Waar is de mol?

Keek op de week (32)

Goede traditie op Koningsdag is Broer tegenkomen op kermis (zoenen!)
Ging samen met nicht in woest rond-draai-ding. Schaterde hard toen apparaat als een raket ging. Hoop dat nicht niet meer doof is aan één oor.
Heb normaal gesproken last van wisdrift maar foto die Broer maakte bewaar ik.

Heb me geërgerd aan afzeiken op “social” media over kroonprinses Amalia. Volwassenen die genieten ven krenkende woorden op een kind. Hoe diep kan je zinken?

Rosa houdt van tuinieren. In het Koeienbos graaft ze als razende in de grond. Aarde vliegt alle windrichtingen op. Dieper en dieper wroet haar snoet onder de grond. Zet het dan ineens op een janken en huilen, niet normaal!
Baas, net zat hier nog een mol en nu is-ie weg!
Hond jankt zo hard dat argeloze voorbijgangers denken dat beest ernstig wordt afgeranseld.
Aan haar halsband sleur ik Rosa bij het gat vandaan.
Weer los rent ze terug: een volhouder.
Verwijtend kijkt ze me aan als ik haar aan de riem doe.
Baas, ik mag ook nóóit wat!
Heb ik een kind dat dat dat nooit gezegd heeft, doet m’n hond het.

Zat oog in oog met eigen rug.
‘Mooie spareribs,’ complimenteerde ik mezelf.
‘Er zitten helaas slijtageplekken op,’ zei reumatoloog en wees naar ribben onderrug.
Dat deed zeer. Liever fibro dan slijtage…
Kreeg recept mee voor pijnstillers bij acute rugpijn.

Ik geef toe dat ik verschrikking ben om mee te leven. Doch, al die lezers die het voor Joris opnemen, wordt me te gortig. Jullie mogen beslist weten dat Man in huize Kakelbont de baas is over afstandsbediening. We kijken weinig maar als we kijken, wil hij die macht. Wanneer reclameblokken komen, gaat Joris zappen en blijft altijd op verkeerde zender plakken. Roos en ik willen dan allebei asbak naar televisie gooien. Of naar Man. Hebben alleen geen asbak…
Ga vaker boekje over Joris opendoen.

Vraag me af of mensen tegenwoordig nog voorjaarsschoonmaak doen. Ik niet, want ik mis schoonmaak-gen. In vlaag van verstandsverbijstering ging ik ramen zemen. Tussen twee halen door, liep raamnat via onderkant van polsen zo m’n armsgaten in. Onbegrijpelijk want mijn moeder is meest vlekkeloze schoonmaakster ooit. Poetst haar kookplaat blinkerig zonder vingerafdruk achter te laten. Maar mijn was ruikt lekkerder!

Douze points!

De landelijke examens moeten nog beginnen maar ik ben al geslaagd. Cum laude zelfs! Ik heb 16 van de 18 triggerpoints gescoord bij de reumatoloog voor de fibro-test. Waarbij handen niet worden meegerekend, terwijl ik die het meest gebruik. Rare jongens, die witjassen.
Na het lichamelijk onderzoek keek de arts met verbijstering naar mijn twee kromme pinken.
‘Zijn die gevoelig?’ vroeg ze.
‘Alleen als iemand er met een hamer op slaat,’ zei ik.
Onverstoorbaar vroeg ze: ‘Zit het bij u in de familie?’
Ik knikte; niet van harte want ik ben de enige “gelukkige.”
Voor de zekerheid moest ik een foto van mijn onderrug laten maken.
‘Checken of het geen artrose of slijtage is,’ legde de arts uit.
Nou, als ik een aanval krijg, heb ik eerder het gevoel dat m’n rug gebroken is, maar die informatie hield ik voor mezelf.

Als enige in de wachtruimte meldde me ik me bij de rontgenbalie. Direct werd ik op mijn plaats gezet: ‘Eerst een nummertje trekken!’
Toen wilde ik waar voor m’n geld. Samen met het stukje papier ging ik op een stoel zitten.
‘Dat hoeft nou óók weer niet, mevrouw,’ zuchtte de medewerkster.
Ik leverde de benodigde papieren in en kreeg de mededeling dat ik in “wachtkamer S van Simon” mocht gaan zitten.

Foto’s maken ging fantastisch. Ik hoefde immers niet te lachen. Dat was ook onmogelijk want ik werd met veel tegenzin begroet door een omvangrijke radiologe.
‘Al mijn collega’s zijn al naar huis,’ zei ze nors terwijl haar boezem nog na deinde.
Ter bemoediging zei ik: ‘Het is bijna weekend.’
Het lachen bleef haar vergaan want ze blafte: ‘Kleedt u hier uit. U mag uw slip en sokken aanhouden.’
Waarom mijn bh uit moest voor het maken van een foto van m’n onderrug beats me completely maar klagen of vragen zou nodeloos oponthoud opleveren en ik wilde dóór.

Daarna weer bloedprikken.
‘Ik hoop dat er nog wat in zit,’ grapte ik tegen de prikster.
‘Bent u bang?’ informeerde ze.
Bang? Welnee; mijn zenuwen in die arm zijn onderhand dood.

Volgende week krijg ik uitslag van de reumatoloog. Hopelijk niet in m’n gezicht of op een plaats waar ik zelf niet bij kan. Dan volgt een verwijzing naar de reumaverpleegkundige waarvoor ik een vragenlijst moet invullen:
“Hoe vaak heeft u op het politiebureau gezeten?
Bent u eerder geopereerd?
Heeft u al uw verstandskiezen nog?
Heeft u vroeger drugs gebruikt of gebruikt u ze nu?”
Wat heeft dat in hemelsnaam met fibro te maken? Ik heb er nog nooit een opgestoken, maar krijg ineens behoefte aan een joint. Wie weet ziet de wereld er dan weer wat rooskleuriger uit.

Weggegooid mens

Keek op de week (31)

‘Mam, er is post voor je! Iemand heeft zich uitgesloofd,’ riep Roos.
Verheugd holde ik trap af. Kind had geen woord te veel gezegd: envelop was al feestje en ik bleef uitpakken.
Lieve Toos, wat ben je in de weer geweest. Je vilten kippen hebben we met Pasen ingewijd. Hartstikke bedankt en houd je brievenbus in de gaten!

Spijkerbroek met gat was kort leven beschoren. Bleef bij aantrekken met grote teen in gat hangen, kreeg losbandig gevoel en trok broek aan flarden.
Kan iemand mij uitleggen waarom spijkerbroeken in winkels korter worden terwijl mensch al maar langer wordt?
Vraag tegenwoordig bij binnenkomst of ze spijkerbroeken in lengtemaat 34 verkopen. Scheelt berg irritatie aan verkooppraatjes als: “Een goed tip, mevrouw! U slaat onderkant pijpen om en draagt er leuke sneaker onder. Staat zó zomers!”
Hoezo omslaan? Pijpen van maat 32 komen amper voorbij m’n kuiten en voor bedrag dat je niet wil omrekenen in oude guldens.

Roos hield “twenty-one dinner party.”
‘Daarbij is het traditie dat ouders koken voor jarige en vrienden,’ aldus Kind.
Tijd voor een breuk in de traditie!
Graag, aldus Roos, want ze wilde geen bijstand van iemand van vóór haar jaartelling; alles zelf koken. Of ik wel tomatensoep als voorgerecht wilde maken? Weer gezwicht natuurlijk.
’s Avonds moesten Joris en ik noodgedwongen uit eten. Echt een beproeving. Bij thuiskomst gingen we kamperen op slaapkamer.
Geinig zo’n party. Moet Roos vaker doen.

Lekker joh, die nieuwe pillen van de huisarts tegen de fibro-spierpijn. Doen exáct wat ze beloven…qua bijwerkingen. Alleen pijn verhelpen ze niet. Bij dezen verklaar ik ze de oorlog. Hopla, naar het chemisch afval.

‘Wat een mooie hond,’ complimenteerde ik vrouw in polder. Meende het, want heb in kennel van fokster van dat ras gewerkt.
‘Haar ouders zijn kampioen van Nederland,’ sprak eigenaresse plechtig. ‘Een lieve hond, hoor, alleen…’ vrouw slaakte diepe, diepe zucht, ‘ze kreeg dubbele hoektanden. Die heb ik laten trekken maar mag nu niet met haar fokken.’
Viel me opeen op dat vrouw zelf enorme overbeet had. Zou zij zichzelf vermenigvuldigd hebben?
Ik zei: ‘Als het mijn hond was, zou ik van een mug geen mammoet maken en de stamboom aan de papierversnipperaar voeren. Een lieve hond is toch het belangrijkste?’
‘Maar dat zou…dat zou… weggegooid geld zijn!’ stamelde vrouw in shock. ‘Heb nog vier maanden garantie om haar om te ruilen voor ander exemplaar bij zelfde fokker.’
Haalde minzaam mijn neus op. Wat een weggegooid mens!

Alsof de “plofpost” nog niet genoeg was, kreeg ik ook nog kaart van een trouwe lezeres uit Canada. Keep your mail in the holes, Wilma!

Het gouden paasei

Moeizaam haalt ze een zware boodschappentas van haar fietsstuur en sjouwt ‘m de trap op. Haar knieën kraken bij elke tree, maar als ze aan de lekkere dingen denkt die ze voor haar kinderen en kleinkinderen gaat koken, is ze bij voorbaat gelukkig, en neemt ze haar gammele lichaamsonderdelen voor lief.

Bovenaan de trap, hijgend, pakt ze de sleutel en opent de voordeur. De deur klemt door de grote stapel post, kranten en folders op de kokosmat. Ze bukt en veegt alles op een hoop. Haar oog valt op de voorpagina van de krant: “Vandaag gaat hij vallen: anderhalf miljoen ballen!”

Zij heeft nog nooit geluk in het spel gehad, maar dat was vanwege haar geluk in de liefde. Toch heeft ze drie lootjes gekocht, maar waar heeft ze ze gelaten? Onderweg naar de tweede boodschappentas, loopt ze nadenkend de trap af en duwt de buitendeur open. Ze rommelt wat in een fietstas. Tussen oude kassabonnen, lege plastic zakjes en een bonuskaart, ziet ze drie goudkleurige vodjes papier in de vorm van een ei liggen. Zo’n verfrommelde toestand! Ze zou zich bijna schamen als het winnende lot daartussen zou zitten. Met de troostprijs van 10.000 euro zou ze de koningin te rijk voelen: nooit meer aanbiedingen aflopen, geld overhouden voor een dagje uit…

Haar gedagdroom wordt onderbroken door een joviale begroeting. ‘Oma!’
‘Ha Matthijs!’ roept ze blij, en ze loopt ‘m tegemoet. Ongewild verslapt haar greep op de lootjes en ze vallen op de grond. Ze zal ze zo oprapen, het belangrijkste eerst. Pontificaal geeft haar kleinzoon haar op elke wang een dikke zoen. Zomaar op de openbare weg; tel uit je winst! Dergelijke gebaren van een puberkleinzoon koestert ze.
‘Ik draag uw boodschappentas wel naar boven, oma,’ biedt Matthijs aan.

Te laat denkt ze aan de lootjes. Ze zijn al meegenomen door een zacht briesje, fladderen naar boven en zwieren in golvende bewegingen omhoog naar de dakrand. Zonder spijt kijkt ze ze na. Zelfs met de hoofdprijs kan ze haar overleden man niet terug kopen. Hij was en blijft onbetaalbaar.

Hansje Pansje kevertje

‘Wat is je vraag voor deze Innerlijke Reis?’ vraagt Tanja, de natuurgeneeskundig therapeute.
Ik zeg dat ik een bouwlamp wil richten op mijn chronische vermoeidheid.

Bij zo’n Reis pak je gebeurtenissen aan die op je harde schijf staan opgeslagen. Zoiets als een “reset.”
Ik word al ziek/zwak/misselijk bij de gedachte. Het liefst zou ik ‘m onder narcose ondergaan maar ik moet juist naar mijn gevóel toe. Een zware opgave. Ik zie het maar als een potje worstelen met mezelf.
Het is een soort geleide meditatie: ogen sluiten, lichaam ontspannen en een trap met tien treden afdalen. Ik mag zelf een vervoermiddel en een bestemming kiezen.

Ik parkeer mijn Mini Cooper op het strand en stap uit. Het is koud en bewolkt. Met mijn rug sta ik tegen het prikkeldraad van het duin. Voor me strekt zich het strand en de eindeloze zee uit. Er is geen levende ziel te bekennen.
‘Hoe voel je je?’ vraagt Tanja.
‘Opgesloten,’ zeg ik.
‘Waarom voel je je opgesloten?’
‘Door de vermoeidheid in mijn lichaam.’
‘Waar wordt die door veroorzaakt?’
Meteen voel ik een dreun van eenzaamheid en pak met twee handen de stoelleuning vast.
‘Wat gebeurt er?’ vraagt T.
‘Zo raar,’ zeg ik, ‘ik dacht dat ik viel.’
‘Waar wordt de vermoeidheid door veroorzaakt?’ herhaalt ze.
‘Eenzaamheid, verdriet en onveiligheid.’ Ik som het op alsof ik de antwoorden van een kaartje lees. ‘Ik voel me nog alleen-der-der op de wereld dan Remi,’ voeg ik eraan toe.
Dat boek moest ik vroeger lezen en herlezen. “Het is zó mooi,” vond m’n moeder, en ik maar janken.

Stuk voor stuk moet ik de gevoelens groter maken. Een deksels karwei.
Bij binnenkomst had ik de doos tissues al zien staan die Tanja voor me had neergezet voor het geval mijn traanbuizen gaan jeuken. Ik háát tissues.
Ik voel me zwaar; alsof de zwaartekracht me tegen het zand wil drukken. En zwart. Alles in mij is zwart.
‘Hoe krijg je dat eruit?’ vraagt T.
‘Door onweer,’ zeg ik. Zo langzamerhand kijk ik nergens meer van op.
‘Maak er een wervelende show van!’ moedigt de therapeute me aan.

Ik maak er apocalypserig rotweer van. Het knettert, het flits, het rommelt en dondert. Inktgrijze wolken laten roffelend hun lading vallen. Ademloos en zeiknat sta ik eronder en geniet. Dan laat ik repen blauw in de lucht langzaam dichterbij komen.
En daar is de zon. Ze schijnt op m’n gezicht en in een mum van tijd ben ik droog. Ik voel me net Hansje Pansje kevertje. Al het zwart in mij is in één keer weg; wat een feest! Ik voel me zo licht als een veertje.

Ineens ben ik weer omhuld door duisternis. Er dringt zich een groeiende berg irritatie in me op. Wat nou weer?
‘Waar ben je nu?’ vraagt T.
Goeie vraag…
Met duim en wijsvinger doe ik een aansteker na: het geeft een glimpje licht. Genoeg om te zien dat ik in de donkere kelder onder ons huis in Rotterdam sta. Waar het altijd donker en vochtig was en grote spinnen zaten. Een druk op de lichtknop leverde 20 seconden zicht op; daarna floepte het automatisch uit. Te weinig tijd om naar de trap naar boven te rennen. Doodeng vond ik dat als
kind. Maar ik ben geen kind meer, en niet meer bang voor spinnen of duisternis! Op de tast vind ik de deur naar de binnentuin. Ik trek ‘m open. Zonlicht prikt in mijn ogen en ik zie dat het goed is.