Billie II

(Billie is enig in zijn soort, dus is dit logischerwijs ‘t tweede stúkje over Billie.) 

 

Op vrijdag is hij in Utrecht opgenomen en wegens nierfalen aan een soort dialyse gelegd.  

 

Zondag wilde Billie niet eten. Dat moet echter wel want zijn lichaam heeft dringend behoefte aan een specifiek eiwit. Als razende Roelanden rijden z’n baasjes naar Utrecht en weten hem te verleiden tot het eten van (jawel!) een hele Rodiworst.

 

Maandag is zijn toestand stabiel, en wordt Billie van de dialyse gehaald. Nu is het wachten tot zijn eigen nieren het weer gaan overnemen. Maar gaan ze dat ook doen? En zo ja, voor hoeveel procent? Tot nu toe heeft geen arts kunnen achterhalen waarom Billie problemen met zijn nieren heeft. Is het ‘gewoon’ acuut falen?; is het de bijwerking van een medicijn?; een auto-immuunziekte? Zoveel vragen en geen antwoorden.

 

Het allerbeste nieuws is dat Billie volkomen zichzelf blijft.

Zijn speeltje Kong (van rubber, ach ja) werd vrijdag samen met Billie op de IC gelegd.

“Maar,” zegt de dierenarts op maandag tegen Vriendin “hij kíjkt er zo zielig naar.”

“Huh…zíelig?” zegt Vriendin, “welnee, hij neemt een loopje met jullie, kijk maar.”

“Billie!” roept ze naar ‘m.

Billie kijkt naar Vriendin. Kong ligt binnen bijtbereik.

“Billie… één ….” Billie loert van Vriendin naar speeltje.

….twee…..” Billie kijkt van speeltje naar Vriendin en weer terug

…..DRIE!”  En…tjakka! Billie hapt vergenoegd in Kong. Vriendin kijkt ernaar en straalt erbij.

“Zie je?” zegt ze tevreden, “da’s nou alles!”

“Ongelofelijk,” zegt de dierenarts, “wat een rasartiest!”

Na vertrek van de baasjes, heeft Billie over aandacht niet te klagen, want iedere dierenarts die Billie heeft onderzocht, wil dat spelletje met eigen ogen zien.

 

“Het is zo raar,” zegt Vriendin door de telefoon “als je alleen naar Billies kop kijkt, dan is ’t gewoon zo helemaal Billie. Zie je helemaal niks aan ‘m en zouden we ‘m zó graag mee naar huis nemen, maar ja, als je dan de rest van zijn lijf ziet, dan is ie zó ziek… heel zijn lichaam zit vol met vocht, vooral bij zijn lymfeklieren… en ze durven geen biopsie te doen uit angst voor infecties…

Een tijdje zeggen we niets.

“’t Is wel sterk van Billie dat ie zo speels blijft,”zeg ik dan. “zelf legt hij ‘t bijltje er nog niet bij neer.”

“Ja… dat is ook wel zo….”

“Nou…ik hoop dat je wat kan slapen vannacht,” wens ik Vriendin toe.

“Ja, jij ook,” ginnegapt ze.

We hangen op. En we wachten.

 

 

Billie

Dit weekend heb ik werkelijk helemaal nergens zin in. 

Het kind van de buren is ziek, Billie de Border Collie. Oh,hoor ik je denken, da’s ‘maar’ een hónd! Ja mensen, ’t is idd een hond, maar Billie is geen gewone hond, hè! Hij is een Buitengewoon Bijzondere hond.

Sinds zijn 8-jarige bestaan hebben hij en ik een relatie. Wij zijn buitenshuis als het ware een setje. Hij is mijn liefste lease hond, mijn trouwe vriend met ALTIJD zin in een loopje. En hardlopen mét Billie is van zijn lang-zal-zijn-levensdagen niet te vergelijken met hardlopen zonder Billie. Onderweg vindt hij geen sloot te diep en het water nooit te koud. ’t Is bijna een zeehond, zou je zeggen.

Bovendien kan ik altijd zó om hem lachen, nou ja, behalve nu dan.

Vrijdag zag het er niet naar uit dat ie de zaterdag zou gaan halen. Direct sloeg de paniek toe en in volle vaart raceten zijn baasjes met ‘m naar Utrecht, naar de diergeneeskundige faculteit. Daar ligt hij nu op de intensive care, ja ’t is heus. Er is een sprankje hoop… Nu is het wachten en dat is nou net mijn minst geweldige eigenschap… 

Manlief de husby maakt lange dagen. Na een volle werkweek van 60 uur, werkt hij  ook dit weekend beide dagen. Plus natuurlijk de hele week die nog gaat komen.

Buiten is het triest en stilstaand weer. Ja, ik sta overduidelijk in de zeurmodus.

Kindlief is ook niet te genieten, dus wees maar blij dat je hier niet bent!

Ik heb zin om iemand te slaan? Maar wie?

Vakantie

De kogel is door de kerk. Heb je kabaal gehoord? Dat kwam bij ons vandaan! We hebben onze zomervakantie geboekt, en geloof me, ’t was nogal een zware bevalling, want elk gezinslid had een andere bestemming in gedachten.  Hoe verenig je thuisblijven, Frankrijk en Scandinavië?

Na de teleurstelling bij ‘meneer Landal’ van vorig jaar zomer, heeft Manlief compleet gegeten en gedronken. Nóóit is hij meer met een stok in een huisje te krijgen “met minder luxe dan thuis.”

Thuisblijven?, dacht ik, aan m’n hoela! Daar komt niks van in, want Man werkt veel te hard. Als je zwarte wallen wilt zien, moet je maar naar ons komen. Dus thuisblijven? No way!

Wattan? Nou, een huisje met heel, heel veel luxe. Ook niks mis mee, daar wil ik mezelf – dus Scandinavië – best voor opofferen.  

We hebben getwijfeld over België, maar niet voor lang, want we zochten en vonden precies het huis dat we wilden. En alle drie zijn we dik tevree:

Kindlief, want er is vijf kilometer verderop een overdekt zwembad;

ik, want het stikt daar van de rust, en

Manlief, want hij betaalt, oh nee, het is heel luxe en niet al te ver rijden. Tel uit je winst.

Eén heel klein pietepeuterig minpunt: we vertrekken de dag vóór de start van de Tour de France… Als ik daar nou maar overheen kom… Er is wel een grootbeeld tv aldaar in Belgie, dus ik kan in ieder geval wel  de start op afstand mee kunnen maken in ‘mijn’ Rotterdam.  

Gestolen goed…

Diefstal verjaart, dus kan ik nu wel met een gerust hart uit de school klappen. Járen geleden, toen ik nog jong was, en heel onzelfverzekerd bij de bank werkte, kon ik best twee ordners gebruiken. Reuze handig voor het alfabetisch archiveren van aankoopbonnen, garantiebewijzen en rekeningen.  Natuurlijk kon ik die ordners overal kopen, maar waarom kopen als ik ze ook gratis van m’n  werk mee kon nemen?

Op de afdeling stond een kast met wel tien lege ordners. Beste aardig veel, tien stuks. Zo erg vond mijn chef het daarom niet dat ik er twee mee naar huis wilde nemen. Sterker nog: hij kon er zelf ook wel eentje gebruiken, voegde de daad bij het woord  en stopte ‘m meteen in zijn attachékoffer.

Bij gebrek aan een grote koffer of tas, haakte ik de twee orders in elkaar, stopte ze onder mijn arm en liep er na werktijd mee naar buiten, richting de tramhalte, samen met nog een handjevol gezellige collega’s. Enige meters achter ons liep nog een collega, een man, helemaal allenig.

Die collega kenden wij allemaal vaag, en dat vage wilden we ook graag zo houden. We wisten niet veel over hem en wat we over hem wisten was niet zo fraai. Hij was namelijk een heel keurig, net en onberispelijk persoon; de braafste van het hele bankpand. Zo’n mens met alleen té goede eigenschappen en je weet het: overal waar ‘te’ voor staat… Zo was hij ook té degelijk en té verantwoordelijk. Nee, je werd  liever niet samen met hem gezien. En oh, je moest er niet aan denken om van zo iemand als hij een standje te krijgen. Echt afschuwelijk gewoon!

Je raadt het al: eenmaal bij de tramhalte zag hij de ordners onder mijn arm. Hij zag echter niet dat ze léég waren, waardoor hij er vanuit ging dat ik werk mee naar huis nam. En dat, beste mensen, was ten strengste verboden. Daarover sprak hij mij dan ook aan. Dat ‘gesprek’ ging ongeveer zo:

“Je weet toch zeker dat het ten strengste verboden is om werk mee naar huis te nemen?”

“Eh… ja.” (sprak ik aarzelend)

“Dat dat is vanwege de privacy van onze cliënten?”

“Ja, natuurlijk…” (ik kreeg een rood hoofd)

“Je begrijpt dat niemand risico of onverhoopte openheid van financiële zaken wil?”

“Eh… nee.” (ik kreeg een nog veel roder hoofd)

“Is het nodig dat ik hierover je chef nog aanspreek?”

“Eh..” (ik dacht: je moest eens weten)

“Het blijft dus bij deze ene keer?”

“Ja.” (dit zei ik buitengewoon resoluut)

Daarna heb ik dus nooit meer ordners mee naar huis genomen, zelfs niet in een plastic tasje. Want gestolen goed gedijde al niet voor ik het goed en wel achterover had gedrukt!

Al deze prachtige ordners hier hebben Man en ik dan ook eerlijk gekocht. Wel zo relaxt.