Vies

Schrijfopdracht WE-300 van Plato, met als thema: oplossing.

Haar jeugd was een onpersoonlijke, koude toestand. Haar moeder was nooit te beroerd haar dwars te zitten, en had een groot gebrek aan geweten. Regelmatig snauwde ze met haar door drank aangevreten stem: ‘Als je een hond was, had ik je verzopen!’ Daar krijg je als kind een vies gevoel van.

In de loop der jaren heeft ze er mee leren leven, maar het blijft schrijnen.
Ze heeft een beetje gevoel van rechtvaardigheid gekregen toen haar moeder ziek en hulpbehoevend werd. Plichtsgetrouw voldoet ze aan haar eisen; alles in overleg met de thuiszorg.

Niets dan lof over de jongen meiden die haar draak van een moeder verzorgen. Sommigen durven  amper bij haar naar binnen uit angst wat ze nou weer te klagen heeft. Hád ze maar iets te klagen.
Verrekt, denkt ze, dit is mijn kans, en ik heb alle tijd om het ten uitvoer te brengen!

Het is een eitje het middel aan te schaffen, om over de te verwachte uitwerking maar te zwijgen, en ze verkneukelt zich reeds van leedvermaak. In vergelijking met een fairtrade chocolaatje zal de smaak tegenvallen, maar afgezien daarvan is het een beestachtig goed drankje dat elke zenuw bij haar moeder zal prikkelen.

De ouwe taart heeft weinig kracht om tegen te sputteren. Ze probeert het brouwsel wel uit te spugen, maar als ze merkt dat haar dochter het er met dezelfde snelheid weer ingiet, ziet ze in dat verzet zinloos is, en geeft ze zich over. Dat is nou nog eens lief!

Zo, het middel zit erin. Voldaan kijkt ze op de klok: 21.15 uur. De thuiszorg is geweest, en zal haar als eerste de volgende ochtend vinden. Niet te vroeg, hoopt ze. Na acht lepels levertraan zal haar moeder in haar eigen vuil de nacht doorbrengen. Viezer kan ze het niet maken.

Vieren

Schrijfopdracht WE-300 van Plato voor de maand april, met als thema: vieren.

Taxerend bekijkt ze zichzelf in de spiegel. Haar ogen blijven hangen op de puistjes op haar voorhoofd. Haar pony valt er gedeeltelijk overheen, maar ze heeft ook nog averechts krullend haar dat nooit zit zoals zij het wil. Haar vriend zegt dat hij overal omheen kijkt, omdat ze zo lief lacht. 

Van haar ouders heeft ze nooit complimentjes gehad, terwijl juist zij daar zo’n behoefte aan had.   Nog niet eens zozeer de complimenten, maar vooral de aanmoedigingen had ze goed kunnen gebruiken. Maar haar ouders wilden haar niet voortrekken ten opzichte van haar broer en zus, en van complimenten ging ze maar naast haar schoenzolen lopen, en als ’t tegenzit zou ze ook nog drukte krijgen. Nou, over dat laatste hoefden ze niet in te zitten. Met haar hazenlip is ze getekend voor het leven. Natuurlijk hebben chirurgen alles keurig “aan mekaar genaaid” zoals haar vader dat zo plastisch weet te formuleren, maar het litteken zal haar de rest van haar leven vergezellen.

Gisteravond was ze voor de eerste kennismaking naar haar schoonouders geweest. Ze was erg nerveus geweest, maar dat was nergens voor nodig. De ontvangst was allerhartelijkst, zijn familie toonde oprechte belangstelling voor haar, en ze voelde zich snel op haar gemak. Het gevoel van warmte tussen zijn ouders en haar was wederzijds.

Het grootste compliment kreeg ze een half uurtje geleden van haar vriend te horen. Zijn moeder had tijdens het ontbijt tegen hem gezegd: “Weet waar je aan begint, kind, een mooie vrouw heb je nooit alleen.” Nu ze er weer aan denkt, ziet ze wat haar vriend bedoelt: haar spiegelbeeld straalt haar tegemoet. Met een grijns van oorbel tot oorbel, besluit ze dat voortaan elke dag de moeite waard is om geleefd te worden, en het de hoogste tijd is voor een feestje.

 

Veilig

Schrijfuitdaging WE-300 van Plato met als thema: jagen.

Wanneer hij ze het minst verwacht, komen ze uit alle hoeken en gaten tevoorschijn. Nooit eentje, maar altijd de hele familie: dochters, kleindochters, nichten, zussen, en tantes. Ze zitten hem achterna en lopen steeds sneller op hem in. Dat sommige van die ouwe wijven zo hard kunnen hollen, zeker renpaardenvlees gegeten. De vorige keer kon hij nog van ze winnen. Vandaag niet meer.

Dichter en dichter komen ze in zijn buurt. Hij rent voor zijn leven, tot in een steeg twee vrouwen hem tegemoet komen. Alsof het afgesproken werk is, halen ze allemaal een voorwerp tevoorschijn: de één een mes, de ander een tennisracket waar je iemand mee kunt elektrocuteren; een hockeystick, een deegroller…Hij heeft niets, alleen zijn knuisten. Die wijven zijn niet wijs en willen wraak, omdat hij een oud wijf haar pensioentje afpakte, en haar per ongeluk doodsloeg toen ze tegenstribbelde..

De vrouwen weten dat hij niet meer kan ontsnappen, en grijnzen vals.
‘We wachten je op.’ roept er eentje.
‘We kúnnen niet wachten op je!’ roept een wijf met een takkenbezem. Dat mens moet een heks zijn, straks begint ze ook nog te toveren.
Langzaam en heel zeker sluiten ze hem helemaal in. Eentje slaakt een woedende kreet, en haalt naar hem uit met een deegroller.

Met een gil, een bonkend hart en gierende longen, wordt hij wakker. Het is donker. Waar is hij, wat is er gebeurd? Een zweetdruppel rolt in zijn oog. Het prikt. Hij hoort het rammelen van sleutels en het verschuiven van een grendel. Iemand schijnt met een zaklamp vlak langs zijn gezicht.
‘Alles in orde?’ vraagt een mannenstem.
Hij komt overeind om zich meteen weer achterover te laten vallen. Hij heeft gewoon weer dezelfde nachtmerrie. Pfff, wat een geluk…hier in de gevangenis is hij veilig. Nóg wel.

Verbeteren

Schrijfuitdaging WE-300 van Plato met als thema: verbeteren.

Het is doodstil in de klas. Zo stil, dat je een bonk kauwgom op de bodem van de prullenbak zou kunnen horen vallen. Slechts af en toe klinkt er een zucht, of het krassen van een pen.

Maarten weet dat de juf een hekel heeft aan krassen. Als je een schrijffout maakt, moet je links en rechts naast het foute woord een puntje zetten, en er geen kliederboel van maken.

Langzaam beweegt zijn pen over het papier. Hij ademt zwaar van inspanning. Het is ook niet niks: zijn allereerste opstel. Aan schrijven heeft hij een hekel. Het lijkt wel of de letters tegen hem zijn, of dat zijn pen helemaal vanzelf rare krullen en vieze vegen maakt. Maar dat zal hem nu niet gebeuren, want hij doet zijn stinkende best.

De titel van het opstel wist-ie al meteen, maar die schrijft hij pas als laatste, zodat het niet kan gaan vlekken. Met rode wangen van blijdschap, en ook een beetje van trots omdat het zo goed gelukt is, legt hij zijn pen neer en leest zijn opstel na. Het levert hem straks vast een complimentje van de juffrouw op. Of beter nog: een samenzweerderige knipoog.

Na de pauze deelt de juf de nagekeken opstellen uit. Maarten is gespannen als een veer en kan niet wachten tot ze naast hem staat. Zijn ogen schitteren bij voorbaat opgetogen.
Daar is ze! De juf kijkt hem een kort ogenblik aan. Geen lachje, geen knipoog. In plaats daarvan legt ze alleen het blaadje voor hem neer. Wat heeft hij fout gedaan? Hij kijkt naar het papier, en tranen prikken achter zijn ogen. Hij is er volslagen van ondersteboven. Dieper had ze hem niet kunnen kwetsen. Door een schrijffout in de titel, heeft ze door één woord een dikke, rode streep gezet: juf is liev lief. 

Een gelukkig nieuwjaar voor haar

WE-300 van Plato voor Winterwarmte & oud-en-nieuw

Ze opent de deur van de zijkamer, loopt naar de kist en schuift de deksel opzij. Hij ligt er nog steeds. Morsdood. Niet dat ze iets anders had verwacht, maar de  zekerheid doet haar goed.

Het was haar mans uitdrukkelijke wens geweest dat de deksel op de kist bleef liggen; niemand mocht hem zien. “Daar ben ik te trots voor,” had hij gezegd, en zij had erachteraan gedacht: voor het mooie hoeft er ook niemand te kijken. Hij had trouwens alleen máár uitdrukkelijke wensen gehad, die zij stuk voor stuk had moeten vervullen. De losse deksel is haar eerste overwinning. Nu kan ze letterlijk op hem neerkijken.

Over zijn heilige stoel, die zij alleen mocht uitzuigen en verder met geen vinger mocht aanraken,  heeft ze een felroze kleed gedrapeerd. De stoel is nu van haar en gisteravond heeft ze hem ingewijd door haar teennagels er op te knippen.

Ze draait zich om naar het raam en kijkt naar de hemel. Ze heeft altijd geloofd in iets sterkers dan zijzelf. Ook al behandelde haar man haar dertig jaar als een stuk vuil, in haar binnenste was altijd een  vuurtje blijven smeulen in de wetenschap dat ze voor eentje de moeite waard is.
Ze kan niet wachten om met de rest van haar leven te beginnen.

Morgen  – op oudejaarsdag – zal hij gecremeerd worden. Precies volgens zijn wens. Hij had haar geen groter plezier kunnen doen. De begrafenisondernemer had nog het idee geopperd de plechtigheid in het nieuwe jaar te laten plaatsvinden, maar daar was ze niet op ingegaan.

Ze hoopt maar een ding: dat haar man boven, in het hiernamaals, omringd zal worden met louter Licht en Liefde, want ze weet als geen ander dat hij te midden van zoveel moois niet zal kunnen aarden.