Van korte afstand kijkt hij op haar neer. Er gaat een ontegenzeggelijke rust van haar uit. Een rust die Charles sinds lang niet meer gevoeld heeft.
Het was een proces geweest dat was gestart op het moment dat ze hem griefde dat pijn deed tot op zijn tandsteen aan toe. Het was alsof ze de bovenkant van zijn schedel had opgelicht, gevuld had met ijsblokjes en deze gaandeweg naar beneden gekropen waren en om zijn hart waren gaan zitten.
Was de situatie andersom geweest, dan had hij haar tot in den treure mentaal gesteund. Was het naïef geweest van haar hetzelfde te verwachten?
Met gemende gevoelens kijkt hij naar het attribuut in zijn handen. Dat was het tweede waarmee ze hem gekwetst had en het had maar een haartje gescheeld of hij had zijn knuisten op haar los gelaten.
Tijdens het laatste gesprek met de oncoloog had deze hem verteld dat Charles met dat lichaamsdeel alleen nog maar kon plassen. Dat had hij zelf allang geconstateerd maar het interesseerde hem geen zak. Hij wás er nog!
Thuis had zijn vrouw hem smalend aangekeken. ‘Jij bent geen man meer,’ had ze gezegd, ‘Slaap voortaan maar op het logeerbed.’
Nadat de ergste ijs kou gezakt was en er levensdrift voor in de plaats was gekomen, had hij achter haar rug om een postbus gehuurd in de stad, contant geld opgenomen van hun spaarrekening, een nieuw bankrekeningnummer geopend en was hij op zoek gegaan naar nieuwe woonruimte.
Haar dood was compleet onverwacht gekomen. Een hartaanval.
Morgen zal Charles niet bij de rouwplechtigheid aanwezig zijn. Hij heeft zijn persoonlijke spullen verzameld en in een gehuurd busje gezet. Later zal hij een container huren, de rest van de inboedel van hun gezamenlijk appartement erin dumpen en de huissleutel inleveren bij de huismeester.
Hij kijkt van het attribuut in zijn handen naar haar gezicht. Tegen beter weten in zoekt hij naar zachte lijnen. De vastberadenheid die hij voelt om te doen wat hij wil doen, is volkomen.
Hij doet een stap dichter naar de kist toe en moet nog behoorlijk hannesen om het ding op de juiste plaats te krijgen.
‘Zo,’ zegt hij hardop als het gelukt is. Met iets van triomf bekijkt hij het resultaat.
Dat haar woorden tegen hem zoveel impact op haarzelf zouden krijgen, had ze nooit kunnen bedenken.
‘Geen gezicht,’ had ze gezegd toen hij terugkwam van de pruikenmaker. ‘Met dat ding op m’n kop zou ik nog niet dood gevonden willen worden.’