halfleeg, want: ik houd niet van rust. Ik wil de Krimpenerwaard onveilig maken met fietsen of hardlopen. Lekker shoppen en geld verkwisten. De stadse lucht in Rotterdam opsnuiven en naar Dudok voor koffie met gebak. Kontsleeën met Kind, en tijdens oud-en-nieuw met haar samen  vuurwerk in hondendrollen duwen en daarna afsteken.

 

De fles is halfvol, want: goh, ik kom aan! Shoppen kan ook via internet! Ik kan Kind helpen met huiswerk; Bella pesten; koken; buiten royaal het vogelvoer bijvullen; op jacht naar verjaardagscadeautjes;  ideeën opdoen voor het vernieuwen van de slaapkamer; muziek downloaden; gedichten leren schrijven bij Poëzie in Beweging.  En… mijn fiets heeft geen winterbeurt nodig, nou zeg, dát scheelt nog eens scheppen geld.

 

Soms staat Vriendin op de stoep. Zij is een doorzetster van de bovenste plank: ‘Ja, ik dacht, ik kom gezellig even bij je langs.’ Zei ze nou gezellig? Dapper ding! Laten we ‘t maar op gezelschap houden. ‘Je weet waar de koffie staat, he?’zeg ik dan, ‘en doe mij ook meteen een bakkie.’

Luiheid dient de mens. Was het maar luiheid!