Verzorgen

Een verhaal dat ik lang geleden voor Plato’s WE-300 met als thema verzorgen geschreven heb. 

In de kamer is het een grote bende. Op de grond liggen lege bierflesjes en frisdrankpakken, beschimmelde boterhammen, koffiedrab, vuile kleren, schoenen, laarzen, klokhuizen…te vies om aan te zien. Ze probeert over de spullen heen te stappen, geeft het op, en baant zich een weg door de  rommel naar links en rechts te schoppen.  Haar handen jeuken alles op te ruimen, maar het is haar niet toegestaan.

In de uiterste hoek van de kamer staat een bed dat naar urine ruikt. Bij het bed blijft ze staan. De gestalte ligt met gesloten ogen op wat eens een witte kussensloop moet zijn geweest. Ze kijkt naar zijn gezicht: baardstoppels, wit haar en een leerachtige huid. Afgezien van de huivering voor de viezigheid, stroomt haar hart over van mensenliefde.

Ze kan niet zien of hij ademt. Zou hij al… Ze zakt iets door haar knieen, en neemt zachtjes een hand van de man in de hare. Door de aanraking doet hij zijn ogen open, en is een ogenblik verward, maar het schijnt hem niet te deren een vreemde te zien. Ze schenkt hem haar warmste glimlach.
Het is slechts een kwestie van tijd, dat weten ze allebei, en zij en haar collega’s van de thuiszorg willen niemand alleen laten sterven.

De man maakt onsamenhangende geluiden, en gebaart naar iets onder het bed. Huiverig vanwege de viezigheid, tast ze op goed geluk naar dat wat de man wil hebben. Ze voelt iets van leer en pakt het beet: een portemonnee. De man grist het bijna uit haar handen, en klemt het stevig tegen zijn borst.

Korte tijd later trekt ze het beduimelde laken over hem heen. Het beursje glijdt onder zijn hand vandaan. Ze pakt het op en klemt het er weer tussen.