De geheugenstraat

Keek op de week (153)

Ouderkerk a/d IJssel

Het was stikmistig. Alsof de damkring zelve de Aarde bedekte. Ging fietsen.
Roos was thuis en zwaaide me uit. ‘Dag mam, veel plezier. Doe je voorzichtig?’
De omgekeerde wereld.

‘Twee velletjes postzegels voor op een brief, alsjeblieft.’
Jonge medewerkster pakte blauwe hoofd van Wim-Lex.
Ben zwaar uitgekeken op koningshoofd, zelfs wanneer ik er een baard op teken.
‘Heb je ook die fietsjes? Oh,’ riep ik verheugd – half over balie leunend en wijzend naar roze vel in postzegellade – ‘doe maar die hartjes.’
‘Hartjes verkopen we alleen voor op trouwkaarten.’
Aperte nonsens! Vroeg: ‘Controleert iemand dat?’
Medewerkster keek naar oudere collega die mijn bovenste helft aandachtig bekeek. Taxeerde mij op verwarde vrouw, knikte kort naar collega dat het goed was, áls klant maar als wiedeweerga klantenservice verliet.
Wil voortaan alleen nog harten. Ga anders stampvoeten! Of gillen.

Wandelde met Rosa door polder. Eer ik doorhad dat ze er lagen, had hond drie verse paardenvijgen verschalkt. ‘Smerige keeshond,’ schold ik.
Rosa keek me aan: Baas, ze happen zo heerlijk weg.
Trok thuis spijkerbroek uit en schone aan (had afspraak.) Tijdens broekenwisseling kwam hond aanlopen en gaf me snel liefdeslik over blote been. Voelde bacteriën over been omhoog rennen.

Liep in Erasmus MC. Zag man met hoekig gezicht, wit golvend haar en pretogen. Keken, twijfelden, stapten op elkaar af en noemden elkaars voor- en achternaam. Frappant. Laatste keer dat wij elkaar zagen was tijdens eindexamenfeest van havo in Rotterdam.
Vroeg: ‘Iemand had jou met een potloodpunt in je oog gestoken. Is dat goed gekomen?’
Erik knikte. ‘Helemaal. Dat je dat nog weet.’
‘Ja, je bent 1m90 en dan steekt iemand in je óóg.’
‘Ben jij nog steeds Bowie-fan?’
‘Was ik zo erg?’
‘Nee, hoor. Tijdens Staatsinrichting schreef je uit verveling zijn naam op je spijkerbroek.’
Wandelden langs Memory Lane. Hoe we vliegtuigjes vouwden van servetten tijdens tussenuren in stamcafé. De brand joegen in shaggies. Op maandag ramen openzetten voorafgaand aan eerste uur biologie, want tijdens ochtendgebed van docent, reed vuilniswagen voor. Iets nuttigs deden: WLB (Werkgroep Leerling Belangen) oprichtten.
‘Bij lesuitval mocht ik een keer met jou mee naar huis,’ zei ik. ‘Koffie drinken. Werd er gebeld, stonden er Jehovah’s getuigen voor de deur. Ze zeiden: wij komen u Jezus brengen. En toen zei jij: – Erik en ik in koor – Zet hem maar onder aan de trap.’
We schaterden.
‘Daarna hadden we Godsdienstles,’ zei Erik. ‘Er viel niets meer met ons te beginnen.’

Fietste op rotonde waar ik voorrang had. Keek of naderende automobilist het wilde geven. Auto minderde vaart. Juist toen ik overstak, zette bestuurder turbo aan. Voelde me in vorige eeuw op racefiets al een levend dartbord, maar het wordt steeds gekker: in zwarte Golf zat politieagent. Verkeersregels gelden zeker alleen onder werktijd?
Trakteerde vanuit wegberm agent op twee gestrekte middelvingers. Hoor eens: kerst heeft ook twee dagen.
Raam gleed omlaag. ‘Had je wat?’ vroeg eigenaar.
‘Je denkt toch niet dat ik met jou in discussie ga? Stakker.’

Oh, kom er eens kijken: de Sint is weer in het land! Zin om me te doen met een authentiek Nederlands spel? Speel het SinterPieterklaasspel! Kennis van zaken is overbodig. Raadsels en rebussen oplossen is het devies. Zet je schoen klaar en start het 1e spel op 25 november. Geef je hier op!

Het Sinterpieterklaasspel

Het kleuterknipsel

KodW (152)

Mevrouw op leeftijd werkte in voortuin. Uitgerekend daar – midden op stoep – draaide Rosa een drol.
Had hedenochtend mijn tussenjas van zolder gehaald en vergeten zakken te vullen met plastic zakjes. Zelfs aan handvat van riem zat er geen.
Shit!
Vrouw keek van berg uitwerpselen naar mij en zuchtte. ‘Hebbie geen zakkie bij?’
‘Sorry, ben ik vergeten. Heeft u er misschien eentje voor me?’
Vrouw bekeek me achterdochtig. Alsof ik mijn hond heb getraind bij haar voor de deur te gaan zitten schijten zodat ik haar huis kan leegroven.
Ze stapte naar binnen en met betekenisvol gelaat sloot ze de voordeur.
Binnen hoorde ik haar praten.
Een man verscheen voor het raam en bekeek me aandachtig: zó ziet een vrouw er uit die een hondenpoepzakje vergeet. Genoeg gezien, liep hij weer weg.
Tweede bedrijf.
Daar was de dappere huisvrouw! Ze reikte mij een veelvuldig gebruikt doorzichtig plastic zakje aan.
Vrouw keek toe hoe ik missie volbracht en keek me na terwijl ik straat uitliep. Aan deze zaak zat beslist een luchtje…

‘Wat zie je er mooi uit,’ zei Buufmoeder (moeder van Carolien.)
Had net uur met Rosa in regen gelopen. Met plu, kletsnatte broek en uitgezakt haar. Zei: ‘Voel me net een afdruiprek.’
Ze schatert altijd zo aanstekelijk, je doet vanzelf mee.
Buufmoeder had capuchon op, bovenste rand tikkeltje om gevouwen en op haar lippen een vleugje lippenstift. ‘Was gisteren bij huisarts,’ vertelde ze. ‘Ben dit jaar negen centimeter gekrompen.’
‘Straks wordt u nog een kaboutervrouwtje en past u in de tuin.’
Ze gilde van pret.
‘Het doet toch nog steeds geen pijn?’ informeerde ik voorzichtig.
‘Alleen in mijn portemonnee. Mijn broeken moeten worden vermaakt.’
Keek naar boodschappentas in haar hand. ‘Gaat u lopend naar het dorp?’ vroeg ik ongelovig.
‘Mijn rijbewijs is verlopen,’ zuchtte ze. ‘En bewegen is goed voor me.’
Bood aan met auto met haar mee te gaan of haar alleen te brengen, maar moedig weersprak ze me.
‘Tippel ze,’ wenste ik haar toe.
‘Tippelen, dat zeg je toch niet tegen een oude dame?’ riep ze met gevoel voor drama. ‘Wat ben jij erg! Neemt mijn dochter me niet in de maling, doe jij het!’ Daarna – op serieuze toon -: ‘Denk erom, jij gaat niet eerder dood dan ik, hè?’
Kon ineens niets meer zeggen.

Ging naar kapper. Had ganse dag ochtendhumeur.
Zag bij kapper vader van oud-klasgenoot van Roos. Type stoere man. Een die zich op borst roffelt als sterkste aap van rots. Een wielrenner die niet goedkeurde dat vrouwen ook op racefietsen rondreden. Onderweg kwamen we elkaar overal tegen. Steevast bekeek hij me met afkeuring.
Vrijdag was mijn lucky day. Bij kapper zat man van apenrots, met hoofd vol rollers en krulspelden. Voor een permanent.
Hij zag me en zijn gezicht vertoonde onmiddellijk explosie van horror. Kerel veranderde in nerveuze geest, en had zich liefst onder kappersstoel gewrongen.
Knikte hem grijnzend toe. Mijn humeur schoot na dit waardevolle moment omhoog.

Fransman van Postcrossing wil louter kaarten van naakte dames ontvangen. Jamais!
Had onlangs in Varagids (die mijn vader trouw voor mij bewaart,) afbeelding gezien van gorilla. Zocht naarstig in oudpapierdoos. Voila. Knipte aap op formaat van blanco correspondentiekaart en lijmde deze vast. Plakte strookje witte sticker over locatie waar ik tepels vermoedde. Klaar. Salut Jean-Kloot!

Postcrossing – Duitsland

Haantjesgedrag

KodW (150)

Wat vliegt een week.
Weet nog reclameslogan die in sociëteit hing toen ik twintig was: “Het leven begint bij veertig.” Dacht toen: ammehoela! Ben dan dood óf theemuts met krulspelden.
Moet je zien wat er van ons is geworden: we hollen maar voort.
In 2013 – ten tijden van het Boekenweekgeschenk van Kees van Kooten – vroeg verslaggever aan hem: ‘Hoe komt u tot rust?’
Kees antwoordde: ‘Door dood te gaan. Eerder heb ik geen tijd.’
Laat dit nou de 150ste keek op de week zijn!

Liep rondje met Rosa en zag in tuin kleine gevallen vrouw liggen. Impulsief bukte ik en takelde kaboutervrouwtje overeind.
Hoorde getik op raam. Vrouw erachter schudde bestraffend met wijsvinger.
‘Ik zet alleen uw kabouter rechtop,’ riep ik.
Bewoonster was niet in staat van privilege te genieten en bleef zwaaien met vinger. Snapte vrouw niet: 24/7 met kaboutersnoet in zwarte aarde liggen is toch geen leven? Snapte mezelf ook niet. Bukte weer en duwde kaboutervrouw omver. Keek tel naar haar recht overeind staande echtgenoot en gooide hem óók omver. Voelde goed.
Negeerde getik op vensterraam en liep verder.
Baas?
‘Ja, Rosa.’
Ik weet wat grote baas zal zeggen als hij dit hoort.
‘Maar grote baas hoort het van niemand want wie geeft jou tweemaal daags eten?’
Kon het me verbeelden maar hond leek te knikken.

‘Doet u mee aan actie voor gratis kledingcheque ter waarde van 450 euro?’ vroeg kassamedewerker Kruidv@t.
‘Ja, graag,’ zei ik.
Achter me bromde vrouw: ‘Ik doe niet mee; ik win nooit wat.’
‘Als u nergens aan meedoet, niet,’ zei ik vriendelijk.
Vrouw keek me geïrriteerd aan.
Zag dat vrouw jokte; ze had wel degelijk iets gewonnen. In haar gezicht zat bruine wrat met zwarte haren.

Twee boerkes van buut’n liepen naast elkaar en hielden halt op bruggetje.
Hun handen steunden op leuning. Ze droegen houten klompen, een blauwe werkbroek en geruit overhemd. Na een arbeidzaam leven hadden ze alle tijd van de wereld.
‘Ut benne postzegels, hè?’ gebaarde een boer met zijn hand naar de afgebakende lapjes grond van de amateurtuinvereniging. Zijn stem had een brommige ondertoon. ‘Arepels, uien…daar hebbe ze waainig werk an.’
‘Ze zitte meer dan ze sjouwe,’ beaamde ander.
Rosa dacht: kan best wezen, maar ik wil erlangs. Keek van ene naar andere boer maar er was geen passeerplaats. Of…ja toch. Met mengeling van schaamte en verbazing zag ik wat Rosa zag en liet hond begaan. Hoopte dat meest rechtse boer gevoel voor humor had. Enorme O-benen had hij al en daar stapte hond tussendoor.
Liep dichterbij, zei goedemiddag, eigenaar van O-benen ging opzij en ik haastte me het bruggetje over.
De brommer constateerde droog: ‘Raar volk.’

Stapte in omgeving van watertoren – in middle of nowhere – van fiets. Drie hanen kwamen op me toesnellen. Helaas, mijn eiwitreep deel ik met niemand. Had wel broodkruimels. Onderwijl het zakje leegschuddend -jij wat, jij wat en jij ook wat – doceerde ik: ‘Het zijn koolhydraatarme en met eiwit verrijkte volkorenkruimels.’ Dat moest ze toch goeddoen? Bliefden die verwende loeders ze niet. Een haan kwam brutaal dichterbij. Ik hield zijn kraaloogjes en snavel in de gaten, want hij keek verlekkerd naar mijn voorband.
’Pas je op?’ waarschuwde ik. ‘Ik ga met plezier boven op je zitten!’
Was te voorbarig; beest gedroeg zich voorbeeldig.

Seg maar Sjon

KodW (149)

Oudewater

Fietste polderrondje. Voor Gouda haalde ik een man op een Gazelle randonneur á la wereldfietser Frank van Rijn in. Hij droeg een retro wielershirt en een helm van paardenhaar. Uit zijn achterzak stak een pakje zware Van Nelle.
Tijdens passeren vroeg de man of ik de weg naar Oudewater wist.
Plakje cake, mensen!
“Seg maar Sjon” verkeerde in lichte paniek want hij was zijn fietskaart kwijt.
Mijn ingebouwde radar taxeerde de krasse knar als onschuldig, dus stelde ik voor samen te fietsen.
‘Kommie uit Rotterdam?’ informeerde Sjon. ‘Ik uit Amsterdam. Statistisch gesien souden wij een hekel aan mekaar motte hebbe.’ (Rotterdam/Amsterdam versus Feyenoord/Ajax.)
Zei prompt: ‘Dat maken wij toevallig zelf wel uit.’
Dat directe antwoord beviel Sjon zeer. Hij schamperde genadeloos over asociale wielrenners. ‘Mij kijke se erop aan. Hep jij dat niet?’
‘Het glijdt meteen van me af. Het is net als met voetbalsupporters: vier procent verpest het voor de rest.’
Sjon keek of hij een openbaring hoorde. ‘Fier procent ferpest het foor de rest…So hep ik het nog nooit bekeke.’ Allemaal leuk en aardig, maar: ‘Hoe kom ik nou aan een fietskaart?’
‘In Oudewater – tegenover de kerk – zit het VVV. Als dat gesloten is, kunt u voor een kaart in de kerk terecht. De deur staat open. U mag uw fiets in het portaal parkeren.’
Van zo veel service viel de praatgrage Sjon stil.

Buiten ging de herfst behoorlijk tekeer. Midden op dorpsweg zat kletsnatte duif. Dier zag er uit als een scharminkel, en ging niet aan kant voor scheurende scooter. De postbode stond er als een treurwilg naast. ‘Onder die auto zit een kat,’ wees hij.
‘Heb je tijd te blijven staan?’ vroeg ik. ‘Loop ik naar de duivenhouder.’
Belde aan, zag beweging achter glasdeur. Man deed open. Terwijl ik over de duif vertelde, trok kerel zijn houten klompen aan en kloste achter me aan over klinkers. Hij bekeek de situatie, dreef de duif richting een heg en ving vogel in een vloeiende beweging. Witte veertjes dwarrelden op grond. Duif werd bekeken met kennersblik. ‘Het is een postduif. Goeie conditie. Helemaal verregend. Kan weer vliegen zodra ze is opgedroogd.’

Acht was ik, en had een vriendje. Hij heette Dickie en dat was-ie ook een beetje. Hoogtepunt van dag was na schooltijd hand in hand teruglopen naar huis. Dagen later liep een schoolvriendinnetje van me mee. Mooi meisje met lang, blond haar. Dickie zag dat ook en wilde hand in hand tussenin lopen. Ging mij te ver. Liet zijn hand los en zei tegen vriendin: ‘Margo, jij mag ‘m wel hebben.’
Beslissing viel me licht: Dickie had zweethanden.

Ging drie-chocoladen-ijs kopen voor Roos.
Pakte ijs uit koeling bij buurtsuper, en reed met tassen vol boodschappen naar huis. Borg alles op en ging koken. Wilde ’s avonds Roos trakteren op lekkers maar kon ijs niet vinden. Trok alle diepvrieslades open-dicht-open-dicht.
Dacht na.
Had ik ijs afgerekend? Check.
Had ik ijs meegenomen? Che…Aha! Holde naar trapkast, en jawel, onder in boodschappentas zat plastic koeltas met ijs.
‘Wil je per se koud ijs of mag het ook een milkshake zijn?’ vroeg ik Kind.
Man zat te schuddebuiken. Zal dit voorval nog váák moeten horen.
Zijn er nog lezers die zin hebben in een authentiek Nederlands spel? Doe dan mee met het SinterPieterklaasspel! Kennis van zaken is overbodig. Raadsels en rebussen oplossen is het devies. Zet je schoen klaar en start het 1e spel op 26 november. Geef je HIER op.

Het Sinterpieterklaasspel

De gelukkige huisman

Keek op de week (146)

Nieuw hoekje

‘Die gescheiden collega waarover ik vertelde,’ zei Joris. Hij schaterde bij voorbaat om wat komen ging. ‘James, zestig, kaal met bierbuik. Heeft een T1nd3rprofiel aangemaakt.’
Man kreeg scheurbuik van het lachen. ‘En hij,’ hikte hij, ‘hij heeft ons zijn -hahaha – zijn profielfoto laten zien. Hij staat met zijn bui-hui-huik achter zijn nieuwe motor in hou-hou-houthakkershemd. Zoekt vriendin jonger dan 45. Gewoon zielig.’
‘Is dat zo’n man wiens eigenwaarde permanent in bloei staat?’ vroeg ik.
‘Precies. Met een beroerd gevoel voor humor. Frank vroeg: is dit je derde jeugd of ga je voor de derde leg? Vond James niet leuk.’ Man veegde tranen uit ogen en zei: ‘Nu is het wachten op een slachtoffer.’
Joris slikte. Kreeg glazige blik. ‘Stel je voor…een jonge meid en een blinkende motor…’
Ben positief ingestraalde vrouw, dus benoemde ik Joris’ pluspunten. ‘Schat, je bent lang en slank, hebt al je haar nog, maar niet het geld.
‘Nee,’ zuchtte Man. ‘Wij hebben dit voorjaar hele huis verbouwd. En ik heb jou-hou-hou…’gierde hij.
Ik nam nog een pure bonbon. Het is ongelofelijk maar waar: heb nieuwe doos gekregen.

Inhalende automobilist maakte ongelukkige manoeuvre en ik belandde in berm (the story of my life.) Fietspedaal sloeg tegen linker scheenbeen. Voelde geen pijn. Wel dat er iets over been liep. Bloed. Stroomde in straal richting schoen. Trok snel sok omhoog. Wat er boven gat in mijn been zat! Een bult ter grootte van krielei. Dacht aan reclameslogan: “Een ei hoort erbij.” Dan liever gebakken. Trok schone boerenzakdoek uit achterzak fietsshirt en knoopte die om been.
Thuis veegde ik been schoon en liet Rosa uit. Bij terugkomst was bult bijna weg. Jaja, wandelen doet wonderen. Na douchen deciliter jodium op gat en pleister geplakt. Onderbeen is nu blauw. Mijn favoriete kleur.

Vouwde boven in slaapkamer was op. Beneden zoog Joris woonkamervloer. Hoorde borstels schrapen. Boven motorgeronk galmde Joris’ stem een zelfverzonnen aria.
Wat je noemt een gelukkige huisman

Wilde na gebruik van zelfscan, pinnen bij buurtsuper toen pinapparaat met snoekduik voorover lazerde. Hangend aan kabel deinde het laag boven vloer.
Gaf apparaat duwtje en het katapulteerde tegen achterwand. Hield snel pas ernaast en hoorde: piep!
Attendeerde iemand van klantenservice over haperend stuk techniek. Bleek het apparaat speciaal bestemd voor mensen in rolstoel…

Was bijna in Oudewater.
Links provinciale weg, rechts boerderijen.
In de berm ramde een gemeentewerker een verkeersbord in grond. Zou er met bewondering naar kunnen kijken maar werd afgeleid door gemeentewagen dwars op fietspad.
Dat werd racefiets over vangrail tillen en stukje over provinciale weg lopen. Ach, in Luxemburg fietste ik eens over snelweg…
Onverhoeds reed gemeente-auto rechts het erf op.
Toeval in mijn bestaan? Stel dat chauffeur zich bedacht en plankgas achteruit reed? Zou ik worden geplet. Zonde van mijn fiets.
Naast de tot stilstand gekomen auto verscheen een man. Zijn tanden bloot lachend, wenkte hij mij met zijn arm.
Reed er een BN’er achter me? Keek achterom. Fietspad was verlaten.
Aardige mensen. Je verwacht het niet, hè?
Riep in voorbijgaan: ‘Dank u wel!’

Handen jeukten. Pakte snoeischaar, deed knipknipknip in tuin en fietste naar ecologisch tuinierende vriendin. Wikkelde krans. Ligt op oude emaillen fornuis (gekregen van Carolien) in tuin.

Herfstkrans