Rekel

Op mijn zesde verjaardag kwam ik in het rijke bezit van een platenspeler. Zeer tot ongenoegen van mijn Broertje, want hij had ‘m liever gekregen.
Ik draaide vooral singletjes. Daar moest ik voor sparen, en om dat leed te compenseren, kreeg ik er enkele van ooms en tantes. Puur omdat ze er zelf vanaf wilden, hoor. Zo kreeg ik een kinderkoor dat: “Hoor daar zingt de nachtegaal…” zong. Je reinste kindermishandeling!

Broertje kreeg ook plaatjes en die draaide hij dan op mijn pick-upje.
Een nummer dat we vijftig tinten grijs hebben gedraaid was: “Huilen is voor jou te laat” van Corry en de Rekels. Tot mijn Broertje het zo zat was, zijn ieniemienie zakmes pakte en een kras op het vinyl maakte. Daardoor bleef de plaat op hetzelfde punt hangen en zong Conny steeds alleen het woord “huilen,” waarbij ze een snik in haar stem had. Zo hadden Broertje en ik Corry nog nooit horen zingen; we vonden het beslist een verbetering.

Omdat Broertje en ik altijd net een verschillend plaatje wilden draaien, en niet op onze beurt konden  wachten, zorgde dat voor een dagelijkse oorlogvoering. Ten einde raad kochten mijn ouders voor hem ook maar een platenspelertje.
Toen begon het gedonder pas goed, want hij en ik wilden qua geluid boven elkaar uitkomen.

Omdat zakgeld dun gezaaid was, bleven we alles doen om aan gratis platen te komen.
Onze Oma had een lieve buurvrouw die ons wel een pleziertje wilde doen. Zij gaf ons lp’s van Tante Leen en Johnnie Jordaan. Dat trok ons Rotterdamse hart niet. Broertje en ik besloten ze als sjoelschijven te gebruiken. Over het gladde zeil van de gang in het bejaardenhuis, schoven we het vinyl onder de deuren door.
Tot Broertje een beter idee kreeg: “Kom mee naar buiten, dan gaan we ze daar als frisbees door de bosjes scheren!”
Ik geef het toe: het was ondankbaar, maar buurvrouws: “Veel plezier” was in elk geval niet tegen dovemansoren gezegd.

Vreemde vogelaar

Het is oranje en het zit op de schutting.
Sinds wanneer zie ik ze vliegen? Maar twee zintuigen die een loopje met me nemen is zelfs voor mij uitzonderlijk.
Ik sta oog in oog met een oranje kanarie.
Dat beestje heeft natuurlijk geen overlevingskansen buiten. Zal ik hem proberen te vangen? Hij zit vlakbij. Ik kan het toch proberen? Voorzichtig loop ik naar het vogeltje toe. Bijna ben ik bij hem…bijna…floepens, mis! De vogel is gevlogen. Wel heb ik een gat in mijn hand door een roestige spijker. Weer eens wat anders dan tijdens het shoppen.

Een mij tegemoetkomende meneer heeft het oranje zangtalent ook gespot.
‘Misschien staat er ergens een deur van een volière open,’ zegt de man tegen mij. ‘Kijk daar staat er eentje.’ Hij kijkt mij aan, zo van: regel jij dat even.
Soms ben ik de rotste niet.

Ik trommel een mevrouw met twee keffende hondjes uit huis. Het is niet haar kanarie, maar ze zal een vangnet pakken.
De kanarie vliegt verder en zit nu op het stuur van een kinderfietsje. De man loopt naar het vogeltje.
‘Misschien wil-ie op mijn vinger komen zitten,’ zegt hij.
Nou…als ik dat vogeltje was… De man ziet eruit als een sjappie, met ontploft haar, en een onverzorgd uiterlijk.
‘Kunnen we niet beter op het vangnet wachten?’ opper ik. Mijn idee wordt lauwtjes ontvangen.
De oranje fladderaar vliegt een hoge boom in. Einde verhaal.

Teruglopend naar mijn fiets, word ik achtervolgd door de spotter. Hij werpt me een poeslieve blik toe. Hij knikt naar me op een manier, zoals mensen die een geheim delen elkaar begroeten.
‘Hallo,’ zegt hij en raakt mijn hand aan.
Dat is míjn hand, denk ik.
Hij vertelt op blijde toon: ‘Ik heb ook een vogeltje. Een heel bijzonder vogeltje.’
Er bekruipt me een gevoel van lichte verwarring en onpasselijkheid. Wat heb ik nou weer aan mijn fiets hangen?

De man vertelt verder en raakt mijn arm aan.
‘Mijn vogeltje houdt ook van vrijheid,’ zegt hij met glimmende ogen.
Moeder Maria, denk ik, als hij het nu maar niet over zijn privévogeltje zonder veren gaat hebben.
‘Mijn vogeltje wil er elke dag een paar keer uit.’ De man kijkt naar beneden in de richting van zijn (s)navel.
Of ik wil of niet, ik kijk met hem mee. Zal hij een standvogel of een trekvogeltje hebben? Ik houd het voorlopig op het kleinste vogeltje van Nederland: het winterkoninkje.

De man zet een gezicht op alsof hij een buitengewoon fijne verrassing voor me heeft en doet een stapje dichterbij. Hij raakt mijn schouder aan en zegt vurig: ‘Mijn vogeltje is op zoek naar een nestje…’
Sjezus, straks doet hij zijn nog gulp open. Dank je de koekoek, van die aanblik blijf ik liever verschoond.

‘Wil je je vogeltje de rest van je leven nog blijven gebruiken?’ zeg ik dreigend, ‘dan zou ik ‘m maar in m’n broek laten zitten als ik jou was.’
Met een deerniswekkende gezicht kijkt de man me aan. Interesseert zijn vogeltje mij dan niets?
Nee, geen fluit!
‘En nou opzouten, anders fiets ik gewoon over je heen!’
In luttele seconden fietst deze vrije vogel de straat uit.

Rijbewijs

‘Wat doe je als eerste als je bent ingestapt?’ vraagt Man.
‘In de spiegel kijken of mijn haar nog goed zit’, antwoordt Kind.
‘En als tweede?’ vraagt Lief geduldig verder.
‘Op feestboek zetten dat ik nu mijn eerste rijles heb.’ Als Roos het gezicht van haar vader ziet, roept ze geirriteerd: ‘Ja, ja, ik geef de man een hand en doe mij gordel om!’ Het komt er snibbig uit, wat niet aardig is als je vader alles geregeld heeft.
‘Als jij morgen je eerste rijles hebt,’plaag ik haar, ’trek ik de luxaflex in de keuken omhoog en gaan je vader en ik voor het raam staan kijken hoe je wegrijdt.’

Het moment is daar: de lesauto rijdt voor de deur. Uit de auto met bovenop de naam “De Koning” stapt een Turkse meneer. Lief heeft alleen e-mailcontact met de man gehad, en begrijpt nu waarom hij met de naam van de rijschool ondertekende, en niet met zijn eigen naam. Een verrassing, maar geen probleem.
Man maakt kort kennis, en als Roos plaatsneemt achter het stuur, vlucht hij snel naar binnen. In de keuken blijft de luxaflex hangen, en Lief en ik gaan zelfs niet voor het raam staan kijken, maar dat hoeft ook niet, want in de weerspiegeling van de ruit van de keukenkast houden we alles in de gaten.

Daar gaat ze.

Aangeslagen komt Roos thuis. Ondanks haar zomersproeten ziet ze bleek rond de neus.
‘Wattizzer?’ vraag ik verbaasd.
Nou,’… begint ze… Haar onderlip trilt. ‘Die man vind ik niks. Op de dijk moest ik per se vijftig km/u rijden, ook toen er een fietser voor me reed en er een tegenligger aankwam… Ik kon ‘m amper verstaan…hij zat maar te mompelen. Toen ik ‘m niet verstond, gilde hij: “je gaat nu zzelv gazz geven en remmen…”maar toen ik remde gilde hij: “alleen alzzik het zzeg! Luizzter wat ik zzeg! Jij moet beter je bezzt doen, meizzje!”doet Kind zijn stem na. ‘Wat een creep, die kerel,’ zegt ze teleurgesteld.

Dit hadden we ons alle drie anders voorgesteld.
Autorijden leer je natuurlijk niet door achterover te leunen, maar je rij-instructeur kunnen verstaan lijkt me een prioriteit. We gaan er niet zeurderig over doen. Het barst van de rijscholen dus een nieuwe proefles is snel besproken. Telefonisch.

En zie daar: sinds vorige week is Roos de trotse eigenaar van het roze “papiertje.” Nu droomt ze van een eigen autootje (zie foto.) Een bescheiden *uche* wens voor een studente. Blijven dromen, Roos.

Herinner jij je je eerste rijles nog?

Zweetvoeten

De lucht is tranen trekkend weerzinwekkend en voor een gewone sterveling niet te bevatten.
Als Charles ’s avonds uit de bus stapt, kunnen ze hem thuis in de eetkamer al ruiken.
Onderweg stoppen koeien met herkauwen; houden vogels op met zingen; vallen muggen bij bosjes dood uit de lucht, en lopen mannen van het riool een straatje om.
Het zorgt voor vernederende taferelen op zijn werk. Collega’s hoesten demonstratief als hij op de gang voorbij loopt, of vragen zogenaamd voor de grap of hij al een andere baan aan het zoeken is.
Hij kan ze niet mild stemmen door te vertellen wat hij allemaal al heeft geprobeerd: wisselbaden, cremetjes, twaalf maal daags schone sokken, homeopathische balsems, geurvreters, kruidenthee, ochtendurine…
Zelfs de huisarts – een heel meegaande – weet het niet meer.

Echte liefde houdt zijn vrouw op de been, totdat ook zij het niet meer trekt.
Via via komt ze achter naam en adres van een arts die gespecialiseerd is in de behandeling van kwalijke dampen. Helaas betaalt de verzekering niets, en is zowel de reis als de behandeling duur.
Het voorstel van zijn vrouw om zijn collega’s om een financiele bijdrage te vragen, wordt op het werk met gejuich ontvangen, en er wordt grif gegeven.
Als de piloten onderweg niet bezwijken van de lucht, maken ze een goede kans.

De specialist legt uit dat het om een zware ingreep gaat, maar dat hij veel ervaring met de specifieke operatie heeft en dat de prognose goed is. De littekens zullen thuis mooi helen. Het revalideren zal wel lang duren, drukt de arts hen nadrukkelijk op het hart.
Hij zal een tijd lang op krukken moeten lopen, maar bijkomend voordeel van de behandeling is dat hij geen last meer zal hebben van zweetvoeten, ingegroeide teennagels, en eksterogen. De invoelende blik en geruststellende woorden van de arts klinken het echtpaar schoon in de oren, en met vertrouwen zien ze de behandeling tegemoet.

‘De operatie is geslaagd,’ fluistert zijn vrouw hem in zijn oor. Met gloeiende wangen staat ze naast zijn bed. Ze ziet eruit als een blije doos. Wat wil je? Reikhalzend kijkt ze uit naar het moment dat de wereld weer aan hun voeten ligt, en zijn nooit meer sokken van hem zal hoeven wassen.

!Si

‘Suzanne en ik willen deze zomer samen op vakantie,’ deelt Roos mee tijdens het avondeten.
Lief en ik knikken simultaan dat het goed is.
‘Op één voorwaarde,’ zeg ik.
Roos neemt onmiddellijk aan dat er een ramp op komst is en kaatst in de chagrijn-stand: ‘Moet ik zeker in Nederland blijven?’
Ik steek mijn tong naar d’r uit. ‘Je mag overal naar toe zolang je maar binnen Europa blijft. Je gaat niet naar een of ander gaar land dat de vrouwenrechten niet respecteert. Turkije of zo.’
Roos’ gezicht klaart meteen op.
Is dat alles? Oehoehoe.
Ze wil niet eens naar Turkije!

Een paar dagen later doet ze haar kamerdeur open net als ik de trap op kom lopen. ‘Suus en ik gaan een stedentrip doen, mam, en we beginnen in Londen.’
‘Londen…’zeg ik met een blik naar buiten. Het regent al uren. ‘Ik zou lekker naar Barcelona gaan… Cultuur, mooi weer en het ligt aan zee.’

Merkwaardig. Roos vindt mijn ideeen altijd zo-zo maar ik heb het woord ‘zee’ nog niet uitgesproken of ze is van reisbestemming veranderd.
Ze appt haar vriendin en wacht op antwoord.

Ping!

Roos kijkt op haar schermpje en gilt: ‘Si!’ De adrenaline schiet door haar heen en ze springt dansend heen en weer op de trap.
‘Niet op de trap!’waarschuw ik. Maar twee keer op één dag het advies van je moeder opvolgen is uiteraard teveel gevraagd.
‘Ga je nou reisgidsen halen?’ informeer ik.
Reisgidsen? Die zijn toch van papier? Dat is voor theemutsen met krulspelden. Laat dat nou maar aan haar over.

De feestvreugde groeit bij de aanblik van het aanbod op internet.

Twee weken later hebben de vriendinnen geboekt.
Roos dreunt op: ‘Eén week, een hotel in het centrum, logies, ontbijt, en we vliegen vanaf Brussel… Wacht!’ roept ze met een snelle blik naar mij, ‘Ik weet al wat je wil zeggen, maar ik ben nog niet uitgepraat! Dat scheelt 200 euro per vliegticket, en met onze studentenpas betalen we voor een treinkaartje naar Brussel maar 26 euro.’
Die Roos….Heeft ze toch niet voor niets economie in haar examenpakket gehad.

Nu moet ze gevoelsmatig tientallen jaren wachten tot het 19 juli is. Maar dan hééft ze ook wat: vakantie zonder begeleiding. Groter geluk is ondenkbaar!