Ze kan wel janken, wat ze dan ook doet.
Hij heeft al die tijd vrolijk buiten de deur gesekst, en zij heeft er niets van gemerkt. Nu zit hij hoog en droog bij de kachel, en ploetert zij door de regen. Als ze een kanon had, zou ze op hem schieten.
De wind wil er met haar paraplu vandoor gaan.
De ene keer komt-ie van links, dan weer van rechts.
Net een vent: niet te vertrouwen.
Een windvlaag blaast haar paraplu binnenstebuiten, rukt ‘m uit haar handen en de plu rolt tollend over straat. Bloedfanatiek holt ze erachteraan.
Al houdt ze aan de achtervolging op haar naaldhakken een dubbele hernia over, dat rotding wil ze hebben.
Het regenscherm waait tegen een geparkeerde auto, waar ie net lang genoeg blijft liggen om ‘m in z’n kraag te kunnen vatten.
Twee baleinen zijn gebroken. Het lijkt hun relatie wel.
Nijdig smijt ze de paraplu op de grond, en gaat er bovenop staan springen.
Zelden heeft ze zo’n razernij gevoeld.
Haar vriend bleek een teleurstelling in cadeauverpakking, en zij heeft zich laten misleiden door zijn fatsoenlijke voorkomen.
Ze pakt de plu bij het handvat en slaat er hard mee op de grond. Ze raast en ze scheldt en ze tiert. Ze hoopt dat-ie heftige gordelroos krijgt, eenzaam zal sterven, en als het aan haar ligt, wordt de castratieplicht ingesteld.
Haar verzorgde kapsel is veranderd in een coupe windhoos, en haar voeten soppen in haar schoenen, maar het kan haar niets schelen.
Uitgeraasd pakt ze de plu op.
Ze is zeer te spreken over het eindresultaat. Alle baleinen zijn geknakt, en de stof is gescheurd. Voldaan propt ze ‘m in de dichtstbijzijnde prullenbak.
Een man, een illusie en een paraplu armer, maar god, wat heeft ze van die laatste veel plezier gehad!