Error, error, error!

Joris en ik weten weer hoe het voelt een baby in huis te hebben.
In gedachten heb ik vijf blogs geschreven, maar elke minuut lijkt opgeslokt te worden door Rosa.

’s Nachts piept ze niet, ze jankt niet, nee, ze huilt als een wolf in opleiding.
Het klinkt langgerekt en wordt afgesloten met een kreet die afkomstig lijkt van een Engelsman die met een bekakt accent: “Error, error, error!’ roept.
Het mooiste is: het gehuil klinkt in canon, want de buufhond geeft antwoord.
We zitten met een dilemma. Buufman had “een mindere dag” vanwege zijn derde chemo.
Wat weegt zwaarder: de opvoeding of de buurman?
We sleepten de bench naar boven en zetten ‘m achter het bed.
Twee keer naar buiten voor een plasje – wat Rosa niet doet- en de andere keren dat ze jankt, roept Lief: ‘draai je maar weer om; het is nog te vroeg!”
Afgelopen nacht heb ik een vuile onderbroek van Joris in de bench gelegd. Dat hielp want Rosa heeft tot vijf uur doorgeslapen. Niettemin typ ik dit bericht met cocktailprikkers in mijn ogen.
Komende nacht zetten we de bench op de overloop en de nacht daarna in de keuken.

Na elk dutje nemen we Rosa mee voor uitstapjes over groene grasveldjes.
Heen en weer, heen en weer…
Bij binnenkomst haalt Lief zijn neus op: ‘Ruikt het hier nu al naar hond,’ zegt hij met met een vertrokken gezicht. ‘In één dag!’
Troostend zeg ik: ‘Over een paar dagen ruiken wij óók naar hond en valt het ons niet meer op.’
Om de moed erin te houden, doet Rosa een plasje op het keukenzijl.

Van een oude stoelhoes en badlaken had ik – voor in de woonkamer – een kussen gemaakt. Bedoelt voor Rosa maar Saar maakt er dankbaar gebruik van. Ze zit erop als Cleopatra op een troon, en zoals een toerist een gegraven kuil claimt door er zijn handdoek in te legen, drapeerde Saar er drie keutels op, zodat ze weet dat haar plek niet zou worden ingepikt door die bruine indringer tijdens haar inspectieronde door de tuin.

Hét summum voor Rosa is de kattenbak van Saar. Ten strengste verboden!
Afgelopen zaterdag was eerste les van de puppycursus. Het cursusgeld betaalde zich thuis direct uit, en sindsdien loopt de pup met een boog om de kattenbak heen.

Konijn en hond zijn elkaar tot op een meter genaderd. Gistermiddag liep Saar de keuken in en bleef bedelend voor de koelkast zitten, terwijl Rosa in de bench lag te dutten. Een flinke stap voor een gestrest knaagdier. We hebben haar beloond met een extra slaatje bla.

We hebben kaarten en cadeautjes gehad!
Vriendin vitamine C kwam met een schoenendoos aanzetten:

Als Rosa slaapt kunnen we onze ogen niet van haar afhouden: ze is er maar we kunnen het amper geloven. ’s Nachts weten we het zeker…

Welkom chocoprinses!

Ik ben vandaag zo vrolijk,
zo vrolijk, zo vrolijk,
ik ben behoorlijk vrolijk,
zo vrolijk was ik nooit!

Ik was een tijdje in blijde verwachting…

Want een meisje in Brabant had mijn hart gestolen.

En vanaf vandaag woont ze bij ons!

Dit is onze chocoprinses Rosa.
Een labradorpup van acht weken. Zie je haar rimpels en stevige poten?

Haar bench is zo groot dat ik mijn schrijfplekje voor het keukenraam kwijt ben.

Nou ja, het is maar net waar je hart ligt <3

Voor Saar zal het nog de grootste verandering zijn, maar we sleuren haar er wel doorheen!

 

De zwarte hond

Voor de zoveelste keer kijkt Roland op zijn horloge. Hij is hier veel te vroeg naar binnen gegaan. Nerveus veegt hij zijn handen droog aan zijn zakdoek. Ondanks dat de kennismaking vorige week om over naar huis te schrijven was, ziet hij toch tegen deze ontmoeting op. Diep in zijn hart weet hij waarom: hij weet nu wat hij te verliezen heeft.
Wat een heerlijke avond heeft hij met Marloes gehad! Zij heeft alles wat hij in een vrouw bewondert: ze heeft uitstraling en bruist als champagne.
Het is hem een raadsel dat zij uitgerekend hem heeft uitgekozen op de datingsite.

Hij weet zeker dat Marloes niet de goedkeuring van zijn moeder kan wegdragen.
“Je bent nog nooit dronken geweest omdat ik jou zo niet heb opgevoed. Onthoud dat goed! En behoud je kuisheid tot het altaar, mijn zoon!”
Nou, hij zou het best graag voor die tijd een keer willen proberen, denkt hij glunderend.
In gedachten hoort hij het zijn moeder zeggen: “Een meisje uit de stad? Tut-tut-tut.” Daarbij zou ze haar hoofd schudden alsof het om een zwaar vergrijp gaat.
Moet je zien waar zijn godvruchtige gedrag toe geleid heeft: een eenzame, verlegen man op een bank, een voorspelbare baan en een levensgroot gebrek aan lef. Alsof hij al met één been in het graf staat.

Eén dingetje: Marloes heeft een huisdier. Een hond.
Hoe slaat hij zich in hemelsnaam door een ontmoeting met dat beest heen?
Zij heeft al vergoelijkend gezegd: “Zorro is lief maar alleen wat onstuimig.”
Onstuimig…het zal wel weer zo’n ADHD-hond zijn: Aldoor Drentelen, Hijgen en Druk. Hij vindt honden vies. Ze likken aan alles en dan krijg jij een lebber met die tong. Hij gruwt alleen al bij het idee.

Daar is ze!
Zijn hart springt op alsof het naar buiten wil kloppen.
Ze ziet er nog oogstrelender uit dan de vorige keer…
Hij had zich voorgenomen grappig en charmant te zijn maar blijft onfortuinlijk steken in een slechte openingszin.
Marloes schijnt het niet te merken en lacht ontwapenend.
Ze bestellen wat te eten, praten honderduit en ongemerkt glijdt de avond voorbij.

Rond sluitingstijd wenkt Marloes de ober. Tegen Roland zegt ze: ‘Deze keer betaal ik want de vorige keer heb jij betaald. Voortaan doen we om en om. Vind je dat goed? Je wilt toch met me verder, hè?’
Hij is zo overdonderd door haar vraag dat hij alles tegelijk wil zeggen en er van de weeromstuit niets uit krijgt. Het enige waartoe hij in staat is, is suffig ja knikken met zijn hoofd.
‘Goed,’ zegt ze voldaan. ‘En nu gaan we samen naar mijn huis, hè?’
‘Ja, ja…voor een…eh… kop koffie,’ stamelt hij.
‘Wat jij nodig hebt, lieverd, is een flinke borrel.’ Teder omsluit ze zijn hand met de hare.
Hij is finaal van de kaart. Het gaat hem allemaal veel te snel.
Het kan hem niet snel genoeg gaan.

De volgende ochtend loopt Roland als in trance door Marloes’ tuin. Het ochtendlicht lijkt te fel te zijn voor zijn gezicht. Onwennig opent hij het tuinhek en stapt naar buiten. Met een grote hond en een enorme kater.

Rook

Hoe erg zijn vrouw het ook vond, hij hield stug vol en rookte iedere dag een sigaar. Buiten op het stoepje. Oók als het regende, want zijn rokertje was zijn laatst overgebleven lolletje. Zijn huwelijk was een onpersoonlijke, koude toestand.
Oh, wat zou hij graag weer eens willen gloeien als het puntje van zijn sigaar!

In het begin had hij de overgebleven stompjes tussen de beplanting gepiekt.
Dat  was voordat zij hem sommeerde ze stuk voor stuk op te rapen, en hem vervolgens een veger en blik in zijn handen duwde om de as op te ruimen.
Zijn opmerking dat de wind het sneller deed, maakte op haar geen enkele indruk. Ze stond erop.
Niet op de as helaas.

Ze waren 47 jaar getrouwd en dan doe je iemand niet zo snel meer weg, maar soms, als zij weer aan het tieren was dat zijn kleren naar de rook stonken, en hij aan het dagdromen sloeg met een lekkere bolknakker in zijn mond…
Hij zou beginnen met een barbecue voor de hele buurt, en daarna oliebollen gaan bakken en gourmetten binnen in huis. Van de lucht zou hij nog dágenlang plezier hebben.
Een vrouw kan ook té schoon zijn; er zijn belangrijker dingen in het leven dan een gestroomlijnd huishouden. Hij snoof verachtelijk.

Het was een sober, maar mooi afscheid geweest.
In plaats van een plak cake bij de koffie had hij tevergeefs gepleit voor een stukje rookworst, en was hij uiteindelijk akkoord gegaan met een bitterkoekje.
Voordat hij de auto instapte, keek hij eens op zijn gemak omhoog: zie de schoorsteen eens roken!
Ze hadden het nooit over haar laatste wens gehad, maar hij wist zeker dat zij het met zijn keuze niet eens zou zijn geweest. Hij moest zich beheersen om niet te grijnzen als een aap. 

Boodschappenoppas

Een nerveus uitziende man klampt me aan.
Met een zucht kom ik tot stilstand. Zie ik er uit als een vrouw die een vreemde man graag een pleziert doet? Ik ben al op voorhand geirriteerd, want ik heb uit gelubberde armen van het sjouwen, moet piesen, heb dorst en wil zsm naar huis.
Waarschijnlijk trek ik een gezicht alsof ik strafwerk heb, want de man verontschuldigt zich onmiddellijk. ‘Sorry mevrouw….Ik…ik…’ Hij valt stil en laat zijn schouders zakken.
Ik word overvallen door een knagend gevoel. Het duurt even voor ik het herken. Het is…het is…ahh… ik weet het weer: het is mijn zelfcorrigerend vermogen!
‘Wat kan ik voor u doen?’ vraag ik en laat mijn tassen op de grond zakken.

‘Zou u…even op mijn boodschappen willen passen?  ‘Want…’ de man kijkt zenuwachtig naar het trottoir achter zich, ‘…ik weet niet of ik daar langs kan lopen. Ik ga even kijken of het kan en kom dan terug om mijn tassen op te halen, begrijpt u?’
Ik snap er geen reet van. Volgens mij is dit de verborgen camera. Blijven lachen.
‘Waarom denkt u dat u daar niet kunt lopen?’ Ik wil niet op tv, maar wel intelligent overkomen op de cameraman.
De man snuift afkeurend dat ik het niet begrijp. ‘Omdat die hekken er staan!’ zegt hij. Hij wipt op zijn voeten heen en weer en staat te springen om weg te kunnen lopen. Zou hij zijn intelligentie kwijt zijn?
Het langs de hekken lopen duurt vast maar even, dus stem ik toe.
Spoedig verdwijnt de man uit zicht.

Mijn moeder heeft me geleerd dat ik van andermans spullen moet afblijven, maar kijken mag wel. Het eerste waar mijn doorgewinterde oog op valt, zijn de lekkernijen in één tas: kokosmakronen, spritskoeken, stroopwafels, gevulde koeken, boerencake, ontbijtkoek…
Daar steken mijn ongezoete boodschappen van de reformwinkel maar kleurloos bij af. De andere tas is minder interessant: losse aardappelen en een bloemkool.

Wat blijft de kerel lang weg! Even is al lang voorbij. Sta ik hier opgescheept met andermans eten. Zal je zien dat er straks een te langzaam rijdende auto voor me rijdt en ik mijn pies nog langer moet ophouden.
En het barst hier van de mensen; klampte hij uitgerekend mij aan!
En dan zijn er nog mensen die zich afvragen of het allemaal wel waar is wat ik in mijn stukjes schrijf. Alsof ik een ongeloofwaardig groots en meeslepend leven lijd leid.

Er komt een fietser op me af rijden.
Hij stopt, zet zijn fiets op de standaard, en wijst naar de tassen. ‘Ik kom de boodschappen voor mijn broer ophalen.’
Zijn broer? Dat lijkt me stug. De boodschappenman had de kleur van een mokkaboon en deze meneer die van een roetzwarte espresso.
‘Ik ben echt zijn broer,’ verzekert de fietser me als hij mijn twijfelachtige blik ziet. ‘Mijn broer…hij…  kan niet tegen veranderingen,’ legt hij uit, ‘hij kreeg stress van die hekken. Aan het eind durfde hij niet meer terug te gaan, is naar huis gelopen en heeft mij gebeld.’

De broer pakt de tas met aardappels. Hangt die aan het fietsstuur en draait zich om om de andere tas te pakken. Kedeng! De fiets van de niet zo snuggerige man valt om. De bloemkool en aardappels rollen over straat. Voorbijgangers helpen met oprapen.
De hoogste tijd er tussenuit te knijpen!